vrijdag 23 december 2011

Ressentiment en schaamte

Wraak of ressentiment is een moeilijk leesbaar onderdeel bij Nietzsche. Je zou zeggen dat de Ewige Wiederkehr toch ook een herhaling van het ressentiment impliceert, en waarom zou je het ressentiment niet kunnen opvatten als de vorm bij uitstek van de ewige Wiederkehr?

Wraak is een linke emotie omdat hij zo op rechtvaardigheid lijkt, maar de temperantie mist die bij de rechtvaardigheid hoort. Wraak roept wraak op en is nooit voldoende.

Het lijkt dus de almachtsfantasie te zijn die ons meer tegenstaat dan de wraak zelf, de fantasie dat we de wraak en weerwraak kunnen opvoeren tot het punt van de totale ontploffing van de ander, waarbij we die van onszelf op de koop toenemen.

Dit leidt tot een lezing van Nietzsche die hem in de buurt van Schopenhauer brengt: zowel wil als willoosheid kunnen resulteren in het willen van het niets.

Daarom misschien schrikt de lezer terug voor een lezing van Nietzsche waarbij het ressentiment affirmatief bejegend wordt. Al gauw krijg je dan ressentiment tegen ressentiment. Plato, de joden en de christenen zijn de schuld van alles, en het wordt tijd met hen af te rekenen.

Kortom, het lijkt zinloos om het ressentiment af te keuren. Vandaar misschien dat die afkeuring altijd gepaard gaat met fascinatie, compassie, verontschuldiging. Het zijn neveneffecten van schaamte, omdat we ergens ook wel beseffen dat we erdoor geraakt worden.

Schaamte dus, een emotie die de verhouding tussen andere emoties regelt. Waarom is die dan zo onzichtbaar? Is dat niet vanwege die schaamte zelf, die niet anders kan dan een reflectieve verhouding tot zichzelf innemen?

Zo zou je dus Nietzsche moeten lezen: vanuit de schaamte en kijken hoe ver je komt.

Een ambigram uitvoeren

Terrorisme verenigt de mensheid totaal. Zo totaal dat de terreur intern wordt en zich ontpopt als de beste terreurbestrijding. Niets nieuws, want lees Baudrillard over Aldo Moro en je wordt aangezogen door de fataliteit der dingen.

Die is dan ook nauwelijks geheim. Kijk naar de film Angels & Demons en zie hoe de fataliteit wordt overwonnen door iets dat misschien nog fataler is maar wordt voorgespiegeld als de eensgezinde redding der mensheid door het gezond denkende deel der mensheid.

Dan Brown of de regisseur (ik heb het boek niet gelezen en weet dus niet wat van wie is) verhangt de pijltjes in de handen der engelen om 'het pad' te redden.

Wat gered wordt is de voorwaarde tot redding zelf, die zich voltrekt volgens normale apocalyptische scenario's. Hoe dichter bij de ontknoping,hoe gruwelijker de moorden, hoe meer de politie en de misdadiger zich bewijzen en hoe meer ze afgetekend worden van de omstanders.

Uiteindelijk blijkt het ontsluierde geheim tamelijk banaal en zo voorspelbaar dat je niet begrijpt waarom je het niet al van mijlenver zag aankomen.

Iedereen is dan allang om. De politie deed wel mee maar kon niet volgen wegens drammerigheid en foute inschattingen. De held wordt geholpen door toeval, maar zodanig dat het zijn intelligentie niet beledigt. Integendeel, hij ziet dat toeval net iets eerder dan wij (terwijl wij het hadden kunnen zien).

Wat groeit, met de superioriteit van het wetenschappelijk brein, is ons geloof erin.

De film Angels & Demons geeft zodoende - misschien onbedoeld - een schakering van ratio et fides die je Thomistisch kunt noemen.

De held zelf wil er niet aan. 'Gelooft u in God?', vraagt de camerlengo aan Langdon. Die zegt dan diplomatiek (hij verlangt immers toegang tot de Vaticaanse bibliotheek): 'Het geloof is een gift die ik nog niet ontvangen heb', of zoiets.

Dat lijkt een beetje op Heidegger, die zei dat hij zijn atelier als filosoof zou verlaten als hij op zekere dag (weer) gelovig zou worden. Maar het is toch anders. Langdon zal immers zijn onafhankelijkheid als wetenschapper niet willen opgeven.

De sukkel. Die onafhankelijkheid heeft hij uiteraard allang opgegeven. Alles, ook Angels & Demons, kan functioneren als teken van het geloof. Daarvoor hoef je de pijltjes bij de engelen niet te verhangen.

Kardinaal Armin Müller-Stahl heeft dan ook helemaal gelijk wanneer hij concludeert dat Langdon door God is gezonden.

De film laat zich zodoende lezen als een 'ambigram', zoals het logo van de Illuminati. Iedereen werkt samen om de natuur (antimaterie) te plooien naar een moreel doel.

Alleen bij de criminelen ontbreekt zo'n doel. Zij zijn slechts uit op wraak voor de belediging van de wetenschap enkele eeuwen eerder. Je zou hun ambigram dus historisch kunnen noemen: de wraak moet in vorm en omvang corresponderen met de smaad van toen.

De les van de film zou dan kunnen zijn: volg de uitnodiging tot lezen verder dan die uitnodiging zelf. Dat geldt uiteraard ook voor deze beschouwing.

maandag 19 december 2011

Het gaat gewoon door!

De slag tegen de metafysica is nooit gewonnen. Je kunt de metafysica wel omtoveren tot een 'Verwindung', maar je moet dat waarschijnlijk niet opvatten als een andere vorm van hetzelfde, of een terecht oordeel over de oude metafysica. Het is eerder de erkenning dat we de metafysica niet in de hand hebben.

En zo worden we nog steeds van alle kanten bestookt met adviezen over hoe we moeten leven, en krijgen we allerlei waarschuwingen over de weerbarstigheid van de werkelijkheid over ons uitgestort. Ja, ook, en zelfs vooral, van de filosofen. Zet er vier bij elkaar, zoals afgelopen vrijdagnacht met Wim Brands, en ze zeggen moeiteloos in 30 seconden waar liefde, geweld, het kwaad en de dood op neerkomen. Hoezo Verwindung? zou je bijna denken.

Ik ga in dit stukje niet veel verder dan de 30 seconden komen, en heb me weer eens met iets onmogelijks opgezadeld. Het is onmogelijk om de filosofie nog te ontmaskeren, want ze zet geen maskers meer op. Ik vrees dus dat de filosofie niets meer meer is dan een door elkaar blaten van pseudodiepzinnige adviezen en waarschuwingen.

Hoe moet je dat dan weer opvatten? Geen idee. Ik aarzel (en ben al blij dat er uberhaupt nog iemand aarzelt, als het moet wil ik dat wel zijn) tussen twee opties: gewoon kappen met die filosofie, of nog wel iets doen, maar dan op afstand. Misschien zit daar nog een teken van hoop: dat de meeste filosofie die ertoe doet zich op afstand houdt, uit schaamte en hoop.

donderdag 24 november 2011

Mooi meegenomen

Bevindt elke idee zich geheel in elk voorwerp? schijnt Plato zich in Parmenides en zijn brieven te hebben afgevraagd (ik ben te lui om het na te zoeken). Het begin van de neergang van de idee, niet in de zin van incarnatie, maar van de macht van de idee als idee om de zin der dingen van buitenaf te kunnen verhelderen.

Je kunt dan met Aristoteles mee, die het voortaan in de dingen zelf zocht, je kunt ook met de christenen mee die Plato opnieuw van stal haalden en het spoor van incarnatie insloegen. Inderdaad zit in elke drol en elk weerzinwekkend lichaam nog een spoor van transcendentie.

Het heilige vergaat het voortaan als de idee. Het huist mee in elk voorwerp dat slechts schijnbaar verstoken is van transcendentie. Dat kan wezenlijk zo zijn, het doet zich tevens voor als een historische voortgaande ontdekking, een fenomenologie.

Het kerkplein, plaats van 'profanatie', wordt de plaats van het heilige (ook al waar omdat de offers voor de tempel werden gebracht, niet erin). Later bij de protestanten ook de huiskamer. De maaltijd aan tafel. Enzovoort: de afwas.

Het heilige is plaats van sociale uitwisseling en hernieuwing van de binding. Durkheim, en Rousseau's civiele religie. Een decentrische beweging versus de marges of ban. Elke profanatie kan weer worden teruggegeven aan de religie, of is wezenlijk teruggave (Agamben).

In een decentrerend heelal kan elke decentrering evengoed toegespitste centrering betekenen. We hebben sinds Plato geen ideale plaats meer van waaruit we het centrum kunnen onthullen en vandaaruit het geheel.

En als je missie verder reikt, het terugbrengen van alles naar het centrum, zullen we daarnaast nog de decentrering moeten volgen. Ook daarom bevinden we ons nog midden in het platonisme.

maandag 24 oktober 2011

De ideale bagels

Nussbaum verduidelijkt Plato's ethische technè met het voorbeeld van Faidra en de bagels (Breekbaarheid, p.188). Ze wil het aantal bagels dat ze eet maximaliseren. Ze kan dat doen volgens de toestand van akrasia of niet. Doet ze dat wel, dan eet ze gewoon die bagel, ook al moet ze daarna hardlopen en krijgt ze kramp. Volg je de anti-akratische optie van Sokrates, dan moet je de hele situatie opnieuw inrichten.

Het komt namelijk niet gewoon neer op het laten staan van die bagel. Dan is dat gewoon een keuze die je in een bepaald geval maakt, bijvoorbeeld omdat je wil hardlopen en geen last wil hebben van kramp. Nee, je moet dan kiezen tussen twee aantallen bagels, want het getal en de meetbaarheid moeten de doorslag geven. (En je moet nog steeds het aantal willen maximaliseren volgens de toestand van anti-akrasia.)

En zo staat Faidra dan tussen twee bordjes. Een bordje met een bagel, en een bordje met twee bagels. De bagels verschillen in niets van elkaar behalve in aantal. Ze mag niet beide bordjes kiezen. Dan, en alleen dan, is de conclusie van Sokrates adequaat dat haar keuze voor maximalisering ongerijmd is.

Wat de lezer altijd zal bijblijven is de keuze voor de naam Faidra. De heldin van Euripides, Seneca en Racine kiest voor haar stiefzoon in de veronderstelling dat haar man Theseus is omgekomen. Het blijkt de foute keuze, zeker wanneer duidelijk wordt dat Theseus alive & kicking is.

Met die naam lijkt Nussbaum het pleit al voor de start van het dilemma te hebben beslecht. Akrasia is dan al gegeven. Er is nog een oplossing, uiteindelijk: Faidra slikt gif om de wereld van haar onzuiverheid te ontdoen. De idee is dan voorlopig gered. En de didactische illustratie heeft die idee iets te goed geïllustreerd. Faidra zal haar marathon niet ten einde lopen.

donderdag 20 oktober 2011

Brief zonder adres

Wanneer iemand voor zijn tijd sterft vinden we dat onrechtvaardig. Nu zijn er wel mensen die daar anders over denken. Er is natuurlijk niet een bepaalde tijd waar je recht op hebt. Maar je gevoel laat zich niet overtuigen. Terecht, lijkt me.

De strijd tussen rechtvaardig en onrechtvaardig krijgt betekenis tegen een ideologische achtergrond. Bij de Grieken kon de strijd op meer fronten tegelijk worden gevoerd. Bij de tempel probeerde je de gerechtvaardigde besluiten der goden positief te beïnvloeden, of minstens te accepteren. Even verderop werd de strijd getheatraliseerd in stukken als Alkestis en Ifigeneia. En dan had je nog Sokrates die liet zien dat de doodstraf hem koud liet.

Onze ouders konden zich nog bewegen binnen een monotheïstische traditie, ook als ze al uit de kerk waren gestapt. Je klachten richtte je tegen God, in navolging van Job en de psalmen. Die schonk vervolgens troost en de belofte van de opstanding. Dat gebeurde steeds laverend tussen Scylla en Charibdis. Aan de ene kant lieten Dostojevski (Gebroeders Karamazov) en Camus (La peste) hun hoofdpersonen voluit tegen God protesteren. Aan de andere kant werden troost en belofte ingepast in een theodicee van het type 'God geeft en neemt', of van het type Kushner, 'God kan dit niet hebben gewild'.

Voor ons ongelovigen ontstaat een nieuw probleem. Waar kun je met je klacht terecht? De natuur gaat haar gang en steunt alleen de opposanten die denken dat er alleen maar gebeurt wat er gebeurt. Je kunt aan het werk, bijvoorbeeld door je aan te melden bij WKF. Zij zullen je klacht echter zo goed begrijpen dat je er niet mee verder komt.

Je wil graag met je klacht iemand of iets raken. Stuiten op een weerstand. Daarom stellen sommigen nu al voor het polytheïsme weer in te voeren. Je wil geen problemen verhelpen en voorkomen. Je wil dat iedereen kijkt naar deze vroeggestorvene. Walter Benjamins angelus novus doet dat al voor je, hij kijkt naar de onrechtvaardig gestorvenen in het verleden. En dan zijn er nog de dichters die begrijpen dat de dood van vroeggestorvenen effect moet hebben, hij mag de ruimte niet onberoerd laten. Rilke:

"Ist die Sage umsonst, dass einst in der Klage um Linos
wagende erste Musik dürre Erstarrung durchdrang;
dass erst im erschrockenen Raum, dem ein beinah göttlicher Jüngling
plötzlich für immer enttrat, das Leere in jene
Schwingung geriet, die uns jetzt hinreisst und tröstet und hilft."

Obscene intimiteit

Een aanvulling is op zijn plaats omdat intimiteit altijd wederzijds is, zo lijkt het. Wanneer wordt die dan obsceen? De actie van ultra-orthodoxe joden in Jeruzalem kan dat verduidelijken. Zij vernielden deze week in Mea Shearim jurkenwinkels en boekwinkels (vanzelf al obscene objecten) maar ook ijswinkels. Kijk, ijs eten is noch obsceen noch intiem wanneer je het gewend bent op straat te eten waar anderen zoals jij dat ook doen.
Dat wordt het pas nadat door die actie je de ogen zijn opengegaan. Aan een ijs likken ga je nu zien door de ogen van de derde. Het wordt obsceen en daardoor een middel tot verhoogde intimiteit.

De intimiteit heeft de ogen van de derde dus nodig. Waren de orthodoxe jongeren er niet, dan zouden we hen moeten uitvinden. We zouden dan de blik van buitenaf vergeten en niet doorhebben dat we in een relatie van twee zitten. Je kunt dat uiteraard ook verhelpen door een snel wisselspel. De eerste speelt dat hij de derde is en de tweede neemt die rol bliksemsnel van hem over, zodat beiden vergeten wie ook alweer begonnen was met die rol. De wederzijdsheid is dan gered zonder dat het ten koste van de intimiteit gaat.

Het is moeilijk om Levinas in dit verhaal in te passen. Wat zou hij van de orthodoxe jongeren hebben gevonden? Likte hij zelf aan ijsjes? Zeker is wel dat hij de rol van de derde voor de ethiek noodzakelijk vond. Daarom had hij kritiek op Buber met zijn verheerlijking van de ich-du relaties. De intieme liefdesrelatie typeerde Levinas als 'égoïsme à deux'. Anders wordt het wanneer die derde opduikt en de jacht op die twee opent. Ineens keert de richting van de blik om. De jager wordt van ziener ineens geziene.

Levinas neigt ertoe de jacht voort te zetten. De jager wordt slachtoffer: la substitution. Maar er zijn andere wisselingen mogelijk wanneer de scène zich opent naar de buitenstaanders. Het spel van bliksemsnelle wisselingen kan beginnen. De samenleving blijft hangen tussen moord, intiem egoïsme en ethische relatie. Het is de wereld van de instituties, maar ook van de flirt.

Je bent op straat, je koopt een verpakt ijsje. Met dat ijsje loop je over straat. Je pakt het niet uit. Iedereen kan het zien. En hoewel de orthodoxe jongere nooit een ijsje zou kopen knikt hij je waarderend toe. Er is een kortstondig moment van unheimliche wederzijdsheid.

woensdag 19 oktober 2011

Kwetsbaarheid

Plato kan niet worden gekwetst, want hij beschikt over een onkwetsbaar innerlijk. Zijn teksten kunnen uiteraard wel worden gekwetst en dat verklaart veel van Plato's distantiëringen, het gecompliceerd maken van de verwijzingen,  het dialoogkarakter en zelfs de overname van tegenposities.

Hoe kun je kwetsbaar worden? Nussbaum prijst Aristoteles aan als een alternatief voor de onkwetsbare Plato. Aristoteles laat zien hoe je een kwetsbaar leven kunt leiden en hoeveel rijker zo'n leven is, vergeleken met een leven dat afgeschermd is tegen risico's.

Het is misschien maar een kwestie van naamgeving, maar mij lijkt dat zo'n doordenking van een kwetsbaar leven, naarmate die meer succes heeft, minder kwetsbaar wordt voor het risico, in elk geval het risico van besmetting van alles wat te maken heeft met platonisme. Het gaat om een technè van kwetsbaarheid, de constructie van een mogelijkheid die in staat is het toeval zodanig tot zich toe te laten dat het een rijker en beter leven oplevert.

Een kwestie van naamgeving, van woorden en taal. Laat dat maar aan die oude Grieken over, gepokt en gemazeld als ze zijn in het scheppen van aannemelijke, aantrekkelijke mogelijkheden, de retorica. De filosoof Zweerman zei dan: hoe moet je je 'kwetsbaar opstellen'? In rijen van vier soms? Dat leek me een retorische vraag.

Enige zelfbescherming lijkt me in de taal wel op zijn plaats, al was het maar om te suggereren dat er een boeiend zelf achter het scherm schuilgaat. Als van me gevraagd wordt een filosofie van de kwetsbaarheid te verdedigen zal ik dat doen wanneer ik me daarmee effectief kan beschermen, tegen geldgebrek, gebrek aan belangstelling enzovoort. En tegen een teveel van dat alles. De kwetsbaarheid en zelfbescherming zijn allebei een kwestie van dosering. Een beetje risico is niet erg, maar we moeten niet eindigen als Priamos, zoals Aristoteles al laat zien. Dat gaat ten koste van zijn geluk én van zijn mogelijkheid een goed mens te zijn.

De zelfbescherming is een fetisj. Niemand zal zich als het erop aankomt laten terugschrikken door retoriek wanneer hij je echt wil kwetsen. Toch hechten we terecht aan die fetisj. Misschien omdat ze ons beschermt tegen iets anders dan de kwetsing. Ze beschermt ons tegen de obsceniteit van de wederzijdsheid, die neerkomt op oneindige ruil.

dinsdag 18 oktober 2011

Desoriëntatie

De Kindertotenlieder zijn uitgeklonken (met die piccolo aan het eind) en met een smak dondert de Achtste op de draaitafel.

De kinderen brullen mee in het Veni!! Mahler brult naar zijn vrouw: Veni!!

"Het zijn geen menselijke stemmen, maar planeten en zonnen die hier ronddraaien.' (Mahler)

Precies die natuur dus die in het eerste Kindertotenlied was weggezet als wreed: de zon blijft opkomen terwijl mijn kind het niet meer meemaakt.

Nu Maria echt gestorven is kan de natuur ongestoord haar gang gaan.

De wereld zingt in het Latijn, de taal van de religie en haar zware erfenis van Rome en Griekenland.
Mondialisation, mondialatinisation (Derrida).

Rouw zonder rouw.

Mijnkind

Nee, Mahler heeft zelf geen kind verloren toen hij zijn Kindertotenlieder schreef. Hij kon zich gewoon goed verplaatsen in een vader die zijn kind verloor. Hij kreeg toen juist een kind, zijn Maria.

Vijf jaar later, in juli 1907, overleed Maria aan roodvonk (of difterie). Mahler schreef aan een vriend dat hij nu het echt gebeurd was de Kindertotenlieder niet zou kunnen schrijven.

De vraag is dan natuurlijk: wat schreef Mahler wél toen hij zijn kind verloren had? Zijn achtste symfonie, de 'Symfonie der Tausend'. De symfonie met het brullende kinderkoor: Veni creator spiritus!!

Een gegeven dat goed is voor meer gedachten dan een mens kan bevatten. Om te beginnen: Mahler was zelf een kind dat een moeder zocht. Hij wilde voor die moeder wel een dood kind zijn, en de moeder moest dan liefst een lijdende moeder zijn. Zijn vrouw moest dan die taak zolang maar vervullen.

Freud leek het moedercomplex van Mahler snel te doorzien, bij hun afspraak in Leiden. Maar wat zegt dat nou helemaal? 'Het was als groeven we slechts een enkele schacht dwars door een raadselachtig bouwwerk', schreef Freud later. Lees hierover Koen Vergeer die virtuoos zijn eigen gestorven naasten door zijn Mahlerbeschrijvingen vlecht.

Zo stel ik me voor dat ik boeken lees over uitvinders en componisten. Mama legt de plaatjes op de wisselspeler en gaat zitten breien. Als dit niet echt was gebeurd zou ik het dromen, terwijl ik de Achtste alvast bovenop de Kindertotenlieder leg. Dan ga ik weer op de bank liggen waar ik dit stukje schrijf.

Erhaben

Emoties zijn bodemverheffingen van het denken, zegt Marcel Proust ergens. Je kunt daar inderdaad over nadenken (zoals Nussbaum). Je kunt ook blijven staan en ineens merken dat je bovenop een rots staat. En dan weer een andere.

Het is alsof een artiest aan het werk is. Je staat op Woede. Dan ineens zie je hoe klein het oppervlak is waar je op staat. Je bent op Bang. En het vredige bestaan in de vlakte is nu ver weg. Je bent dus op Verdriet.

Stel je voor, jij bent die artiest. Wellicht stond je nog steeds op die vlakte en kon je alle kanten op. Die oneindige macht raakt aan je nietigheid, je nietsigheid. Stond je echt op een rots, dan had je minder bewogen.

maandag 17 oktober 2011

Arrogant

Het werk van Plato is onderhand door zoveel mensen gelezen dat het zich is gaan loszingen van het platonisme. Of andersom natuurlijk, naargelang je de muziek liever zoekt in de literatuur of in de teretismata van de 'ware' ideeën. Het is zodoende moeilijk om zonder ironie over Plato te spreken en zodoende gevangen te raken in misschien wel zijn krachtigste wapen.

Nussbaum spreekt vrijwel altijd over ironie als iets arrogants. Het is inderdaad voor lezers wel fijn als ze weten waar ze aan toe zijn. Dat biedt het dubbele voordeel van houvast en aansluiting bij een veronderstelde gemeenschap. Het bespaart je onnodige en vruchteloze omwegen en beschermt je tegen het gevaar van abstractie.

Om Plato effectief af te weren is het nodig hem op een overzichtelijke en handzame manier samen te vatten zonder onrecht te doen aan de meervoudigheid van zijn werk. Hier schiet de literatuurkritiek te hulp. Concepten als de 'implied author' (Booth) geven een menselijk trekje aan de abstractie die je creëert en iedereen zal je dat vergeven, iedereen die hoort bij de gemeenschap die zich houdt aan de nabijheid van de 'fainomena'.

Dus mensen, loop geen risico, vorm je een idee van Plato, een beeld waarnaar je kunt verlangen als in een droom. Een vriend, ton semblable.

zaterdag 24 september 2011

Naaktpak

De blog 'concreet' is goed gevallen, er wordt gevraagd naar een vervolg.

Je kunt denken aan de oorsprong van het beton. Het is uitgevonden door de Romeinen. Het stelde hen in staat gewelven te maken. Gebouwen konden nu complexer worden. Hoogtepunten zijn het Pantheon, diverse mausolea en de basilieken met koepels.

Er komen meer rondingen omdat de geometrische architectuur maar moeilijk te verdragen valt. Je gaat vanzelf denken aan borsten.

De waarheid van het concrete (beton) wordt zachter omdat de plasticiteit is toegenomen. Toegegeven, nadat het beton is gehard verliest het zijn plasticiteit, maar dat is niet zijn bepalende moment.

Eenmaal de overgang voltrokken naar de rondingen kun je concreet ook denken aan kleding. Het lichaam is te hard (schokkende naaktheid) en te zacht (kwetsbaar) en behoeft dus kleding. Kleding maakt het lichaam concreter. Ze accentueert de geslachtskenmerken maar neemt tegelijk de schokkende werking weg door de geslachtsdelen te bedekken.

Er ontstaat een spel van uitwisseling en dialectiek. Lees maar 'Naaktheden' van Agamben. Adam en Eva waren bedekt met het kleed der genade en ontdekten bij de zondeval dat ze dit kleed verloren waren. Ze werden pas naakt na de zondeval.

Je kunt de dialectiek omvormen tot dislectiek. Aan de ene kant wordt het lichaam concreter naarmate het getraind wordt, 'abgehartet' door fitness en chirurgie.De zwakkere onderdelen worden vervangen door protheses en chips. Aan de andere kant wordt het lichaam concreter naarmate het wordt bedekt. Maar zoals de Griekse etymologie van waarheid wil, 'onverborgenheid', moet de bedekking samengaan met aan het licht brengen. De Grieken maakten beelden met kleding in de 'wet drapery style', de voorlopers van het wet T-shirt. De kinderprogramma's behelpen zich met het naaktpak, de moeders met schorten waarop een naakt lichaam staat afgebeeld.

De waarheid is ofwel pimping en oppomping van het lichaam zelf, ofwel de bekleding met plooien, humor, zachtheid. Bij beide keuzes wordt het lichaam 'zelf' onttrokken aan het zicht. Veel verder kan een waarheid niet gaan. Dat wil de waarheid ook niet. Ze is hard en zacht, concreet en abstract.

zaterdag 3 september 2011

Concreet


Er wordt wel gezegd dat kinderen het abstractst zijn en met veel moeite leren om concreet te worden. Boeven zijn boeven, maar dan ook allemaal en helemaal.

Concreet, dat heeft iets te maken met beton, in het Engels. Je kunt het niet naar eigen inzicht vormen.

Concreet is het meest abstracte woord dat er is, schijnt Hegel te hebben gezegd.

We leren dus van de boeven te abstraheren, en leren dan vooral dat ze niet zo boef zijn als ze lijken. Ze praten ook gewoon met je door hun geopende autoraam en je krijgt snoepjes.

Ook daar moet je doorheenkijken. Het massiefste beton bezwijkt uiteindelijk voor de röntgenblik der gerechtigheid.

Hoe abstracter hoe transparanter. Vergissen uitgesloten. Oordeel oneindig harder dan beton. En omdat het zich plooit om de miniemste plooitjes: oneindig plooibaar. En omdat het zich herstelt na de geringste beweging van zijn object: kwetsbaar tot en met.

Nooit kun je dus genoeg abstraheren.

Iedereen schrijver

Soms wordt er gemopperd over de nieuwe media, omdat iedereen maar wat schrijft en denkt dat hij schrijver is. Iedereen schrijver, dat wordt gevaarlijk. De echte schrijvers vallen dan niet meer op.

Gelukkig is er dan nog de geschiedenis die oordeelt. Grunberg zei nog over Bosma dat de geschiedenis zal oordelen over zijn schrijfsels. 'Schrijfsels' is dan het oordeel van de geschiedenis én van Grunberg, én van zijn lezers op wier instemming Grunberg anticipeert. Om het nog explicieter te maken zegt Grunberg erbij dat de schrijfsels in de vuilnisbak zullen belanden. Bekende metafoor, ook door Lenin gebruikt: de vuilnisbak van de geschiedenis.

De geschiedenis heeft nog wat extra middelen in petto.

Je kunt bijvoorbeeld denken aan de eenvormigheid. Iedereen is een individu, maar drukt dat uit met jeans en trendvolging. Schrijvers idem dito. Daarnaast is er de tand des tijds die alles aanvreet, ook de schrijvers. De allerberoemdste is uiteindelijk een sfinx met een gebroken neus die uit elkaar valt of - even erg - gerestaureerd wordt.

En dan hebben we nog de beroemdheid. Je kunt in de vuilnisbak belanden, je kunt ook verfilmd worden, afgedrukt worden op voorpagina's, interviews geven en zeggen dat je liever geen interviews geeft.

De gevaarlijkste truc van de geschiedenis is de ironie. Stel dat Martin Bosma de tand des tijds langer overleeft dan Grunberg, omdat hij symbool staat voor de jaren nul van deze eeuw, en Grunberg tot de vorige eeuw wordt gerekend. Of dat er in Nederland een regime komt waarvan Bosma tot wegbereider wordt verklaard, en Grunberg als vijand van het bevriende Israel wordt afgeserveerd.

Voortaan moeten we de schaduw van het nauwelijks gelezen worden niet meer beschouwen als een ramp, maar als een redmiddel. 'Iedereen schrijver' biedt effectieve beschutting.



donderdag 25 augustus 2011

Jongens jongens toch

Okee, iedereen hield van jongens of werd geacht van jongens te houden, bij Plato. Het zal allemaal wel verklaarbaar zijn, maar er moest toch iets over verzonnen worden. Vond Plato.

De opstijging naar de idee verloopt in Symposion - zo luidt de les van de vrouw Diotima - via de jongens. Eerst kijken naar de jongens, platonische liefde dus, en dan doorschakelen naar schijnbaar iets anders. De grap is evenwel dat een idee niet zomaar iets anders is, maar de essentie van het ding zelf. In dit geval dus die jongen en die blik, noem maar op.

Zo belanden we via de jongensliefde in de jongensliefde.
En dat heet dan opvoeding, Bildung, paideia.

Later worden die jongens nogal eens gepakt in instellingen waar de Platoonse heen-en-weerbeweging wordt geïntensiveerd door Gods toewending. Dubbel en dik erover maar.

Geeft allemaal niet, want er zit een wijze les in. Een les die we nog lang niet uitgepakt hebben. De les dat er een wezenlijk verband zit tussen het wezenlijke en de overbrenging op de echte of symbolische jongens. Het kan dus evengoed bij meisjes, ouderen, onszelf, dieren, plastic poppen.


En het kan evengoed bij het wezenlijke zelf. Het wezenlijke komt bij zichzelf door onderwijs, door jongensliefde, door 'liefde' voor 'jongens'.

zondag 21 augustus 2011

Bakkie troost

Je kunt tamelijk moeiteloos, een beetje filosoof met schrijftalent doet het graag (http://cyrillansink.nl/teksten/essays-artikelen/de-troost-van-de-filosofie), zowat de hele geschiedenis van de filosofie centreren rond de troost.

Filosofie als een Allheilmittel (gr.: panacee) tegen frustratie, impopulariteit, geldgebrek, liefdesverdriet en - let goed op - pijn. Tegelijk zijn enkele hinderlijke vragen kaltgestellt, zoals die naar het nut van filosofie en de vraag naar de houdbaarheidsdatum van het geneesmiddel.

Maar wat als het geneesmiddel te goed werkt? Als de filosoof met schrijftalent te goed schrijft?

Soms heeft filosofie een ontnuchterende werking, of is het een naam voor een ontnuchtering die we wel eens meemaken. Het gevolg is dat allerlei pleisters en zalfjes worden vervangen door een ervaring van de pijn zonder verlichting.

Het kenmerkt de genialiteit van een Nietzsche om al deze elementen te combineren: pijn, troost van de filosofie, ontnuchtering. Even geloven we dat pijn goed voor ons is, dat het lijden zelf de troost biedt tegen het lijden.

Vandaar dat fenomeen levenskunst, nooit verouderende filosofen die niets liever doen dan een berg opfietsen en dit aanprijzen als nooit verouderend geneesmiddel.

Maar wat als je de schroef nog een slagje verder draait? Een tandje bijschakelt? Dan volgt de formule: ontnuchtering biedt troost voor ontnuchtering. Voor de ontnuchtering van de wetenschap, van de vraag naar het nut, en uiteindelijk ook voor de ontnuchtering van het perspectivisme, de visie dat filosofie onze visie op dingen verandert, niet de dingen zelf.

Hè, eindelijk zitten we in een abyssale paradox, de paradox dat de ontnuchtering precies niet biedt wat ze biedt. Daar ligt onze kans dat ze wel biedt wat ze biedt.

Als dan nog niet iedereen afgehaakt is weet ik het ook niet meer...

Tijd voor koffie.

zaterdag 20 augustus 2011

Antwoorden in naam van Derrida's chora

Een omzichtig spel speelt Sokrates in Timaios met chora. Het wordt tweemaal neergezet, de eerste keer als een 'genos' in politieke context, de tweede keer - als een 'derde genos' naast de onbeweeglijke vormen en de bewegende dingen - in de inrichting van de kosmos.

Je kunt die twee plekken met elkaar in verband brengen, je kunt denken over de noodzaak achter beide verschijningen. Dat is wat Derrida doet om niet de blijven steken in een lofzang op Plato's meesterschap als schrijver.

De verbindende formule is dat Sokrates 'antwoordt in naam van' chora. Hij zegt tegen andere 'genè', de dichters en sofisten, dat hij op hen lijkt, zij kunnen nabootsen en zijn zonder verblijfplaats. Sokrates neemt daarmee als het ware de plaats in van chora, de plaats zonder plaats, en de plaats die plaats biedt aan de plaats. In het geval van Sokrates: degene die plaats biedt aan de visies van de anderen.

Met terugwerkende kracht kun je de opvatting van het platonisme als filosofie ontmaskeren, of liever de zelfontmaskering van Plato als filosoof volgen. En daarmee - steeds voor een deel - de zelfontmaskering van de filosofie. De filosoof die 'antwoordt in naam van chora' is verwikkeld in een complexe verhaalstructuur die deels mondeling, deels schriftelijk is, en waarvan geen duidelijke 'vader' aan te wijzen is.

Zou dan toch het verhaal van Sloterdijk kloppen dat Derrida het Egyptische schrift via Plato en Mozes voor ons ontsluit?

Het ligt eraan wie wij zijn of we dat verhaal accepteren. Wat mij betreft is het verhaal te priesterlijk, de priester als duider van een goddelijke wet, zelfs als die wet atheologisch zou zijn.

Ik ben Timaios zelf eens gaan lezen. Een van de dingen waar Derrida niet op ingaat is de openingszin:
Sokrates: 'Een, twee, drie, maar waar, beste Timaios, blijft de vierde van onze gasten van gisteren, en van de gastheren van vandaag?'

Ik vind het niets voor Derrida om zo'n kans te laten liggen. De vierde gast, in een verhaal dat toch ook gaat over de vier elementen, en vier driehoeken, dat vraagt om weer een nieuwe herlezing, van het begin af aan, dus vanaf weer een eerder begin.


donderdag 18 augustus 2011

Tussentijds

Vandaag staat in het teken van de komende overwinningen. En zelfs dominanties, 'archai'. De chef van Tripoli is in het nauw gedreven en een journalist verkondigde aan een Duitse filosoof de installatie van het matriarchaat.

De résistances gaan over het tempo waarin, nauwelijks over het feit dat. Ook nauwelijks over het hoe en over de consequenties.

Vandaag staat dus in het teken van het fatum, het verzet tegen de onvermijdelijkheid die uitgesproken is ('fatum') en waar het verzet zelf, als echo van de aankondiging, stepping stone is op weg naar de actualisering.

De echte actualiteit is niet het hier en nu, niet de toekomst, maar het bekende al te bekende heimlich heimelijk te heimelijk en darum eben unheimlich.

Het matriarchaat was er, en zal er zijn. Misschien niet echt, maar wel als echte fantasie en dreiging. De tussentijd gebruiken we (wij mannen, maar wie gebruikt wie?) voor machismo, spel met de overlevering aan de ene vrouw die - althans in ons hoofd en volgens ons hoofd - wil voldoen aan onze proportioneel-disproportionele verlangens. Spel van overlevering, van metroseksualisme en toyboy, waarin de overgave nog binnen de invloed van het mannelijk initiatief ligt.

Sokrates en Diotima, een didactische dialoog, geschreven door Plato.

Tegenoffensief, scheiding van jongens en meisjes op school. Zoals de Nederlandse Tourdeelnemer die bergop ineens zijn 'eigen tempo' gaat. Bepaling van houdbare gebieden, bijvoorbeeld techniek.

Lachen man.

dinsdag 16 augustus 2011

Lezer

Ideeën zijn startpunten. Ze zijn oorspronkelijk en creatief. Om ideeën te hebben moet je geloven in oorsprong.

Dan slaat de reflectie toe. En de reflectie op deze reflectie maakt duidelijk dat zelfs het 'dan' misplaatst is. De oorsprong wordt alleen dan gevolgd door reflectie, je kunt alleen dan spreken van reflectie, wanneer de oorsprong als zodanig wordt herkend. Met andere woorden, de oorsprong wordt oorsprong van iets dat er al was. En je kunt die oorsprong dan moeilijk nog een oorsprong noemen. Ook het 'als zodanig' is dan opgelost in de reflectie. En de reflectie zelf, omdat die alleen dan... quod non.

We glijden weg in de bewegingen van de differentie. De bewegingen kunnen niet meer worden gereguleerd vanuit een oorsprong en niet meer worden bereflecteerd.

Tal van zaken worden onbeslisbaar - of beslisbaar, want beslisbaar en onbeslisbaar veronderstellen elkaar. Dat is allang bekend vanuit de metafysicakritiek met haar onpeilbare bewegingen.

Ik beslis hierbij - zonder iets te kunnen beslissen - om mezelf niet langer schrijver te noemen. Niet dat de 'auteur dood is', maar het onderscheid tussen lezen en schrijven lost op in een serie bewegingen die ik niet in de hand heb, en ik wil niet de indruk wekken dat ik die wel in de hand heb.

Wat deze beslissing voorstelt is ook voor de lezer onhelder, maar hij zal aanvoelen dat ze niet losstaat van alle eerdere stukjes in deze serie.


woensdag 3 augustus 2011

Avantgarde

Misschien is de avantgarde een intensieve toespitsing van de technè (kunst, ambacht, techniek). De verbinding tussen technè en Platoons idealisme is alleen al daardoor aannemelijk omdat Plato een avantgardist (avant la lettre) was in zijn tijd. Hij stond een toespitsing van de technè voor in debat met de sofisten. De idee is enkelvoudig maar wordt gebracht in een complexe wereld. Hij lokte allerlei reacties uit die konden leiden tot een herstructurering van de wereld.
 Het individu gaat zelf hegeliaans in deze wereld tenonder.

Denk hierbij aan de bloed spugende Chopin die subtiel doorspeelt in de salon terwijl het Franse publiek converserend bouwt aan zijn nieuwe cultuur.

Een schijnbaar eenvoudig gebaar is de romantische componist die uitdrukking geeft aan zijn persoonlijke gevoelens. Wat hij in werkelijkheid deed was een ongekende intensivering van de techniek rond 1800. Beethoven was meester in de ontwikkeling van een uiterst kernachtig motief. Schubert in de hantering van simpele liedstructuren met homogenere blokken.

We stellen ons hen voor in de beslotenheid van hun individuele universum. Ten onrechte, want ze brachten met hun composities enorme effecten teweeg in de ervaring van volgers en luisteraars. Het (veronderstelde) gevoelsleven van 16-jarige meisjes (Norbert Loesser) werd als grondmateriaal ingezet van mannen die als afgewezen aanbidder de gevoelens beëchoden en verruimden langs vooral twee wegen: ontplooiing van kernmotieven en verruiming van de ruimtelijke en tijdsdimensies. Het seksuele spel werd als contrast- en conflictvorming gerepresenteerd (sonatevorm).

Beslissend voor de avantgarde is de pose van de zelfbeslotenheid die in de buitenwereld contrasten en conflicten uitlokt en zich vervlecht met de politieke strijd. Democratie, nationalisme, fascisme en communisme konden zich vervolgens moeiteloos met de artistieke avantgarde verbinden door deze te verbieden en door een gelijksoortig concept te vervangen (Groys, Gesamtkunstwerk Stalin) of door de antieke erfenis in een strakkere versie - in een avantgardeske look - opnieuw te presenteren (Mussolini).

Iets van dat schandaal voelen we nog wanneer we in de huiskamer Schubert spelen terwijl de tv-komedie allang begonnen is en de huisgenoten gek worden. Dit effect ligt in de muziek zelf besloten, maar dan oneindig veel erger.

maandag 1 augustus 2011

De exmentor

Bij Harry Potter zijn dementoren waarschijnlijk de ergste wezens die bestaan. Ze zijn blind en gaan gekleed in lange zwarte jassen. De mensen die in hun buurt komen kunnen zich alleen maar vervelende dingen herinneren. Dementoren kunnen hun kaken om je mond klemmen en je ziel uit je zuigen ("kus des doods"). Allemaal niet fijn.

Dementor staat tegenover patronus. Je kunt de patronus aanroepen om van de dementoren af te komen. De patronus herinnert aan het Romeinse cliëntelisme. 's Ochtends stond je in de rij om hem te smeken je te helpen met je zieke kinderen en om je te beschermen bij rechtszaken. Dumbledore is de patronus, wij zouden misschien de 'mentor' zeggen. Iemand die je wegwijs maakt in de emotionele loopgraven van de school.

In het onderwijssysteem wordt soms gebruik gemaakt van peer mentoring. Je wordt dan bijgestaan door een meer ervaren leerling. Het systeem schijnt vooral in oosters-orthodoxe kloosters dominant te zijn geweest en overgenomen te zijn voor andere Bildungs-plaatsen, zoals scholen, gevangenissen en criminele bendes (zie Kharkhordin). De Russische maffia werkt met mentoren, de Italiaanse met een patronus (Godfather).

In het leven gaat het erom, met hulp van de mentor zelfstandig te worden. Dus om te leven zonder de mentor. Je moet min of meer dementeren. Als je zelfstandig wordt, is je mentor mentor af, dementor of exmentor. De exmentor werkt subtieler dan de dementor. Als hij in de buurt is krijg je goede herinneringen. Hij bestookt je met boekentips, cd's, bemoedigende reacties.

Het zwaartepunt in de relatie is, als het goed is, verschoven van passieve inontvangstname naar actieve waakzaamheid. Je exmentor wordt een sirene in je zelfreflectie. Roep zijn hulp alleen aan indien onvermijdelijk! Weiger zijn geschenken niet! Accepteer zijn kus als de gave van een fluïdum dat je toelaat in een aparte plek in je lichaam, naast je eigen ziel. Zet zijn cd's bijeen op een hoge plek in je rek. Neem de tijd om te bezien of je die geschonken ziel wil aanspreken. Ga dan over tot defragmenteren en gedoseerd verwerken.

Sla al mijn adviezen in de wind. Lees ze geamuseerd als een zelfgesprek dat nog niet de moed had zich op te bergen in zijn beschutting.

dinsdag 26 juli 2011

Wolvenschool

Het Loukeion was een plaats buiten de stadsgrenzen van het oude Athene. Het heeft in verschillende periodes verschillende functies gehad: school, trainingscentrum voor militairen, plaats voor samenkomst van de volksvergadering. In 335 voor Christus stichtte Aristoteles er zijn 'peripatetische school', een plaats waar je tegen zon en regen beschut was door zuilengangen. In die gangen liep de meester al pratend rond.

De naam heeft het Loukeion wellicht te danken aan de nabijheid van een heiligdom van Apollo, de 'wolvengod'. Eigenlijk was Apollo de zonnegod, maar de verzengende stralen van de zon kon je ervaren als een verscheurende wolf.
Het is dus niet alleen de exotische Dionysos die de mens verscheurt, ook de meer 'eigen' Apollo.

De lone wolf is nu het schrikbeeld van de terrorismebestrijders. Hij bereidt zijn acties voor zonder communicatie met anderen. Deze diepe duisternis grenst nauw aan intens licht. Zijn acties hebben een verscheurende werking maar vinden plaats in het volle daglicht. Hij stuurt manifesten rond die getuigen van grote intelligentie en hij bereikt een enorm publiek. Hij beschrijft zijn actie als marketingmethode voor zijn manifest. Overigens vormen de lone wolves ook een soort wolvenschool. De term is gemunt in de VS van de jaren negentig, toen terroristen medestanders aanraadden zich nergens bij aan te sluiten.

Wanneer de zon zoals bij Plato model staat voor de idee moeten we dat misschien leren lezen. Meestal wordt daarvoor de indirecte weg gekozen. De zon bezien door te zien hoe de dingen erdoor beschenen worden. De verscheurende werking van Apollo via Dionysos of vanuit een door Pallas Athene geïnspireerde tegenzang (Ilias). Het gevaar van de indirecte weg is anti-immuniteit. Het oog waarmee je kijkt, krijgt zijn licht van diezelfde zon.

Techniek, kunst, genezing, ze vallen alle onder het gezag van Apollo, de lone wolf.

Een wolvenschool zou kunnen zijn: zet je school in de buurt van de wolvengod. Draag zorg voor de gepaste afstand en draag zorg dat de afstand niet te groot wordt.

Houd je ogen halfopen wanneer je leest over de lone wolf.

zondag 24 juli 2011

De toekomst van onze Chinaïsering

Elke beschaving heeft zijn voorouders. Ze ontwikkelen zich tot goden en helden. Er ontstaat moraal. Uit piëteit ontstaat medelijden en respect.

Voorouders zijn beelden uit het verleden die ineens tot ons spreken en ons tijdsbesef in de war gooien. I am thy father's ghost. The time is out of joint. Hier ligt onze kans omdat het nu uiteen getrokken wordt in een heden en verleden, er ontstaat steeds een andere toekomst, de toekomst als komst van de ander.

Helaas, zegt de Russische negentiende eeuwse denker Solovjov, willen de oosterse volken niet mee in deze ontwikkeling. Ze klampen zich vast aan hun voorouders en blokkeren de weg naar toekomst. Nationalisme wordt chauvinisme. Ons regressieve fundamentalisme laat zich daardoor voeden en voordat we het weten zijn we gechinaïseerd.

Misschien verkeek Solovjov zich op een klein dingetje. We hebben het vermogen de afgrondelijke blootstelling aan de voorvader van de ander voor ons behaaglijk te maken. De denker wandelt door de Egyptische woestijn, beroofd en bloot. Dan krijgt hij zijn visioen van Sofia. Van Hamlets geestgesprek maken we een avondvoorstelling. Van de Chinese toekomstloosheid Das Lied von der Erde.

Wat we graag willen is een toekomst met twee gezichten. Solovjov wilde een wereldwijde christelijke familie, maar tekende ook de apokalyps uit die daarvoor nodig was. De regie van de visionair bestaat in de koppeling van gruwel en bekoring.

De chinisering evolueert tot Eurotaoïsme. We bestellen elke week onze bami (Confucius).  We laten de onmerkbare wind over onze huid glijden (Lao Tse). De spiritualiteit van gewoonte en aandacht betekent misschien dat we al terugdeinzen voor sprekende voorouders.


We sussen hen met een buiging en wat fruit.

Pyramide

Hegel zag de pyramide als een gebouw dat een vreemd element herbergt, het gemummificeerde lichaam. Gebouw en lichaam worden opgenomen in een voortschrijdende synthese. Derrida ontdekte in Hegels semiologie ook een résistance. De pyramide symboliseert het teken dat weliswaar als verruimtelijking wordt opgenomen in de hoorbare taal en het begrip, maar daarbinnen ondoordringbaar blijft.

De Egyptenaren begrepen hun eigen hiëroglyfen niet, zegt Zizek. Ze schonken hun opake tekens via Solon aan de Grieken. Ook aan Mozes, zoals te lezen valt in de Bijbel, bij Freud en bij Sloterdijk. Die beschouwt het schrift en de schrift als een draagbare pyramide en zegt daarmee misschien ook iets over de betekenis van de verruimtelijking in zijn eigen werk.

Keer op keer duikt iets als een pyramide op binnen de hegeliaanse syntheses van de literatuur en politiek. Zoals de executiekamer van Antigone, de geluiden van het biljart in Dostojevski's Gebroeders Karamazov, de put in Murakami's Opwindvogelkronieken, de kampen en kanselarijen. Het zijn met Derrida's woorden functionerende machines zonder doel.

Keer de syntheses binnenstebuiten en het worden stenen beelden. Ze staan er, er gebeurt van alles, ze vinden er niet heel veel van.

Strikt theater

Dat een idee zichtbaar is betekent dat ze blootgesteld wordt en dat ze een publiek heeft. De filosoof moet alsnog de theatermaker worden die hij niet werd omdat hij zich liever overgaf aan het leven van de idee. Plato wilde tragedieschrijver worden, werd filosoof, maar schreef met zijn dialogen theater.

De theatermaker omgeeft zich met vertaalslagen. De idee wordt vertaald in een groepsproject. De auteur schrijft een scenario. De groep brengt het scenario op de planken, in een strikt begrensde ruimte, een scène, beeld en verloop. Het publiek wordt bereikt met een taal waarmee het vertrouwd is, met vervreemdingseffecten, schokeffecten en het oproepen van emoties.

De idee kan in het theater worden aangekleed met moraal, boodschap, onderzoeksdialogen, koorbeschouwingen. De kleren tonen en verbergen de idee.

Het theater is strikt, het theater strikt.
Het verloopt volgens precieze aanwijzingen.
De tragische held verstrikt zich in zijn pogingen zijn leven uit de strikken van het lot te bevrijden.
Het publiek heeft oog voor de strikken waarin de idee geborgen zit maar is zelf de strik van de idee. Het kijkt naar zichzelf, zijn verstrikte idee.
De idee is vertaald in de zelfkijking van het publiek.

Theater: twee ogen tegen elkaar aan gedrukt.
Versleten mysterie voor de buitenwereld.
Opvoedingsdroom van de theatermakers.

donderdag 14 juli 2011

Waar kom je dan uit?

Bij de idee. Als er geen terugkeer naar de dingen was. Dus bij het leven dat verlevendigd wordt met het vuur waarmee van alles verbrand is. Het leven ontleent zijn stabiliteit, zijn beweging, zijn georganiseerde levendigheid aan as, leegte, dode taal, abstractie.

Lucretius ergert zich aan Herakleitos. Als alles vuur is, hoe kun je dan weer uitkomen bij vastere vormen? Hoe voorkom je dat, gezien vanuit het vuur, alles eenvormig wordt en de verschillen tussen de dingen uit het zicht raken?

Het is als altijd. Grieken steken alles in de fik en wij constructieve Europeanen worden erin meegezogen.

Als je ergens wil uitkomen moet je ergens van uit kunnen gaan. We hebben ideeën nodig, creatieve, praktische, constructieve ideeën. Geloofwaardige, betrouwbare ideeën, geen scheppingen uit het niets.

Als die ideeën niet bestaan moeten ze worden uitgevonden. Als ze nog niet zijn uitgevonden moeten we ze alvast in de toekomst plaatsen, als richtpunt. Zijn ze er, dan vervangen we de regulatieve idee onmiddellijk door de echte.

We kunnen niet zonder. Niet zonder het nodig hebben van ideeën. Niet zonder het zonder.

woensdag 13 juli 2011

Contact zonder contact

Emoties hebben een boodschap. Je bent geraakt. Je hebt contact met jezelf. De boodschap is zo sterk en zo direct dat je bewustzijn een paar passen achterloopt.
In therapie kun je daar je voordeel mee doen. Je neemt extra tijd - en extra economische uitwisseling, van geld en geluk - voor de ontrafeling van de boodschap die in de emotie verpakt zit.

Meester worden over de tijd betekent: de tijd buitenspel kunnen zetten.
Het denken voert deze worsteling uit door te leren hoe je de schadelijke effecten van de emotie kunt beperken. Je betrapt de emotie doordat ze zich herhaalt en in je geheugen ligt opgeslagen. De bijbehorende boodschap kun je razendsnel leren vervangen door een andere, minder schadelijke of zelfs weldadige.

Het denken kan zich vervolgens over zichzelf buigen. Is dat denken wel zo traag en reactief? Was het niet eerder al meer betrokken bij de totstandkoming van de emotie? Volgende socratische vraag (wanneer mijn gesprekspartner heeft geantwoord: ja, bij de hond! Dat moet wel zo zijn!): heb je door de emotie wel contact met jezelf? Of ook met het denken, inclusief het spel van vervangingen, de techniek?
(Verdorie, ja, nu je het zegt.) Dan heb je in de emotie contact met van alles en nog wat. En datzelfde denken moet maar weer uiteenrafelen waarmee dan precies.

Maar hadden we niet al vastgesteld dat het denken ook losstond van de emotie? Heeft het hele onderscheid tussen emotie en denken niet pas betekenis wanneer hun contact een contact zonder contact is? En is daarmee de emotie zelf, en daarmee het ik, niet een contact zonder contact? Ben ik eigenlijk wel geraakt?

En zo is het denken op gang gehesen. Je kunt het spel tussen emotie en denken terugvoeren op het fatum (Seneca). Het fatum raakt je via het 'leidend beginsel', je vermogen tot inzicht en instemming. Je kunt terug naar het epicurisme waar alles draait om tussenruimtes, leegte. Ach, er zijn sindsdien nog zoveel zaken ontdekt en bedacht, waardoor we niet meer vastgeklemd hoeven te raken tussen de valse alternatieven geraakt worden en immuun blijven.

Want dat valse dilemma, daar kan ik nog steeds boos over worden.

dinsdag 12 juli 2011

De toekomst redden door terug te gaan

Wanneer ik hier ben, sla ik vier vliegen in één klap.
Ik heb het 'ik' geraakt, door het als woord neer te zetten in een digitale, virtuele context. Het 'hier' wordt door de lezer op een andere plaats opgeroepen. En het zijn van 'ik ben', dat was allang door Heidegger bevraagd en zelfverduisterd. Ten slotte heb ik nog een derrideaanse klap uitgedeeld door naar al deze zaken te verwijzen door middel van de zelfverwijzing van de taal.

We kunnen nog naar Husserl om te bezien of het woordje 'wanneer' alle vier vliegen weer tot leven kan wekken. Het geeft de filosofie extra tijd, uitstel, nodig om de 'Sinn' te achterhalen, de levende betekenis van wat zich aan me voordoet.

Husserl gaat ervan uit dat in de taal een logische grammatica geborgen gaat. Die kan hij in de geest van Plato en Kant als een 'idee' ten doel stellen bij zijn onderzoek. Husserls plaaggeest Derrida volgt die introductie van de idee bij Husserl in allerlei gestalten. Maar het leed is dan al geschied. Wat overblijft zijn niet de levende vliegen maar een technisch spel van substituties.

De metafysica is de vliegenvanger. Ontsnappen is misschien wel wenselijk maar onmogelijk. Dat zou betekenen dat er geen zelf, lichaam, gevoel, leven of geest te denken valt zonder de verstoring door hun fantomatische tegenhangers. De techniek is zo aantrekkelijk omdat ze ons belooft het leven, of zijn quasi-equivalent, te reconstrueren. Er is weer uitstel, en misschien dient zich een oplossing van buiten aan.

De techniek is idee of non-idee, idee en non-idee. In Plato's universum: zoals je de idee ontdekt door opgang vanuit de doxa, ontdek je chora vanuit de idee. Niet door een opgang, maar door een teruggang, het denken van de oorsprong van de oorsprong. Chora is werkelijk én fictief, werkelijk noch fictief. Zij (en-of hij en-of het) is een neutraal 'domein' van pure receptiviteit. Ze kan worden aangeroepen in een tekst. De ideeënwereld kan vanuit chora worden gereconstrueerd, maar als iets anders vanuit een andere oorsprong. Maar dat was het al. Plato's filosofie is behalve filosofisch systeem een literaire tekst.

De techniek en-of politiek van chora zou je kunnen beschrijven als een prearcheologomythie. Een andere quasi- of bastaardbenadering is ook mogelijk.

Hieronder is ruimte voor reacties. Het geeft je een idee, al is dat flauwekul, van wat chora kan zijn. Het citaat in de eerste reactie maakt bovendien duidelijk dat de tekst hierboven al is herschreven. Chora zou een inschrijfbare tekst kunnen zijn.

In de weg

De beroemde Basiliuskathedraal werd 450 jaar geleden gebouwd. Een legende vertelt dat de architect daarna de ogen uitgestoken kreeg door Ivan IV, om te voorkomen dat die later ergens anders een nog mooier gebouw zou neerzetten. De kathedraal is in de tijd van Stalin niet gesloopt. Aanvankelijk was dit wel de bedoeling, omdat hij een soepele doorstroming van de militaire parades verhinderde. Een architect, zo wordt verteld, ging op de trappen staan en dreigde zijn keel door te snijden.

Het gebouw staat en kan daarom een vertragende factor zijn bij de uitvoering van ideeën. Wat dan precies die vertraging teweeg brengt is aan het zicht onttrokken. Er wordt verteld dat... en weer andere verhalen dat... Het gebouw staat niet alleen de sloop in de weg, maar ook een juist zicht op de verhindering van de sloop. Als het gesloopt was, zou het niet meer in de weg staan.

Een denken van het spoor zou de idee achter het gebouw kunnen ontsluieren. Dit denken wordt echter soms dwarsgezeten door andere gebouwen. De denker die de schamele restanten van de Atheense agora bezoekt stuit op de diagonale as waarlangs de processie naar de Akropolis voerde. Om die hinderlijke afleiding te neutraliseren moet hij het gebouw een andere functie geven, zoals Stalin destijds de Basiliuskathedraal ombouwde tot een museum. Geen verblijfplaats van God, maar glamourproject van Pericles. Schijnbeeld van de democratie en beeld van de schijndemocratie. De  antiprocessie van de denker.
Het beeld is de weg naar de idee en staat zelf in de weg.

De idee is een zon. Je kunt er beter niet rechtstreeks in kijken, maar door te kijken naar de dingen die erdoor beschenen worden. De idee van het Goede is een zwart gat. Het maakt de zonnen onzichtbaar omdat het hun licht opzuigt.

Wat in de weg staat maakt deel uit van de opgang en terugkeer, en staat die opgang en terugkeer in de weg.

maandag 11 juli 2011

Het welbegrepen misverstand

Bijna altijd wordt een idee verkeerd begrepen. Lees de reacties bij de teksten. Vooral filosofen hebben er een handje van om literatuur verkeerd te begrijpen. Vooral als ze wijze lessen uit literatuur proberen te destilleren, waarop literatuur al heeft geanticipeerd door de weg ernaar te blokkeren. Waar de filosoof zich op zijn beurt weer niets van aantrekt.

Een voorbeeld. Oude Griekse tragedies zouden de oorsprong van een tragische denkfiguur bevatten. Ze zouden uitlopen op een onoplosbaar conflict tussen onverenigbare levenshoudingen. Lees Antigone, Hegels voorbeeld van die denkfiguur.

Echter, de goden weten in dat toneelstuk wel raad met het conflict tussen Antigone en Kreon. Ze maken door alle uitingen en gebeurtenissen Kreon tot een geknakt figuur. Het is duidelijk dat Kreon niet ten voorbeeld wordt gesteld aan de lezer. Antigone krijgt de dood die ze niet gevreesd heeft, in haar bruidsvertrek, haar graf.

Onoplosbare conflicten tussen onverenigbare levenshoudingen hebben de filosofie een scherpte gegeven waar we nog steeds op teren. Zonder deze conflicten geen tolerantie, pluralisme, democratie.

Het blijft dus raadzaam om literatuur oppervlakkig te lezen. Breng onbeschaamd je mening naar voren over de grote literaire werken. 'Er zit zo weinig actie in!' (scholieren) 'Theater gaat over massieve karakters waartussen geen echte dialogische relaties kunnen bestaan.' (Bachtin) 'Poëzie is woordenspel, de betekenissen zijn van de woorden afgegleden in de Lethe.' (Bachtin)

Schrijf eens zonder voetnoten en zonder op te staan uit je luie stoel. Anticipeer op het misverstand. Lees het misverstand als ware het een idee.

Wat wij nog vinden van techniek

Onze ideeën over techniek berustten een tijdje terug nog op oordelen. Techniek was zegen of vloek, of zegen en vloek. Tegenwoordig is er een consensus dat techniek onvermijdelijk is, best wel goed in wezen, maar dat onacceptabele gevolgen moeten worden beperkt. En dan zul je altijd met ongewenste incidenten blijven zitten. Maar door ons erop te bezinnen kunnen we de techniekbeheersing wel verbeteren.

In dit klimaat zijn twee reacties van voorheen niet meer en vogue. De eerste is die van Heidegger, die de techniek in zijn geheel nog tot voorwerp van een vraag wilde maken, ook al ontbraken hem daarvoor de middelen. De juiste vraag zou niet zijn: is techniek acceptabel? Maar: wat is techniek eigenlijk? In feite bevestigde Heideggers invalshoek de dominantie van het praktische omdat niemand zin heeft om zelfs de titel van zijn colleges te lezen. Hem wordt simpelweg een subjectief oordeel over de techniek toegeschreven.

De tegenovergestelde reactie tref je ook niet meer aan. Niemand denkt nog dat techniek een non-issue is, dat je vanuit een radicaal humanisme onder de zichtbaarheidsdrempel kunt blijven houden. De mens, zo luidt de consensus, zal met de ontplooiing van de techniek blijven aanlopen tegen problemen die ermee gepaard gaan. Het subject past bescheidenheid of wordt zelf technisch (levenskunst).

We zijn kennelijk in staat om - zelfs in de filosofie - met techniek om te gaan zonder te vragen wat het is en zonder dit vermogen tot omgang zelf te bevestigen. Het is goed mogelijk dat dit vermogen voortkomt uit een dieper onvermogen. Niemand wil de voortgang van techniek ter discussie stellen omdat niemand het kan.

Het avontuur filosofie lijkt daarmee zijn einde te naderen.
Het is onmogelijk de vraag naar de techniek te stellen. Het is onmogelijk deze onmogelijkheid juist te formuleren en zichtbaar te houden.
Filosofie zal zelf techniek zijn en haar ogen sluiten voordat ze er definitief in opgaat. Wat dan met terugwerkende kracht altijd al gebeurd zal zijn.

Techniek is dan tegelijk de idee der ideeën en het non-idee par excellence.

zaterdag 9 juli 2011

Inquisitie

Het probleem van een gemeenschap is dat ze zich de gemeenschap als doel stelt. Dat leidt onvermijdelijk tot een zelfverdeling van de gemeenschap. Hegel heeft mooi laten zien dat nieuwe sociale vormen ontstaan uit de rottingsgassen van eerdere vormen. Dit vormt ook een gunstig klimaat voor ideeën, en voor de idee. Plato groeide op in de oorlog.

De zoektocht naar ideeën neemt in deze situatie de vorm aan van een test. De gemeenschap test zijn leden. De correctiemodellen zijn slechts schijnbaar stabiel. In werkelijkheid worden die modellen zelf getest door de voorlopers van de nieuwe sociale vormen. De verdeling in winnaars en verliezers houdt de aandacht van de toeschouwers vast. Met dit middel en andere wordt de tijd gewonnen die nodig is voor het ontstaan van de idee.

Test, gemeenschap en leden zijn in deze situatie, ondanks de schijn van het tegendeel, wezenlijk instabiel.

In het onderwijs wordt gesteld dat testresultaten het doel zijn. Zeggen dat die op hun beurt ten dienste staan van het leren betekent niet zomaar dat dit leren in dienst staat van hogere toetsing. Leren is toekomstgericht, en toekomst betekent ruimte maken voor andere sociale vormen en dus andere zelfverdelingen.

Elke test is wezenlijk inquisitie. Ze moet zo ver worden doorgedreven dat de ziel wordt gevonden en gered. Ziel: het vermogen te reageren op wat gaande is in de wereld.

Niets minder is de inzet van The Voice of Holland, Cito, strafrecht, verkiezingen, filosofie.

vrijdag 8 juli 2011

Recapitulatie

Samenvatting van het gebodene tot dusver: ideeën moeten schitteren.
Die schittering maakt ze aantrekkelijk. De schittering kan de ideeën verhullen, zoals mooie jurken lichamen laten schitteren. Verhulde ideeën brengen de lezer ook aan de praat. Eenmaal aan het uitpakken, pakt hij misschien wel door en schakelt hij zichzelf in bij de uitvoering.

Kortom, verhulling is kapitalisering.

Eenmaal ingeschakeld, kun je ideeën verkondigen, waarbij de verkondiging gericht moet zijn op maximale inschakeling van zoveel mogelijk anderen.

De waarde van ideeën wordt groter naarmate je de prijs op niveau weet te houden.
Een rechtstreekse ongelimiteerde verspreiding van ideeën is marktvervuiling.

Behalve verhulling zijn er andere technieken waarmee we de prijs in stand kunnen houden. Massacultuur heeft als effect dat de vraag naar originelen onder controle blijft. Die vraag wordt vergeten en opgeroepen.
Uitgeven heeft als effect dat alle energie uitgaat naar het product, de lezersimpulsen en de (stroeve) communicatie. Dat verhoogt de druk op de denker de spaarzame resterende energie om te zetten in kwaliteit.
Onderzoeksplanning heeft als effect een circulatie van in- en output. Hierdoor worden buitenruimten tot ontstaan gebracht en de uitvindingsruimte afgeschermd.

De economie ligt besloten in de idee zelf. De idee is, zoals elk kapitaal, zijn eigen kapitalisering. Hij geeft zich rekenschap van zijn succes en falen. Hij geeft zich rekenschap van zijn voorgeschiedenis. De idee is investering in zichzelf: recapitalisatie. Hij is ook recapitulatie: herhaalde en gereflecteerde overgave aan de factoren die de idee vooruithelpen en belemmeren, vooruithelpen door hem te belemmeren, belemmeren door hem vooruit te helpen.

De erfenis van de erfzonde



Het mooiste idee van het christendom lijkt dat er voor iedereen redding is. Ook voor de grootste schurk en vooral voor de onmachtigen met een mislukt leven.

Aan die zekerheid is van alle kanten geknaagd. Met het meeste succes door Calvijn. Waar de heidenen  zich wentelen in hun zelfvoldaanheid, werkt de gelovige zich in het zweet en dan nog kan alles vergeefs zijn.

Nee, de grootste zekerheid van de christenen is dat het leven al voor het begin mislukt is. Dat valt mooi na te lezen bij Augustinus. Ook buitenstaanders zoals Brodsky hebben er mooie woorden voor gevonden:

....Once again
As in previous years we have seen the actual Vision and failed
To do more than entertain it as an agreeable
Possibility, once again we have sent Him away,
Begging though to remain His disobedient servant,
The promising child who cannot keep His word for long.

De zonde was toch al moeilijk te voorkomen. Maar als er een 'we' is, raakt ons altruïsme er gauw in verstrikt. Misschien ook is het opgeraakt bij de overgave aan dat wij.

Mooi meegenomen is dat het christendom de mensheid met deze erfzonde een nieuwe idee heeft gegeven. Daardoor wordt een nieuw licht teruggeworpen op het platonisme. De mens is in staat tot de herinnering aan een zuivere oorsprong. Hoe zuiverder die oorsprong, hoe groter de zekerheid van het verlies.

Die zekerheid hebben we meegenomen naar de moderniteit en postmoderniteit, als herinnering en erfenis. Hij heet nu menselijk tekort en wordt vooral aangewezen in de klonterende mensheid: 'Jede Gemeinschaft macht, irgendwie, irgendwo, irgendwann - «gemein».' (Nietzsche)





Reactie van Marc van der Post, theoloog in Argentinië:
Toen ik mijn kandidaats deed, heb ik gestudeerd op de erfzonde. Het leven is al voor het begin mislukt. Dat is het omgekeerde van: zelfs voor de grootste zondaar is er redding, maar op de een of andere manier komt het op hetzelfde neer. Vreemd, maar ik vind in beide gedachten troost. Ik ben meer gefocust op troost dan op wanhoop, zo zit ik nu eenmaal in elkaar.

donderdag 7 juli 2011

In het vuur ermee



Een idee dient met respect te worden bejegend. Als je haar in het vuur gooit, doe het dan met een beroep op diezelfde ideeën ('Welke zuiveringen moeten wij uitvoeren, als wij, ten volle overtuigd van deze beginselen, bibliotheken doorzoeken?' Hume, Enquiry, 132).

Maar toch. Waarom zou je in godsnaam ideeën in het vuur gooien? Uiteraard om te voorkomen dat je zelf in het vuur belandt. En - raadzamer - om die toestand van rusteloosheid te bereiken die nodig is voor ons werk in het alledaagse leven. In de tijd van Hume was dat niet minder belangrijk dan tegenwoordig. Filosofie is alles. Nutteloze passie én bescherming van nationale consensus.

Het vuur is slechts schijnbaar bedoeld om te vernietigen. Het conserveert de idee ongeveer zoals James Bond het rapport wanneer hij de aansteker ertegenaan houdt. De tegenstanders worden bovendien door de dansende vlammen gehypnotiseerd.

In elke tijd wordt de adequate methode gekozen. Het empirisme was ooit ideaal (zoals nu de vrijheid van meningsuiting) omdat het maximale intensiteit belooft. De zwakkere filosofie wordt gecompenseerd door steeds intensere blootstelling aan overtuigingen die in stijgende mate verwant zijn aan de gekozen uitgangspunten.

De lezer wil zich warmen aan dit vuur en laat zich - zoals in Plato's grotvergelijking - alleen met geweld nog meesleuren naar buiten, naar 'de werkelijkheid'. En daarna wil de lezer onmiddellijk weer terug naar de grot, onder het mom van martelaar voor de waarheid. Zoals Socrates.

Plato koos voor een andere weg, die ook Hume meer aanspreekt: 'Het is voor alle beoefenaren van de wetenschap zeker van belang zich niet bloot te stellen aan de spot en verachting van de onwetenden.' (Enquiry, 125n.) De filosoof kiest voor de arbeid, de omvorming van de werkelijkheid tot de 'grot' van het alledaagse leven.

De filosofie wordt dan effectief nominalisme. Ze organiseert het leven rond de abstracties waartegen ze naar eigen zeggen datzelfde leven beschermt: wetenschap, sociale techniek, de juiste uitgangspunten.

woensdag 6 juli 2011

Discretie van de openbaarheid



Gastvrijheid is een moeilijke deugd omdat je er niet aan ontkomt. Het is daarom niet echt een deugd. Het is ook maar de vraag of het een deugd is als je je erin onderscheidt. Het is dan eerder je gast die jou in staat stelt je te onderscheiden.

Deugden staan of vallen met zichtbaarheid. Mensen erkennen je voortreffelijkheid en laten zich erdoor inspireren.

Gastvrijheid is geen deugd. Ze is een idee. Ze zet iets in gang en naarmate ze zich ontwikkelt, verstrikt ze zich en mislukt ze hopeloos.

De gastheer is discreet. Hij maakt het zijn gasten naar de zin. Dat lukt nooit genoeg. Wanneer hij tekort schiet, corrigeert de gast hem op discrete wijze. Wanneer de gastheer zich even verexcuseert, trekt de gast ongemerkt het tafelkleedje recht. Hij neemt de rol van de gastheer over.

In deze onzichtbare gastvrijheid past het idee van de zwijgende adressant. Hij corrigeert de schrijver door discreet te zwijgen. God corrigeert de gelovige zachtmoedig door zijn gebeden met zwijgen te beantwoorden.

Het kan alleen maar mislukken. Wanneer de fouten en hun correcties door een verspreking aan het licht komen zullen ze de discrete gastheer en gast niet vergeven worden. Democratische rechtvaardigheid.

De gastvrijheid moet ongezien blijven. De democratie roept de gastvrijheid op en omhult haar met lawaai.

De zelfwording van de wereld



Het onderwijs, zegt Nussbaum, versmalt tot beroepsopleiding. Nu lijkt dat een gevolg van de intreding van economie in het onderwijs. Voorheen waren de res gestae, de oorlogen en lotgevallen van de prinsdommen, het onderwerp van geschiedenis. Later kwam daar de economie bij. Mooi, want dan wordt het allemaal wat concreter en krijgen we oog voor hoe een en ander uitpakt voor de mensen die geen generaal zijn.

Maar wat is het gevolg? Mensen gaan economie verstaan als de kans om zich te verrijken en de verworven rijkdom vast te houden. Rijkdom wordt vooral gezien in termen van status en materiële welvaart. Vermogens als empathie, creativiteit en kritisch denken worden gemarginaliseerd. Onderwijs wordt beperkt tot het eindeloos doordraaien van gestandaardiseerde toetsen.

Verbeter de wereld, begin bij mezelf. Dat is de idee van Nussbaum. Zo gaat ze naar Europa en India, schift het goede van het kwade. Terug in eigen land raapt ze pareltjes op zoals het Chicago Children's Choir. Ze schrijft over dieren en gaat hardlopen. De uomo universale als centrum en startpunt van een betere wereld. De belichaamde idee.

Het moet raar lopen wil de wereld binnenkort niet één groot Chicago Children's Choir zijn. Kom op mensen, een tandje bij!

dinsdag 5 juli 2011

Inbeeldingsvermogen



Je kunt je een beeld van iets vormen. Neem een driehoek. Al gauw heb je behoorlijk wat driehoeken nodig om je een beeld te vormen van de driehoek. Nooit kom je bij een beeld van de driehoek dat overeenkomt met alle driehoeken.

Je kunt je ook een transcendentaal schema van iets vormen. Je brengt dan de kenmerken van je waarnemingen onder in een begrip. Bijvoorbeeld: ik zie een hond. Die heeft vier poten. Ik neem dat kenmerk en relateer het aan andere waarnemingen. Zo kom ik met mijn verstand tot het begrip hond. Er is geen beeld dat hieraan helemaal beantwoordt. Omgekeerd wordt een beeld pas mogelijk door het begrip.

Nog een paar stapjes hoger vinden we bij Kant de idee. Plato's idee werkt hij om tot een transcendentale idee, en reserveert die voor het 'zuivere verstand' in tegenstelling tot het praktische verstand. Daarmee wil Kant de bodem die Plato heeft gelegd vlakker en 'bouwvast' maken, 'waarin zich allerlei mollengangen van een vergeefse, maar met goede bedoelingen, naar schatten gravend verstand aan ons voordoen, en die dat bouwwerk instabiel maken' (KRV B 375/A318-B376/A320).

Nu wordt wel gezegd dat Hegel en latere filosofen dat transcendentale inbeeldingsvermogen verder hebben uitgewerkt. Ze werken niet meer met een architectonica. Ze zullen door Kant daarom misschien worden aangezien voor mollen. Wel met goede bedoelingen, maar ze vinden niet de schatten die ze zoeken en maken de bodem van Plato instabiel.

De inzet van de latere filosofie kun je ook anders beoordelen. Ze hebben al gravend de schat van het transcendentale inbeeldingsvermogen ontdekt. Ze leveren het gebouw uit aan de tand des tijds. Het wordt niet meer dan een beeld dat mogelijk is gemaakt, en ondergraven, vanuit andere schema's.

Als de bodem instabiel wordt, kun je de dingen ineens op andere verdiepingen aantreffen.
De mol is dan ineens een schema. Hij is het subject, misschien.