zaterdag 21 januari 2023

Evert van der Zweerde test de Russen

Bij politieke filosofie kun je moeilijk om Plato heen. En omdat we zo af en toe de grotvergelijking uit Politeia lezen, zien we dat het leren van lessen gepaard gaat met dwang, βία. De verleiding is groot om van de filosofie over te stappen naar de wetenschap, à la Aristoteles. Daar laat je je leiden door nieuwsgierigheid, je kijkt naar de fenomenen en bent eigenlijk wel tevreden als je er orde in kunt aanbrengen.

In contrast met onze Europese voorkeur voor Aristoteles grijpen de Russen graag naar Plato. Als ze daar filosofie interessant vinden, gaat het om een idee die in praktijk gebracht moet worden, of in elk geval ten einde moet worden gedacht. Deze blogserie met de titel ideeën komt dus vroeg of laat uit bij de Russen.

Nu heb ik daarnaast ook een bijzondere aanleiding om me weer even bezig te houden met de Russen. Mijn vriend en vroegere collega Evert van der Zweerde publiceerde onlangs een boek over genoemde materie, Russian political philosophy, en was zo goed het mij te sturen. Ik weet niet zeker of ik nog tot zijn doelgroep behoor. Ik houd me al lang niet meer beroepsmatig met filosofie bezig, laat staan Russische, en heb ook zo goed als geen contacten meer met de universiteit. Maar blijkbaar beschik ik nog over voldoende verantwoordelijkheidsbesef om iets te doen met dit gegeven, dit gegeven boek.

Als ik aan Evert denk, heb ik nog een bijkomende reden om aan Plato te denken. Hij vertelde me vroeger dat hij korte tijd klassieke talen studeerde voordat hij naar filosofie overstapte. Er zit dus misschien nog iets in Evert, een manier van denken en kijken, die herinnert aan Plato. Als hij het over de idee heeft, of het nu de Russische is of een andere, dan speelt - meestal impliciet - de filosofie van Plato mee.

Evert ziet het platonisme van de Russen vooral terug in hun voorkeur voor onmiddellijkheid. Het hoeft niet per se te gaan om de leider. Als de leider zijn kudde heeft getemd, kan die zich ook zelfstandig in de juiste richting bewegen, en in laatste instantie is er een juist georiënteerde anarchie mogelijk, waarin het individu vanuit zichzelf de goede kant opgaat (p.205). Dit maakt begrijpelijk hoe we de ondertitel van Everts boek kunnen lezen, Anarchy, Authority, Autocracy. Evert verwijst ook naar een publicatie van Alexander Dobrochotov, Belyi Tsar' ('De witte tsaar').

In 1993 bezocht ik Moskou en Dobrochotov voor mijn Bachtinstudies, met uitgebreide aanbevelingen van Evert. Dobrochotov stak heel veel tijd in mij, en dat was maar goed ook. Ik was niet zo'n individu dat vanuit zichzelf de goede kant kon opgaan. Zo nam Dobrochotov me ook mee naar een klassiek concert. Hij ging helemaal aan de rechterkant zitten. 'Ik ga altijd aan de kant zitten', zei hij, 'dan kan ik snel weg als het nodig is.' Je moet je dus - in onmiddellijkheid - helemaal overgeven aan wat er gebeurt, maar ook weer niet helemaal. Houd altijd een vluchtweg in je achterhoofd.

Toen ik Evert na lange tijd weer eens sprak, een paar jaar geleden, vertelde hij me dat veel Russische studenten het liefst zo dicht mogelijk bij de Finse grens woonden. Dan waren ze snel weg, als het nodig was.

Ik heb mijn academische tijd alweer lang achter me, zoals gezegd. In de jaren negentig vond ik in de Russische filosoof Michail Bachtin een bondgenoot - dankzij mijn docent en latere vriend Henk Manschot - die ik op één lijn kon brengen met Deleuze, met name hoe hij Kafka las, als de zorg om steeds vluchtwegen te ontwerpen, lignes de fuite. Bij Bachtin vond ik een soortgelijk begrip, in het Russisch lazejka, wat ik met behulp van het woordenboek maar weergaf met het woord 'kruipgat'. Een vluchtweg kan soms moeilijk zijn, moeilijk om te bedenken en moeilijk om te volgen. Ik realiseerde me dit vorige week toen ik weer last had van het si-gewrichtje in mijn rug en ik een paar dagen alleen nog kon kruipen.

Het ligt voor de hand om in de grotvergelijking van Plato de weg naar buiten als een kruipgat te zien, een nooduitgang, die je in principe niet gebruikt. Liever blijf je comfortabel in de grot, zeker als je sinds je geboorte nooit anders gewend bent. Maar dan is er dus dat geweld, met die bewakers die je naar buiten slepen. Je moet en zult de waarheid zien.

Iets van dat gevoel overviel me toen het boek van Evert hier op de mat viel. Vandaag heb ik mezelf - als was ik zowel de bewaker als de grotbewoner - gedwongen om het boek in een keer uit te lezen. Het is niet altijd prettige kost. Rusland is om meerdere redenen een land dat... enfin, dat hoef ik denk ik niet toe te lichten (Evert zou nu meteen drie redenen kunnen noemen, dit is zijn natuurlijke gebaar, steeds die drieslag, wat me herinnert aan Cicero en Caesar...). Des te aangenamer was het om in Evert al lezende een medestander te vinden, net zoals Dobrochotov dat voor mij in 1993 was. Evert bekent dat hij zelf ook een haat-liefdeverhouding tot Rusland heeft. Hij voegt er wel aan toe dat veel Russen dat zelf ook hebben. Hier herken ik weer het sine ira et studio van Tacitus, die ook vreselijke dingen beschrijft, en zijn best doet om zich niet te laten meeslepen - of juist blokkeren - door zijn afkeer. Blijven schrijven, blijven lezen, en - bij Tacitus én bij Evert - hoe.

Natuurlijk is er ook genoeg om wel van te houden in de Russische filosofie. Er zijn interessante denkers, sympathieke denkers, kritische denkers. Maar een filosoof moet intellectuele eerlijkheid en moed betrachten, en moet dus ook de donkere kanten belichten, en dus ook denkers zoals Dugin die vinden dat Poetin niet ver genoeg gaat, als je je verplicht tot de ontplooiing van het Dasein moet je kunnen doden, en wel heel veel. Kortom, je moet de verleiding weerstaan om te gauw die Russische filosofie voor je karretje te spannen.

Het is wel jammer dat Evert Plato niet leest, althans in zijn boek over de Russische politieke filosofie. Zo blijft Plato toch een beetje een zwartwitte achtergrond, de filosoof die politiek ziet als het opleggen van orde aan de kudde. Ook Aristoteles wordt door Evert niet echt belicht. Zelf zei Aristoteles dat het verschil in benadering met Plato vooral school in hun vertrekpunt. Plato start op de renbaan vanaf het einde, terwijl Aristoteles start aan het begin. Maar uiteindelijk gaan ze allebei heen en weer, zijn ze zowel inductief als deductief, en moeten ze langs het midden.

Het midden, de instrumenten, of de middelen, is het medium waar Everts grootste zorg naar uitgaat. Politiek heeft voor hem te maken met mediation, en in het bijzonder de mediating institutions (p.208), de middelen waarmee je een idee wil realiseren. Die zorg ontbreekt vaak in Rusland, met zijn omhelzing van de onmiddellijkheid. Dit lijkt in tegenspraak met de alomtegenwoordigheid van het instrumentele. Ideeën worden gereduceerd tot ideologie, waarin filosofie volledig in dienst staat van de doelen van de leiders. Maar die middelen hebben zelf, als het erop aankomt, geen waarde. Ook mensen gebruik je alleen om doelen te bereiken, niet als een middel met waarde op zichzelf.

Daarom denk ik dat Evert kantiaan is, hoezeer hij ook vertrouwd is met Hegel. Kant wil de mens als doel zien, niet louter als een middel. Als Evert wijst op het belang van mediation heeft hij het niet over een effectiever gebruik van de middelen met het oog op grootse doelen, maar over, zoals Benjamin en Agamben zouden zeggen, het 'gebruik van middelen zonder doel'. Middelen zonder doel zijn eigenlijk ook geen middelen, je kunt net zo goed zeggen dat ze zelf doel zijn (zoals Kant), met de aantekening dat je natuurlijk ook weer andere middelen nodig hebt om de ander ook werkelijk als ander serieus te nemen.

Kant had ook zo zijn manieren om die verhouding tussen doel en middelen op verschillende manieren onder begrip te brengen. Zo had hij het met het oog op de beoordeling van iets als mooi over 'doelmatigheid zonder doel'. Je moet doen alsof dit object je doel is, ook als je dat object zelf niet in essentie kent. Al denkend en schrijvend merk ik dat Evert met zijn impliciete kantianisme dicht bij Hannah Arendt zit, die hij ook een paar keer noemt. Achter Everts hegelianisme zit zijn kantianisme, zijn respect voor de Russische filosofie en de mensen die hij daar heeft ontmoet.

Er valt bij Evert veel te lezen, niet alleen aan de oppervlakte, niet alleen zoals hij anderen aan de oppervlakte leest (soms op het randje van name dropping), maar vooral ook tussen de regels. Hij legt verbanden, en slaat heel vaak haast stiekum zelf aan het filosoferen. Ik kan dat helaas niet meer zo goed inschatten omdat ik niet meer zo goed in de materie zit, maar zie wel aan zijn manier van presenteren dat hij zijn filosofische bewegingen steeds terloops geeft. Het is aan de lezer om dit op te merken, of om zich er onbewust door te laten prikkelen.

Dit lijkt al - God verhoede - bijna een recensie. Zo had ik het niet bedoeld. Wat ik hier in deze blogs doe heb ik in de marge getypeerd als 'in de nasleep van Plato'. Plato probeerde zelf ook de filosoof-koning uit te hangen, op Sicilië, getuige zijn beroemde Zevende brief, maar merkte dat de vorst aldaar hem heel handig in de marge hield. Zo interpreteer ik ook de aanbeveling van Poetin, in 2013, om drie boeken te lezen van Russische filosofen, waaronder Opravdanie dobra ('De rechtvaardiging van het goede') van Solovjov, dat ik destijds intensief heb bestudeerd. Poetin veinst interesse, maar is de kritiek van filosofen niet waard. Evert begrijpt dat heel goed, en richt zijn aandacht op wat interessant is aan de Russische filosofie, en dat is niet wat je in het nieuws leest. En dus, voeg ik toe, geheel in lijn met Plato, die de filosofen adviseert om koningen niet te adviseren als ze die adviezen niet waard zijn.

Wat ik bedoel is dat ik Evert niet zie als wetgever, en mijzelf ook niet als zijn adviseur. Evert schrijft uit een edel plichtsgevoel, ten opzichte van al die denkers die zich presenteren als filosoof-koning, of potentieel filosoof-koning. Dat plichtsgevoel heb ik tegenover Evert, en ik reken erop dat hij hierin met mij sympathiseert. Je moet vervelende dingen niet uit de weg gaan, maar aan de andere kant ook weten waar je grenzen liggen. Nou, mijn grenzen liggen bij de vaststelling dat filosofie niet altijd heilzaam is. Je schrijft erover, maar niet meer dan nodig is.

In mijn zomerverkenningen las ik, reagerend op weer ander aanbod, over de katechon, een motief bij de politiek filosoof Carl Schmitt dat hij uit de Bijbel haalde en centraal stelde. Ineens bleek dat de politiek in essentie een tamelijk scherpe verhouding heeft tot het kwaad en tot de vijand. Je kunt wel spreken van liefde, maar uit liefde kan God ons confronteren met de kracht die de Messias nog een tijdje kan tegenhouden. Via de Italiaanse filosoof Massimo Cacciari kwamen we bij de Russische filosofie, met name de beroemde legende van de grootinquisiteur in De gebroeders Karamazov van Dostojevski.

Evert lijkt hier en daar te zeggen dat de christelijke richting in de Russische filosofie, inclusief Dostojevski, a-politiek is, omdat hij in lijn met Schmitt het conflict essentieel acht in zijn definitie van politiek. Als ik Evert goed begrijp, gaat hij niet mee in Schmitt's idee dat onze seculiere politiek essentieel christelijk blijft, en dat het christendom ook opgezadeld blijft met conflicten, al dan niet potentieel, en in het bijzonder in de strijd tegen het kwaad. Daarvoor heb je Schmitt niet per se nodig, je kunt dat kwaad ook zien bij Kant en Arendt.

Het lijkt steeds te gaan om een bepaald soort volgorde. Niet alleen bij Aristoteles en Plato (waar begin je?) maar ook bij het christendom en bijvoorbeeld het marxisme. Het christendom vertrekt vanuit liefde en harmonie, maar komt terecht bij de eindstrijd, waarin er moet worden gevochten. Het marxisme vertrekt vanuit de klassenstrijd, maar komt uit bij de klasseloze samenleving. Zodoende is niet de werkelijke confrontatie kenmerkend voor de politiek, maar zoiets als de volgorde.

Als dit zo is (en ik zal me wel weer vergissen, zoals zo vaak), hebben we een belangrijke reden te pakken waarom Evert zo geobsedeerd is door chronologie. Hij vindt het enorm belangrijk om een verhaal te vertellen van eerst dit, dan dat. Dat heeft vele voordelen. Je kunt dingen zodoende ordenen, uit elkaar houden, met elkaar in verband brengen, wat al niet. Ik zou bijna de keren tellen dat Evert het woord default gebruikt, zeg maar de uitgangssituatie. Ik heb het gevoel dat alles daarom draait. Waar begin je? Waar ga je vanuit?

Daarin voel ik me met Evert verwant. Tegenwoordig volg ik een cursus op school in 'formatief handelen'. Je moet steeds testen wat leerlingen weten voordat je een stap extra kunt zetten. Planning wordt steeds minder belangrijk, want daarmee zet je jezelf vast, en kun je niet meer reageren op de vorderingen die zich voltrekken.

Willen we een kans maken de Russen op te voeden, of ons door hen te laten opvoeden, dan moeten we dus blijven testen. Filosoferen met de hamer, zou Nietzsche zeggen. Maar ik zie Nietzsche toch vooral als een kantiaan, en zo begrijp ik meteen weer een stuk beter waarom Evert die hele Nietzsche (afgezien van Ayin Rand) rechts laat liggen. Niet omdat hij zelf geen hamer hanteert, maar omdat Kant en Plato ook al volop bezig waren met testen. Misschien was die hele operatie om de grotbewoner naar buiten te trekken ook gewoon een test. Zijn we in staat om in de grot te leven? Als leraar, leerling, in het grijze tussengebied waarin je niet weet welke van beide je bent?

Hamer en sikkel op rood vector illustratie. Illustration of illustratie -  82701723