maandag 21 maart 2022

Schelden is niet puur negatief!

Het ligt allemaal zo dicht bij elkaar, prijzen, vloeken, je uiten. Zit daar ook een theoretisch probleem? Anders had ik deze blog beter kunnen stallen in Prijzingen! of weet ik veel waar. Nu zat ik toch al met dit probleem vanwege die verrekte Russen. We houden zo van ze, van hun cultuur en van hun dissidenten, maar ook vanwege hun band met de simpele mensen die je zo makkelijk voor de gek houdt, en die Jezus Christus bij uitstek zijn hemelrijk toezegt.

Lastig, zeker deze dagen, want mede door de steun van deze talrijke leipo's zitten honderdduizenden Oekraïners in de ondergrond en hebben ze maar matig voordeel bij onze heldenverklaringen en onze rouwmatige borstklopperij. Sterven kan nog wel, maar al die weken voordat je dat doet zit je toch maar lelijk op die paar vierkante meters.

Schrijvers als Isaak Babel hebben hier een bijna rechtvaardigend of zuiverend karakter. Ze wisten zo goed die sfeer van het oude Odessa te schetsen, maar tartten ook onze deugd door de wreedheid uit te tekenen. Denk ook aan Jasja Heifetz of die beroemde trappen van Eisensjtejn, waar nu houten kruisen staan om tanks tegen te houden. Die kinderwagen die holderdebolder de trappen af stuiterde. Cultuur of barbarij, of allebei?

Het probleem waar ik vandaag op stuiterde was het schelden dat niet altijd schelden is. Neem het Nieuwgriekse woord malákas dat zoiets betekent als smeerlap, softie, homo, maar niet in seksuele zin, eerder iemand die avnanismós praktiseert, onanisme. Je zegt het niet alleen tegen iemand in het verkeer die je de weg afsnijdt, maar ook tegen iemand die je goed kent, om uit te drukken dat je die iemand graag op een vertrouwelijke manier uitscheldt.

Lezers, jullie weten dat dingen soms van verschillende kanten op me afkomen. Zo mocht ik voor een oude vriend een stuk tekst vertalen waarin gezegd werd (ik heb het over de elfde eeuw) dat wijsheid vaak de vorm aanneemt van prikkels, zwepen, spijkers die diep in ons gedreven worden, verbale agressie zelfs. We hebben dat blijkbaar nodig want anders raakt het ons niet. We willen graag erkend worden als barbaar voordat we eventueel tot zelfverheffing overgaan.

De Grieken zijn dus goed in deze carnavaleske sfeer van de taal, waarin je iets tegelijk positief en negatief bedoelt. De Russen kunnen er ook wat van, hedentendage. Ze blaffen hun vertrouwde assistenten toe, inquisiteren hen en stoppen hen in de gevangenis. Hun broeders bombarderen ze stuk en omsingelen hen zodat ze doodgaan van de honger en de dorst. Dat is hun manier om brátstvo (broederschap) en droezjbá (vriendschap) uit te drukken.

Toen ik twaalf was, was ik geschokt toen mijn vriend Eddy me een klap in mijn maag gaf, ten teken van vriendschapsbetoon. Ik was blijkbaar in staat om zoiets vulgairs te interpreteren als blijk van vriendschap en liefde. Zo sneed ik ook ooit met mijn achterbuurjongen in mijn arm om met dat bloed mijn handtekening te zetten onder ons vriendschapscontract.

God zegt in de Bijbel dat hij met zijn volk een verbond 'snijdt' (karat' berit'). Dat kan hard aankomen. Je kunt ineens en masse weggevaagd worden van de aardbodem, allemaal uit liefde natuurlijk, maar evengoed kun je worden uitverkoren om de rest van de wereld te redden, waarbij je je, terecht of niet, even superieur waant en een paar vliegtuigen naar Syrië stuurt met wat raketten. From God with love.

Er is iets aan ons mensen dat zinnige boodschappen afweert. Er worden zoveel signalen op ons afgevuurd, 'afgezonden' zoals mijn collega-docenten vandaag zeiden toen ze de leerlingen steeds meer signalen zonden, waarbij die leerlingen zich in toenemende mate immuniseerden. Dat is kennelijk het effect. Hoe meer raketten, hoe minder gehoor. Hoe meer sancties, hoe minder toegeeflijkheid. Het omgekeerde geldt trouwens niet. Het is niet dat je meer vriendelijkheid oproept naarmate je minder signalen zendt. Helaas, was het maar waar! (Dat dachten we nog wel in de jaren tachtig, toen we met groepjes contact zochten met groepjes in het Oostblok, maar waar de sovjets zwichtten voor de militaire en economische druk van Reagan, althans volgens de Russische gids die ons in 1989 door Moskou rondleidde, Alekséj, aardige vent).

Die beschouwing over het Griekse woord malakás heb ik van de youtube-serie Easy Greek, het kijken waard als je Nieuwgrieks wil leren. Maar ook in de teksten van Plato, waar deze serie toch over gaat, kom je dat woord al tegen. Orfeus was een zwakkeling, heet het in Symposium, omdat hij zijn geliefde weliswaar ging halen in de Onderwereld, maar uiteindelijk liet hij haar daar achter terwijl hij zichzelf in veiligheid bracht. Slap! Malakós!

Voorzichtig pleit ik ervoor dat we scheldwoorden niet te strikt in oppositie met zegeningen brengen. Schelden op God, of op andere hoge piefen, is een soort huldebetoon, een soort blijk van intimiteit. Malakás zeg je niet zomaar tegen iedereen, het is echt iets moois als je erbij hoort en wordt uitgescholden. Dat begrijp je alleen als ze je toelaten. En die manieren om je toe te laten kunnen dus behoorlijk variëren. Meedoen, daar komt het op aan, en dan merk je vanzelf of je erbij hoort.

Schelden in een vreemde taal is de eerste stap tot het vloeiend spreken...  | Erasmus tips

vrijdag 4 maart 2022

Marionettenspel - Agamben over Pinocchio

Filosoof Agamben heeft een boek geschreven over Pinocchio, de beroemde roman van Collodi (Pinocchio - Le avonture di un burattino doppiamente commentate e tre volte illustrate, Einaudi 2021). Agamben schreef al eerder over Pinocchio, in Infanzia e storia (2001). Pinocchio zette hij daar in als bron om iets over geschiedenis te weten te komen vanuit een antropologisch perspectief, geïnspireerd door Lévi-Strauss. Pinocchio komt bij zijn avonturen terecht in een soort luilekkerland voor kinderen, waar onder luid kabaal alle kinderen bezig zijn met spelen. De tijd is er opgeheven. Het spel lijkt daarmee diametraal te staan tegenover het ritueel, dat momenten in het leven markeert. Tegelijk zijn spel en ritueel ook nauw verbonden. Denk aan Nieuwjaar en carnaval, waar je in diverse culturen een combinatie van spel en ritueel ziet. Sociale structuren worden tijdelijk overhoop gegooid, en markeren juist zo de orde.

Volgen we Lévi-Strauss (zoals Agamben doet), dan moeten we spel en ritueel niet zien als namen voor structuren, en evenmin voor chaos of gebeurtenissen. Het zijn eerder transformatieve krachten. In het spel worden structuren veranderd in gebeurtenissen, en in het ritueel is het precies andersom. Inmiddels lijken we ver verwijderd van Pinocchio. Hij diende in Infanzia e storia als opmaat voor de verkenning van de betekenis van het spel voor geschiedenis.

In zijn recente boek over Pinocchio volgt Agamben de roman van Collodi op de voet. Het is een commentaar op de roman, waarbij Agamben zaken benadrukt, met elkaar in verband brengt met elkaar en met motieven in zijn eigen filosofische werk. Zo legt Agamben een verband met de ridderromans, waar de personages verzeild raken in 'avonturen', dwaaltochten, waarmee ze een ander parcours volgen dan de geestelijke weg zoals gevolgd door Dante in zijn goddelijke komedie. Daarnaast zien we raakvlakken met de commedia dell'arte-figuur Pulcinella, waarover Agamben eerder schreef. In de roman van Collodi komt Pinocchio Pulcinella zelfs tegen, en ze herkennen elkaar als een soort broers.

In deze blog ga ik niet op mijn beurt weer een commentaar schrijven op Agambens commentaar bij Pinocchio, want dan ben ik honderden bladzijden bezig. Liever pik ik er een centraal motief uit, dat me aanspreekt, en Agamben kennelijk ook, want hij benadrukt het nogal. Ik doel op de verzekering dat gebeurtenissen in de roman vaak lijken op magie, maar er in feite niets mee te maken hebben. Hiermee verbonden is de suggestie, die naar aanleiding van Pinocchio en Agambens filosofie wel vaker is gedaan, dat we de gebeurtenissen op een puur geestelijke manier moeten opvatten, en dat de roman dus eigenlijk een mystieke inhoud bevat.

Zo verandert Pinocchio in een ezel. Dat is niet het gevolg van een toverspreuk, maar het gevolg van zijn inactieve gedrag, waarvoor de krekel hem al had gewaarschuwd. Wel heeft Pinocchio een bijzondere affiniteit met de dood. Bij zijn metamorfoses roept hij uit dat hij dood is. Maar dat moeten we niet opvatten als een gebrek aan levenslust. Pinocchio kan genieten van het leven, en telkens als het misgaat komt hij weer in een nieuwe situatie. Er is steeds weer een opening, een 'maar...' dat hij tegen de stem van het fatalisme kan inbrengen.

We kunnen dus zonder veel moeite de beschouwingen van Agamben opvatten in het verlengde van zijn levensfilosofie. De formule: levensvorm is niets anders dan gebruik maken van het leven, het leven zoals het loopt. Je hebt je leven niet in de hand, maar evenmin zijn we veroordeeld tot passiviteit jegens het lot. Je maakt gebruik van het leven, je handelt, en dat handelen is noch puur actief, noch puur passief, maar medium, je maakt van het leven gebruik als een 'middel zonder doel', je bevindt je erin zonder erin op te gaan, je verandert in een omgeving die zelf ook steeds verandert.

Als we Agambens Pinocchioboek in verband willen brengen met de actualiteit, springt de aandacht voor medische zorg het meest in het oog. In een interview had Agamben gezegd dat politiek nu meer dan ooit in de ban is van de wetenschap, die zich verdicht tot de zorg. De corona is het voorlopige culminatiepunt hiervan. Hoewel ik Agambens radicale kritiek op de coronamaatregelen niet deel, blijf ik het interessant vinden zijn filosofie te volgen, omdat we zicht moeten proberen te krijgen op de manier waarop ons leven verwikkeld is in machtsstructuren. Foucault was misschien te ver doorgeschoten in de vernauwing van subjectiviteit tot 'zorg voor zichzelf', en Agamben zoekt in het verlengde daarvan, maar ook ertegenover, naar een verbreding van het subject tot 'gebruik van het zelf'. 

Pinocchio is daarvan een sprekend voorbeeld. Laten we eens kijken welke vorm de medische zorg hier aanneemt. Pinocchio had zich flink in de nesten gewerkt door zijn contacten met de vos en de kat. Zij verkleden zich als bandieten, beroven Pinokkio en hangen hem op aan een eik. Vlak daarvoor was Pinokkio naar een huis gerend waar een fee met turquoise haar hem begroette. Zij is het ook die na zijn ophanging een valk inschakelt om hem van de boom te halen, en drie beroemde artsen bestelt, een uil, kraai en de geest van de krekel.

De artsen verschillen van mening over wat er aan de hand is. Is Pinocchio nu dood of niet? En de krekel zegt dat de dood het gevolg is van het ondeugende gedrag van de houten pop. Uiteindelijk drinkt Pinocchio de drank die hem door de fee wordt toegediend, in het zicht van de draagbaar met vier zwarte konijnen. Het is echter niet dit medicijn waardoor Pinocchio vervolgens in rap tempo herstelt. We waren even vergeten dat hij een houten pop was, en die hebben nu eenmaal de eigenschap dat ze erg snel kunnen genezen. Het is dus, concludeert Agamben, noch magie noch de medische wetenschap die Pinocchio redt, het is zijn hoedanigheid van marionet.

Ik moet bij marionet (zonder touwtjes in dit geval) ook denken aan een andere actualiteit die nu gaande is, de poging van Poetin om een marionettenregering in Oekraïne neer te zetten, wellicht met de al tweemaal verjaagde Janoekovitsj of een ander. We zijn via dit beeld tot op zekere hoogte, in het volle besef overigens van de tragiek van de oorlog, in staat om niet alleen naar de politiek te kijken als een marionettenspel, maar ook (serieuzer) om in te zien dat Poetin hiertoe in staat is. In feite verandert Poetin met zijn oorlog de sociale structuur in een gebeurtenis, waar de structuur buiten spel wordt gezet.

Ook in een ander opzicht kunnen we de oorlog bezien met behulp van Agambens filosofie. Het is - althans volgens Poetin zelf - in feite een burgeroorlog, omdat Oekraïne volgens hem geen bestaansrecht had. De Oekraïners zijn eigenlijk Russen, en ze moeten worden bevochten omdat ze tegen hem in opstand komen. Waar wij oorlog meestal zien als strijd tussen vijandige, soevereine staten, is het vaker dan we denken de burgeroorlog die de geschiedenis domineert, en waar we de grootste wreedheden zien. De staat is dus niet allereerst een juridische, soevereine grootheid, maar oikonomia, een 'huishouding' die in de geschiedenis geleidelijk getransformeerd is tot een macht, 'biomacht', die ons leven tot in detail beheerst.

Hoe vervelend dit kan uitpakken zien we niet alleen in Oekraïne, maar ook in Rusland zelf, waar nu grote kans bestaat dat de noodtoestand wordt uitgeroepen, en de eigen bevolking wordt gedegradeerd tot homo sacer. Dat zijn niet alleen verbannenen en vogelvrij verklaarden, maar essentieel voor de homo sacer is bovendien dat de uitgezonderden worden teruggenomen in de eigen samenleving. De uitzonderingstoestand wordt daarmee veralgemeniseerd, de uitzondering wordt zelf de wet die regeert.

Wat dit voor het Westen betekent moeten we afwachten. We hebben hier de luxe om niet alleen dingen te ondernemen die we kunnen doen (opvang van vluchtelingen) of juist nalaten (direct militair ingrijpen), maar ook om na te denken en dingen op een rijtje te zetten. Hoe kon het gebeuren dat we ons via de economie afhankelijk maakten van de dictatuur? Hoe hebben we de wereld kunnen zien als een groot onbegrensd Europa, terwijl we tegelijk bezig waren onszelf in ons fort te verschansen en de wereld aan zijn lot overlieten?

Goed, we raken weer op afstand van Pinocchio, schijnbaar. In werkelijkheid betekent nadenken ook gebruik maken van de bronnen, van de ideeën en verhalen die ons uit de beslotenheid van het nu halen en uit het cynisme. Soms lijkt het of Amerika het alleenrecht heeft op een frisse, kinderlijke blik op de wereld, en kennen we Pinocchio alleen nog van Disney. Juist in deze situatie is het interessant om zelf weer eens te gaan kijken in onze voorraadkamers om ons op te peppen voor wat ons te wachten staat.

De boodschap van Pinocchio is dat elke deur die wordt dichtgeslagen ook een deur is die opengaat naar iets anders. Dit motief kennen we van Kafka's K., de held van het slot, die we volgens Agamben moeten opvatten als Kardo, het scharnier waaromheen de deur draait als ze opent en sluit. Als Europa haar deuren sluit, kunnen we dat opvatten als zelfopsluiting in de gevangenis. Het kan evengoed een daad zijn waarmee nieuwe deuren opengaan. Nu pas komen we erachter dat Oekraïners evengoed Europeanen zijn als wij, en dat dit zelfs wordt herkend door Polen en Hongarije.

Europeanen hebben dus een bepaald vermogen tot transformatie, metamorfose. We kunnen veranderen in ezels, door brute handelaren in zee worden gegooid, maar dan veranderen we, net als Pinocchio, weer in een houten pop, met dat merkwaardige vermogen om de neus te verlengen en te verkorten. De neus groeit net als de waarheid mee met ons leven. De ene keer is de waarheid dat we een ezel zijn, de andere keer dat we een houten pop zijn, nu eens kinderen, dan weer uitgebluste cynische mensen. Maar...

File:Collodi - Le avventure di Pinocchio, Bemporad, 1892 (page 17 crop).jpg  - Wikimedia Commons

woensdag 2 maart 2022

Ons moeilijke karakter - Wat ik toch met Schopenhauer moet

Het grootste raadsel van Schopenhauer is dat bij hem alles draait om de wil, maar dat hij die wil niet opvat als transcendent. Blijkbaar schort er iets aan ons wereldbeeld, waarin we alles opvatten als deel van de ketens van oorzaken en gevolgen. Je kunt natuurlijk verwijzen naar Kant, bij wie het Ding an sich al weggenomen was uit die ketens. Volg je Agamben, dan is de weg naar Plato evenmin ver. Het ding zelf is - anders dan meestal gedacht wordt - nu juist de idee. We moeten die idee veronderstellen om ons met de taal in de wereld staande te houden. Maar dus niet als oorzaak.

Ik ben geneigd de wil te zien als een startpunt, als garant van de mogelijkheid met iets nieuws te beginnen. Maar dan zou het een oorzaak zijn. De wil is eerder wat we pas zien als hij zijn werk heeft gedaan, en wel door de verschijnselen in hun beweging te interpreteren. We zijn met ons denken dus altijd te laat. Nu kunnen we wel weer beginnen over die uil van Minerva, maar Baudet heeft ons duidelijk gemaakt dat je tegenwoordig nog gewoon de klas wordt binnengelaten en vervolgens de boel kunt domineren. De uil vliegt na het klappen van zijn fascistische zweep.

Schopenhauer wilde het denken inzetten, niet om de brute wil te dienen, maar om in die wil zelf een omkeer uit te lokken, zodat we baan konden maken voor het medelijden. Hoe moeilijk dat is, kun je alleen al aflezen aan de biografie van Safranski. Schopenhauer had het niet makkelijk met zijn erfenissen, het geld en het karakter van zijn vroeg gestorven vader. In zijn filosofie staat niettemin het karakter centraal.

Hoe kunnen we met een moeilijk karakter,  zo moeilijk als dat van Schopenhauer, uitkomen bij het medelijden? Je zou verwachten dat we ons karakter dan maar moeten aanpassen, of moeten afzien van vrijheid en verantwoordelijkheid. Maar niet dus. Schopenhauer kiest wel voor de vrijheid, maar zonder zijn karakter op te geven. Vrijheid houdt voortaan in dat je bent wie je bent. Niet als deel van de keten van oorzaak en gevolg, niet als handelende persoon, maar als degene die je bent. Je bent verantwoordelijk voor je zijn, niet voor je handelen, voor de oorzaken van jouw acties, die je eigenlijk altijd gebruikt als excuus. Verantwoordelijkheid wordt meestal ingezet als disclaimer en afwentelen.

Ik vraag me af hoe ik in Schopenhauer ben beland en hoe ik met of ondanks hem verder kan komen. Schopenhauer kwam ik tegen bij Agamben en bij Wittgenstein. Moeilijke karakters, zeker. Maar ook denkers die zich verplichten tot het zijn, meer dan tot het handelen. Handelen brengt ons in de keten van oorzaak en gevolg. Wil je daaruit weg, dan liggen onze kansen in het zijn, in de acceptatie van de wereld zoals die is.

Dat is in deze dagen extra moeilijk. We hebben te maken met leiders met een moeilijk karakter die de wereld liefst meeslepen in hun eigen ondergang. Rienzi zoals Hitler hem graag zag. Maar tegelijk lijkt de ethiek van Schopenhauer te gemakkelijk. We willen liefst dat alles loopt zoals het loopt, omdat wij, het Westen, de sterkste partij zijn. Wij kunnen ons buiten de oorlog willen houden alleen al omdat we lid van de Navo zijn, een luxe die Oekraïne niet heeft.

Ik zoek mijn toevlucht deze dagen tot het gebruik maken van mijn vrijheid, van wie ik ben. Dat is niet een vaste kern, een identiteit, maar een manier van bewegen van waaruit ik een nieuw inzicht krijg in wat er aan de hand is. Geen inzicht in de zin van kennis, er is al zoveel deskundigheid. Wel antwoorden op de vraag wat mijn leven hier voor zin heeft oog in oog met de oorlog. Ik ben een schrijver van blogs. Mijn schrijven is nauwelijks handeling, jij kunt waarschijnlijk niets met mij.

Hier ben ik met mijn emoties, met schaamte en schuldgevoel. Hier zoek ik troost en hoop. Hier worstel ik met mijn narcisme, onbegrip en het verlangen om waardevolle gedachten door te geven die ik zojuist heb gelezen.

In mijn nieuwe serie bladder dit vind ik een zweverige stemming waarin ik tegelijk afstand en toegang vind tot de wereld, waarmee ik het moeilijk heb, en die het moeilijk met mij heeft.