Het was Jan Omtzigt die het me ooit zei. Het beste kon ik eens een lange wandeling maken, liefst naar Santiago. Ik was naar Dijnselburg in de bossen gefietst. Jan was bisschoppelijk gedelegeerde voor het onderwijs, en ik was student theologie. Mijn docent didactiek had me aangeraden om Omtzigt op te zoeken als ik een adres wilde hebben van een school waar ik stage kon lopen. Omtzigt zag in een fractie van een seconde al dat ik beschikte over weinig stevigheid. In het onderwijs is het wel handig als je een stootje kunt hebben.
Nu heb ik inderdaad weinig weerstand (een vriend uit die tijd sprak over 'veerkracht'), maar die wandeling naar Santiago heb ik nog steeds niet gemaakt. Misschien was dat juist wel de bedoeling van Omtzigt, dat hij me op een omslachtige, 'omtzigtige' manier bevestiging wilde geven van wie ik was. Daartoe hoorde blijkbaar de weigering om zijn advies op te volgen, door niet naar Santiago te lopen.
Wellicht heeft zijn beroemde zoon ook baat gehad bij die opvoeding. Gisteren hoorde ik hem bij Het oog wijze adviezen geven, adviezen die de politici en journalisten naar mijn inschatting niet zullen opvolgen. In zo'n situatie krijgen de adviezen een andere betekenis. Ze maken ons duidelijk hoe ver we al zijn met de samenvloeiing van de constituerende en de geconstitueerde macht. Niemand controleert de regering nog, behalve Pieter Omtzigt (en Renske Leijten). Maar dat is de uitzondering die de regel, opnieuw weer op een omtzigtige manier, bevestigt.
Blijft nog wel dat andere punt van Jan Omtzigt, mijn gebrek aan weerstand. Dat heeft vast te maken met mijn gewoonte om mezelf te beschuldigen, waaraan ook volgens mijn broers en zussen onze christelijke opvoeding debet is. Ik ben dus de enige niet. Ik beschuldig mezelf graag. Dat is ook de reden dat ik zo graag mensen uit het verleden noem die kritiek op me hadden, zoals negatieve recensies van Achterhuis en Van Buren (ook alweer van meer dan dertig jaar geleden). Voordat ze mij bekritiseerden, had ik dat zelf al gedaan, en daarom kon ik hun kritiek ook niet rustig van mijn schouders laten glijden. Gebrek aan weerstand dus.
Is er een mogelijkheid dat ons soort mensen, de zelfbeschuldigers, zich toch kunnen redden in deze wereld? Dat moet haast wel, anders was ik aan depressie ten onder gegaan. Het is zelfs niet uitgesloten dat we ons hebben kunnen redden dankzij die zelfbeschuldiging. Zie het als een strategie die ons op een bijzondere, omtzigtige manier, weerstand verschaft tegen kritiek, beschuldiging, goedbedoelde adviezen, zeg maar de wet.
Al gauw kom je dan bij Kafka uit. In zijn beroemde roman Der Prozeß lijkt het eerst nog of de beschuldiging van buiten komt: 'Iemand moest Jozef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had, werd hij op een ochtend gearresteerd.' Maar Davide Stimilli wijst erop dat we de achternaam K. wellicht moeten opvatten als aanduiding van Kalumnia, het oud-Romeinse woord voor laster. Met andere woorden, de laster komt niet van iemand anders, maar van Jozef K. zelf. Hij is zelf degene die een valse beschuldiging tegen zichzelf inbrengt.
We weten hoe de roman afloopt. Twee mannen komen Jozef ophalen, en het loopt uit op iets wat lijkt op een executie. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben duidt de scène anders. De mannen hebben wellicht niet de bedoeling om Jozef te doden, maar om hem een bekentenis te ontrukken. Daarvoor moeten ze hem, alweer volgens de regels van het oud-Romeins recht, martelen. Maar Jozef krijgt het mes in handen, en doodt daarmee zichzelf. Consequent, want hij had zichzelf beschuldigd. Maar bekennen, ho maar.
De strategie lijkt op die van de beroemde Lucretia bij geschiedschrijver Livius. Ze is verkracht door prins Sextus Tarquinius. Daarna laat ze haar vader en haar echtgenoot (met diens vriend) bij zich komen. Terwijl zij praten over de schande, neemt Lucretia een mes dat ze onder haar kleren had verborgen, en pleegt zelfmoord. Dat blijkt vervolgens het startsein tot de Romeinse republiek. De oplettende lezer ziet een overeenkomst met mijn vorige blog, waar de schaamte eveneens het gevolg is van een geweldsdaad en politieke betekenis krijgt.
Het is niet helemaal toeval dat juist Kafka en Agamben op het bizarre idee komen om de zelfbeschuldiging als strategie te hanteren. Ze hebben allebei Romeins recht gestudeerd. Dat alleen al geeft mij de idee dat het te kort door de bocht is om beide schrijvers te verwijzen naar het rijk van het innerlijk, de fantasie en de literatuur, als iets dat ondoordringbaar in zichzelf besloten ligt. Ik heb dat zelf ook lang gedacht, maar zie hier toch een veelbelovend spoor om van beide schrijvers het nodige te leren voor de netelige kwestie hoe we in deze moeilijke wereld kunnen leven.
Dat het Romeins recht in nauwe relatie met de literatuur staat, kunnen we overigens niet alleen ontdekken bij Livius, maar ook bij Cicero. Ik denk nog vaak terug aan die boeiende lezing van Piet Gerbrandy over de Rede voor Sextus Roscius. Die rede functioneerde dubbel. Nog voordat hij de rede uitsprak, had Cicero al geregeld dat hij zou worden uitgegeven en verspreid onder zijn vrienden. Literatuur dus.
Ook in die rede van Cicero gaat het om Kalumnia (laster), het is hier de tegenbeschuldiging van Cicero tegen de maffiose leider die Sextus beschuldigt van moord op zijn vader. Toch zou je hier ook iets van zelfbeschuldiging kunnen zien, en wel in het verzoek (in de BBC-verfilming van deze zaak) van Sextus en zijn moeder aan Cicero om van de verdediging af te zien. Je kunt maar beter de schuld toegeven, dan maak je het misschien minder erg. Het punt is hier dat de bekentenis als het enige alternatief voor de verdediging wordt gezien.
We moeten daar niet te lichtvaardig over doen, de bekentenis heeft ook in onze samenleving goede papieren. Als we Foucault geloven, is de bekentenis een pijler, zo niet de belangrijkste, van de constructie van de subjectiviteit, waarmee deze tevens wordt gebonden aan de staatsmacht. We denken dat we bijzonder zijn doordat we onze persoonlijke ontboezemingen op internet gooien, maar voegen ons daarmee in het grote koor van de civiele samenleving. De kinderopvangtoeslagaffaire zou je kunnen zien als gevolg van deze structuur. Persoonlijk vinden we fraude iets schandaligs, we bekennen dit op de social media, en vervolgens neemt de Belastingdienst de zwakkere groepen te grazen, namens ons dus eigenlijk.
De grondvraag waarmee we de politieke inzet van de schrijvers Kafka en Agamben op het spoor kunnen komen is dus hoe we de bekentenis kunnen ontlopen. Daarmee kunnen we vermijden dat ons leven wordt gedicteerd door een wet, we kunnen de wet 'buiten werking stellen'. Agamben ziet die optie het beste gerealiseerd in het beroemde korte verhaal Voor de wet van Kafka. De man van het land komt voor de wet, en voor de wet staat een bewaker bij een poort. De man besluit om een bijzondere invulling te geven aan zijn verblijf bij die bewaker, door hem te bestuderen.
Ik moet daarbij denken aan de keren dat ik bij mijn therapeute kwam, en zij me liet kijken naar een schilderij aan de muur. Alle details moest ik zorgvuldig bekijken. Daarmee kon ik ongetwijfeld de negatieve spiraal ontlopen als ik de blik naar binnen zou richten, of helemaal geen richting meer zou geven aan mijn blik.
Geleidelijk komen we ook dichter bij de kwestie die me dwars zit, dat Agamben, volgens de verwante politiek filosoof Paolo Virno, 'geen politieke roeping' zou hebben. Hoofdoorzaak was een te grote concentratie op de biopolitiek, de notie die Agamben uitwerkt aan de hand van Foucault maar ook van het Romeins recht, de beroemde homo sacer. Het leven is wezenlijk zoè, eenvoudig of naakt leven, dat kan worden gedood zonder dat het als moord of offer wordt aangerekend. Er is dus geen proces nodig, oftewel een proces dat werkt zonder aanklacht en zonder vonnis, dus een fake proces, zoals in de roman van Kafka en in de toeslagaffaire. Nee, zegt Virno, het naakte leven is niet iets dat we erven van de oude Romeinen, maar uitgevonden door het kapitalisme, het arbeidsvermogen dat uiteindelijk slechts de waarde van geld heeft, dus van krediet en schuld.
Misschien heeft Virno gelijk. Maar voor we dat kunnen vaststellen, wil ik dichter bij de politieke betekenis van Agambens moeilijke filosofie komen. Zijn Agamben en Kafka verblind door het Romeinse recht, en geloven ze in hun naïviteit dat je bijvoorbeeld via literatuur in staat bent om weerstand op te bouwen tegen de staat? Teveel voor een blog zoals deze. Maar laat ik vaststellen dat ik niet toevallig in deze blogs (met u) verzeild ben geraakt. Filosofie en literatuur, als ze politieke betekenis hebben, dan is dat niet doordat ze zich voegen in de civiele samenleving, en al evenmin doordat ze zichzelf oneindig gratie verlenen in de vorm van troost voor het onrecht dat ons is aangedaan.
Zoals de man van het land blijf ik op mijn plaats. Ik bestudeer de bewakers, hun baard, hun ontzagwekkende adviezen, hun ideeën. Er is een poort, en die is alleen voor mij bestemd. Vooralsnog ga ik die poort niet in. Ik herinner me mijn moeder, vrouw van boerenafkomst, die me voorzag van boeken uit de bibliotheek. Die functie heb ik zelf overgenomen, maar soms ook goede vrienden, die me vragen te schrijven over Kafka en Agamben. Je hoeft dus niet per se met een tractor naar het provinciehuis, je kunt je boerenverstand tegenwoordig ook gebruiken om te lezen en te schrijven.
