donderdag 29 december 2022

Complicaties - Harry Kuster leest Montaigne

Als mijn ex-collega Harry Kuster een boekje publiceert start ik na het lezen met schrijven, waarbij ik vervolgens pas een reden bedenk voor dat schrijven. Dat is een van mijn gewoontes. De altijd verstandige Montaigne zegt dat we gewoontes moeten koesteren.

Filosoof Peter Sloterdijk ziet de manier van schrijven van humanisten als Montaigne als typisch voor het humanisme. Die lui schreven de hele tijd brieven naar elkaar, en ook hun boeken kun je beschouwen als brieven, maar dan wat uitgebreider. Toch ga ik daar niet zomaar in mee. Ik kan wel mailen met Harry, en hij leest ook wel mijn blogs, maar als hij iets schrijft is dat zelden in reactie op mijn blogs. Er is dus een zeker eenrichtingsverkeer in het spel, van beide kanten nog wel. Dit heeft dan wel weer het voordeel dat ik bij mezelf te rade kan gaan om te begrijpen wat ik hier eigenlijk aan het doen ben.

De formule van Agamben trekt me meer aan, het 'vrije gebruikmaken van het eigene'. Harry leest goede schrijvers, ik kan er altijd iets van leren, ik doe er mijn voordeel mee.

Wat me in Harry's nieuwste treft, over Michel de Montaigne, is zijn losmaking van Freud. Montaigne heeft nogal wat gemeenschappelijk met Freud. Ze proberen hun ziel bloot te leggen waarbij zelfonderzoek een belangrijk instrument vormt, en praten openhartig over seks en geslachtsdelen. Tot op zekere hoogte beantwoordt Montaigne aan de diagnose narcisme zoals Freud die opvat. Montaigne is alleen in gesprek met zichzelf, al helemaal nadat hij een goede vriend is kwijtgeraakt, en dan is het wachten op het verstommen van dat gesprek. De essais lopen uit op verstarring, een doodlopend, mislukt rouwproces waarbij ook melancholie in het spel is.

Maar de historicus komt hier de seksuologisch onderzoeker te hulp. Het Montaigne-complex wordt vercompliceerd door de historische afstand tussen Montaigne en Freud in te brengen. Niet onbelangrijk in dit verband is de samenhang van narcisme met homoseksualiteit. De vrouw is niet in staat om de man te erkennen in zijn meerderwaardigheid, en deze zoekt daarop het contact met andere mannen. Deze heeft ook altijd een erotische component. De vriend is 'het andere zelf', en zeker als die vriend wegvalt blijft het ik zelf over als het resterende object van verlangen. Máár:

'Het besef dat wij met verschillende hoedanigheden van homoseksualiteit te maken hebben (homoseksualiteiten) én het feit dat het begrip an sich in de 16e eeuw niet bestond, is een eerste aanwijzing dat wij in deze casus de term, het begrip of het gedrag niet op individuele personen mogen toepassen wegens het daarmede plegen van de doodzonde van het anachronisme.' (p.85)

We moeten Montaigne dus niet alleen zien maar ook zijn werk duiden volgens zijn eigen tijd. Dat is toch opmerkelijk voor een historicus die meer en meer het contact zoekt met de grote geesten. De tijd wordt in de boeken van Harry in enkele bladzijden geschetst, maar daarna geeft hij zich volop over aan de humanistische wijsheid van zijn geliefde schrijvers, die via zijn pen ook de lezer kunnen aanspreken.

De belangrijkste taak van de historicus lijkt, kortom, de bescherming van de ideeën tegen mogelijke bedreigingen van buitenaf, bijvoorbeeld doordat ze worden geframed in een modern, wetenschappelijk discours. De ideeën worden zodoende, met een beeld van Montaigne zelf, een 'vesting' die moet worden afgeschermd tegen de buitenwereld, of een arrière-boutique waar we het gesprek met onszelf gaande kunnen houden. Ook hier gaat het bij nader inzien om bescherming, in dit geval door de winkel zelf die de onwelwillende buitenstaanders moet misleiden, als een façade.

De wereld van Montaigne lijkt in veel opzichten, ook in de vertolking door Harry, hoewel hij hem niet noemt, op die van de dichter Friedrich Hölderlin. Beiden betrokken op 37-jarige leeftijd een torenkamer om er de rest van hun leven in door te brengen. Beiden hadden een groot verlies te betreuren, zij het dat het bij Hölderlin om een vrouw ging die zijn liefde niet beantwoordde, bij Montaigne om een overleden vriend. Hoe dan ook speelt ook vriendschap in Hölderlins leven een grote rol, met Isaac von Sinclair. Maar voor ik de betekenis van deze overeenkomsten uitdiep realiseer ik me dat ook hier het anachronisme op de loer ligt.

Wat mij treft heeft ongetwijfeld te maken met het verschil tussen de historicus en de filosoof, wanneer ze ideeën tot zich nemen. De laatste tijd voel ik me minder verplicht tot de filosofie, maar het is nog wel mijn habitat. Als ik ideeën tot me neem, heb ik de neiging het denken voorop te stellen. De historicus daagt me uit om daar een afstand in te bouwen. De andere schrijver hoort bij een andere tijd, en ik bij de mijne. En die andere tijd staat voorop. Dat is denk ik mijn obstakel. Ik begrijp niet hoe iemand de andere tijd, de tijd van de ander, voorop kan stellen, terwijl we hier en nu leven. Het is alsof de wet van de vader tussen die ander en mij schuift en mij bij voorbaat beschuldigt van anachronisme, die 'doodzonde'.

Nu heeft Montaigne daar zelf minder last van. Hij leest de filosofen van de oudheid om hun ideeën in te zetten als sententia of adagia, zonder zich te bekommeren om hun historische context. Ja, zou de historicus nu zeggen, dat kan hij doen omdat dit nu juist bij zijn tijd hoort. Humanistische denkers grepen terug op de oudheid om hun leven te ontwerpen los van de kerkelijke instituties, en de wetenschappelijkheid kreeg pas later de strengheid waaruit ook de geschiedwetenschap voortkomt.

Nietzsche is een denker die zich van deze situatie bewust was, en op zijn manier probeerde af te rekenen met een wetenschap waar wij niets aan hebben. Je moet nut en nadeel van de geschiedwetenschap kunnen afwegen, omdat je anders overbelast raakt met eisen die je blokkeren. En een belangrijke inspiratiebron voor Nietzsche was nu juist Montaigne. Hij stelt Montaigne zelfs boven Schopenhauer, het was alsof hij een been of vleugel erbij kreeg toen hij Montaigne las. Met andere woorden, Montaigne is een nuttig, bruikbaar schrijver. Toch ligt ook hier weer het narcisme op de loer als Nietzsche zegt: 'Ich verstand ihn, alsob er über mich geschrieben hätte.' Maar ik zou hier niet te snel van narcisme durven spreken zonder de relatie tussen Nietzsche en Freud op dit punt te onderzoeken...

Tot zover mijn kritische inzet, mijn verdediging van de filosofie tegen de historicus. Maar dat was de vraag niet, de vraag die ik mezelf stelde is wat ik kan leren van het nieuwste boek van Harry Kuster.

Vaak zit het antwoord op een plaats waar je overheen kijkt. Bijvoorbeeld de titel: Het Montaigne-complex. We denken meteen aan Freud, het complex is dan het narcisme. Maar we kwamen complex ook tegen in de politieke theologie volgens Massimo Cacciari, wanneer hij de strijd tegen het kwaad ziet als de toename van complicaties. Als we de vijand zien als iemand van buiten, moeten we ook zien dat die vijand zijn vertegenwoordigers al binnen onze muren heeft zitten. En soms moet je vriendschap sluiten met sommige vijanden om de echte vijanden beter te kunnen bestrijden. Etcetera, de strijd vertakt zich en het hele schema wordt hoe langer hoe meer vertroebeld.

Deze benadering kun je toepassen op Montaigne, die in staat is zijn ideeën te situeren binnen zijn tijd, inclusief verleden en toekomst, bijvoorbeeld als strategie binnen een oorlog van goed tegen kwaad, met vertrouwen in de goede afloop. De tijd van Montaigne is ook onze tijd omdat we nog steeds onderzoeken hoe we als weldenkende individuen een plaats kunnen verwerven in een wereld waar de autocratie zich laat gelden. Kortom, een politieke lezing van Montaigne, dat is waarheen de titel van Harry wijst.

Er is nog een derde betekenis van dat woord 'complex'. Het lijkt namelijk zo simpel, op een gegeven moment besluit je om op een landgoed te gaan wonen, en als je van boeken houdt, of als je gek wordt, of als je vriend overlijdt, in een toren. Daar is het leven behapbaar, veilig. Maar in het geval van Montaigne ligt dat toch weer gecompliceerder. Als hij het heeft over de vesting of de arrière-boutique gaat het niet om simpele, afgeschermde ruimtes, maar om complexen, ruimtes met meer kamers, afdelingen, gebouwen. Het lijkt bijvoorbeeld of Montaigne als womanizer de vrouw reduceert tot een vagina, maar hij is ook gewoon getrouwd, al vernemen we daar verder niet zo veel over. Goed, hij zit op zijn torenkamer te lezen, maar hij moet ook af en toe naar zijn winkel, eetkamer. Hij is door zijn vader opgevoed om te kunnen omgaan met simpele mensen, ook de mensen die op zijn complex wonen.

Het is al met al tamelijk gecompliceerd, die tijd van Montaigne. Niet alleen omdat de historicus zijn onderwerp moet afschermen, maar ook omdat er een plaats in het geding is, het complex waar Montaigne woont. Hij ontleent zelfs zijn naam aan zijn landgoed.

Het is dus maar de vraag wat Montaigne onderzoekt in zijn essais. Zichzelf, ja, maar wat of wie is dat? Dat is een complexe zaak, het is een complex.

Château et Tour Michel de Montaigne, SAINT-MICHEL-DE-MONTAIGNE | Pays de  Bergerac Tourisme