zaterdag 30 april 2016

Onder de tafel van de filosofen

Vroeger werd ik door illustere filosofen regelmatig meegenomen naar een Waddeneiland om te praten over onze teksten en proefschriftconcepten. We waren met zijn vieren plus ik, naar ik later te horen kreeg: het hondje. Je bent met zijn vieren niet compleet zonder hondje.

Het was dus zeker geen nadeel om hond te zijn. Was ik een mens geweest, dan was ik als filosoof tekortgeschoten en had ik zeker niet mee gemogen. Misschien ook beschikte ik nu over betere oren en een betere neus, wat ook voor de filosofie geen nadeel hoeft te zijn. Maar ik kreeg nu ook de kans om met of zonder gebedel brokjes toegeworpen te krijgen, brokjes die de filosofen zelf niet willen of kunnen eten.

Wat me aan Derrida en Agamben aantrekt is dat ze proberen na te denken over de rest, over wat er overblijft wanneer het gezelschap zijn maaltijd verorbert. Als hond begrijp ik dat nog beter, want ik ben voor mijn voedsel van die rest afhankelijk. Maar in Derrida's begrip restance, een samenvoeging van rest en weerstand, zit een bite, iets dat jou bijt als je erin bijt. Ik herinner me van Derrida - ik weet alleen niet waar en ben te lui om het op te zoeken - dat hij denken niet zozeer ziet als het eten of uitspugen van voedsel, maar als eten waarbij iets in je keel blijft steken. Het lijkt dus te gaan om de onbeslisbaarheid, de onbeslisbaarheid waardoor zaken als in- en uitsluiting niet meer goed functioneren.

We herkennen dit motief ook in de opmerking van Agamben naar aanleiding van het begrip 'intimiteit' bij Heidegger. Agamben wil Heidegger voorbijstreven door niet vast te houden aan differenties, maar door de differenties te neutraliseren. Geen tegenhouden van Aufhebung, maar een andere uitleg van Aufhebung, waardoor de onwerkzaamheid in de werking aan het licht wordt gebracht.

In al mijn hondachtige naïviteit en volgzaamheid ga ik er maar even vanuit dat het Derrida en Agamben om eenzelfde ervaring gaat. Ze verwijzen niet naar elkaar, of bijna niet, en dan ook vaak erg gereserveerd. Maar een hond kan horen dat ze het in feite roerend eens zijn, deze baasjes, ook al spreekt Derrida van l'indécidable en Agamben van indecernibilità. Laat het maar aan de filosofen over om de subtiele verschillen tussen beide ervaringen nader uit te werken.

Een andere filosoof aan deze tafel is Jean-Luc Nancy, met zijn communauté désoeuvrée. Ik snap werkelijk niet hoe deze gemeenschap essentieel zou kunnen verschillen van de 'komende gemeenschap' van Agamben, die eveneens voortkomt uit de ervaringen van onwerkzaamheid. Agamben verwijst niet naar Nancy, maar in hun begrippen en hun uitleg beluister ik een gelijke inzet. Derrida haakt hier af. Hij houdt niet van grote woorden als 'communauté', maar als hij het heeft over een démocratie à venir of over een politiek van vriendschap kan ik dat niet anders zien dan als een communauté désoeuvrée, ook al verzwijgt Derrida dit begrip zelfs in zijn dikke boek voor zijn vriend Nancy, Le toucher.

Nancy heeft wel eens verzucht dat hij niet goed begrijpt waarom Agamben Derrida en hem scheen te vermijden. Hij zag hier toch duidelijk een potentiële filosofische vriendenclub. Ik ben het - als hond - roerend met hem eens. Aan de andere kant zou juist Nancy moeten begrijpen waarom zo'n vriendengemeenschap onverteerbaar is. De onverteerbaarheid is precies wat de differentiefilosofen enerzijds onderscheidt van de Hegeliaanse verwerking die neerkomt op vernietiging, en anderzijds van een gemeenschap waarin de verschillen onophefbaar vastliggen, zonder comparution of communauté.

Een vriendin zei eens tegen me dat ik in de filosofie nogal loyaal ben. Ook daarin, denk ik, ben ik een hond. Maar dat sluit niet uit dat de vrienden van mijn baasje ook mijn vrienden zijn, en soms kan ik - als hond - ruiken dat zijn tafelgenoten zijn vrienden zijn, ook als hij dat zelf niet zo goed doorheeft. Geen wonder, ik heb belang bij de brokjes die zijn tafelgenoten me toewerpen.

Is het deprimerend, dit bestaan als hond terwijl ik toch ook een mens ben? Dat vindt Inez (mijn vrouw) namelijk als ik haar vertel waar deze blog over gaat. Ik weet dat niet zo goed. Als mens vind ik het wel deprimerend, ja, maar als hond is het soms juist fijn om vernederd te worden, zeker als het de relatie ten goede komt.

Toch heeft ook een hond wel een geheugen. Hij doet soms een kleine vondst en loopt er trots mee naar zijn baas. Maar al gauw begrijpt hij dat zijn baas op dat moment niet blij is met die vondst. De hond besluit om zijn vondstje te begraven, de plaats te onthouden en het later weer op te graven.

Zo hoorde ik vannacht op de radio dat de gemeenschap van Kampen ooit de eerste Brandaris bouwde op een waddeneiland. Niemand weet waar. Op zeker moment vond een schipper een brokstuk van die eerste Brandaris en bracht het naar Kampen. Daar waren de mensen er niet blij mee. Er werd juist weer gebouwd op die plaats en ze vreesden dat de bouw in gevaar zou komen door deze vondst. De schipper besloot de plaats te onthouden en er zijn vast wel meer mensen die van de plaats op de hoogte zijn.

Zo hebben we weer iets geleerd over het geheim, een belangrijk motief bij Derrida. Het geheim, dat is bijvoorbeeld het zwijgen van Abraham tegen iedereen over de opdracht van God om zijn zoon Izaak te offeren. 'Surtout, pas de journalistes!' legt Derrida dit geheim uit. Dat wil zeggen: geen media, geen mondialisation, geen mondialatinisation, geen katholicisme en Paus die het geheim steeds prijsgeeft aan de media, aan de suggestie dat we er live bij zijn. Of dit alles wel, maar ook dan moeten we maar geloven dat zich daar afspeelt wat Derrida en de Torah vertellen, het offer van Abraham. In laatste instantie zijn we aangewezen op la foi.

Het boekje met de titel Surtout, pas de journalistes! is in 2016 verschenen, 14 jaar na Derrida's dood. Misschien weten de uitgevers van de Engelse versie Hent de Vries en Sam Weber wel meer over dit uitstel dat je misschien kunt beschouwen als een différance. Maar de lezer van het Franse boekje is aangewezen op het brokstuk dat hem zonder uitleg wordt toegeworpen en blijft dus geloven, geloven in het geheim.

Hier zouden de wegen van Derrida en Agamben weleens uiteen kunnen lopen. Waar Derrida het geheim nodig heeft om het geloof te redden, verbindt Agamben het geheim met het offer als bron van het geweld, waarvoor hij graag uitwegen zoekt. Misschien dat Walter Benjamin hier nog bemiddeling kan bieden, met zijn Kritik der Gewalt en moeten we Derrida's Force de loi en Donner la mort op dit punt blijven herlezen.

Ook Kafka vind ik een interessante vriend van mijn baasjes, met zijn lignes de fuite in met name zijn dierwordingsverhalen.

Misschien voorzagen mijn Waddenvrienden van destijds wel deze uitwegen voor mij. Voor het geval dat ze deze blog lezen, breng ik hen ter nadere verheldering (opnieuw) in contact met Kafka's Forschungen eines Hundes. De hond die daar aan het woord is heeft geleerd om te zwijgen, met name waar hij het voedsel vandaan haalt. Maar hij stelt zich niet tevreden met het geloof dat het voedsel uit de lucht valt dat hij kan opvangen. Hij wil weten hoe het zit en bewijzen leveren. De hond voert allerlei experimenten uit.

Dat culmineert in een ambitie: 'Ik wilde bewijzen dat, wanneer ik mij van het voedsel verwijderde, de grond het dan niet in een boog naar zich toetrok, maar dat ik het zelf was die het met mij mee lokte.' Om dit uit te kunnen voeren moet hij honger lijden. Dat stuit op een verbod der geleerden, vasten is niet toegestaan. Toch gaat hij door met zijn experimenten, in het besef dat hij wetenschappelijk onbekwaam is. Hij dicht zijn onbekwaamheid toe aan zijn instinct. Dat instinct brengt hem uiteindelijk verder dan de wetenschap:
Als ik zou willen snoeven dan zou ik kunnen zeggen dat juist dit instinct mijn wetenschappelijke capaciteiten heeft verwoest. Want het is toch, zacht uitgedrukt, zeer merkwaardig dat ik - die in de problemen van het dagelijkse leven, die zeker niet zo eenvoudig zijn, van een behoorlijk verstand blijk geef en vooral, zo al niet de wetenschap, dan toch de geleerden zeer goed begrijp, wat uit de resultaten die ik heb bereikt, blijkt - van den beginne af niet in staat zou zijn geweest de poot zelfs maar op de eerste trede van de wetenschappelijke ladder te zetten. Het was mijn instinct dat mij misschien juist om der wille van de wetenschap, maar een andere wetenschap dan de huidige, de allerhoogste wetenschap, de vrijheid hoger deed schatten dan al het andere. De vrijheid! De vrijheid, zoals ze nu mogelijk is, is inderdaad een kwijnende plant. Maar toch vrijheid, in ieder geval een bezit.-


https://veggietoria.files.wordpress.com/2013/07/franz-kafka-komp.jpg