vrijdag 26 februari 2021

Aandacht voor het eigene - Schaven met Henk Brussel

Vrienden heb je, maar kun je ze ook gebruiken? Aan de term gebruik kleven de bijbetekenissen instrumenteel en middel. Als iemand zegt dat zhij zich gebruikt voelt is dat een veeg teken. Aan de andere kant kennen we ook het verlangen om iets voor onze vrienden te betekenen. Je komt op bezoek, en je neemt een cadeautje mee, dat is wel het minste.

Vandaag was ik bij vriend Henk Brussel op bezoek, en ik had niets bij me. Nu is Henk de flauwste niet, dus hij liet niets van teleurstelling merken. Het zou zelfs kunnen zijn dat hij opgelucht was. Stel, er komt een (half-)intellectueel bij je op bezoek, met een moeilijk boek. De situatie wordt pijnlijk. Je moet dankjewel zeggen, maar ook een strategie bedenken om dat boek ongezien ergens weg te werken. Kortom, er kan altijd iets van ongemak insluipen, de voorbode van zorg en zelfs angst.

Onderschat ook mijn situatie niet. Ik voel toch de behoefte Henk iets te geven, en momenteel is het beste wat ik te bieden heb deze blogs. Maar het meeste ervan is Agamben-interpretatie. En daar zitten we meteen in de penarie. Bij mijn vorige blog waren we tot de conclusie gekomen dat er zoiets als een dictaat van de liefde bestaat. We waren met filosoof Agamben op bezoek bij de waanzinnige dichter Hölderlin (1770-1843), die zich liet inspireren door een jonge vrouw die hij in zijn roman Hyperion opvoerde als Diotima. Ik las dat de ik-figuur in de roman te horen kreeg: 'Je moet jezelf veranderen'. Hij moest diep graven in zichzelf, naar het beste in hemzelf.

Goed, het beste in mezelf... Gelukkig toonde Henk zich behulpzaam, ons gesprek ging (ik probeer nu Henks privacy te respecteren) over onze jeugd en wat daarin al naar boven kwam van het beste in onszelf, wat Agamben overigens aanduidt met il proprio, het eigene. We betreden weer een nieuwe levensfase, vermoedelijk onze laatste, en zullen nu - in termen van Agamben - 'gebruikmaken in alle vrijheid van het eigene', van de beste krachten in onszelf.

Overigens hoef ik wat Henk betreft helemaal niet zo voorzichtig te zijn. Hij publiceert vlogs, waarin hij laat zien hoe je iets kunt doen met aandacht, wat niet hetzelfde is als arbeid en productie. Zo kun je bijvoorbeeld van een toevallig afgebroken wilgentak met een beetje moeite een bijzettafeltje maken, klik op deze link voor het filmpje. Dit vind ik bijzonder inspirerend, ook voor (half-)intellectuelen. Niet alleen geeft het te denken over de kansen om het ambacht en handwerk weer in ere te herstellen, in de lijn van de brede visies van Richard Sennett en Peter Bieri. Het inspireert hopelijk ook tot een directere omgang met materie, waarmee ook de aanbidders van spiritualiteit en levenskunst hun voordeel kunnen doen, en verrijkt worden met iets wat juist in de sfeer van arbeid en materie ligt.

Ik zou graag in deze blog iets doen wat voor Henk nuttig is. Moeilijk zat, want hij zal vermoedelijk zeggen dat hij geen cadeautje van mij had verwacht, en zonder het te zeggen wellicht denken dat zijn aandacht voor het ambacht juist niet intellectueel bedoeld is, het is vooral aandacht die je opwekt door met je handen bezig te zijn. Toch zie ik een kans mezelf nuttig te maken voor Henk, en over zijn rug zelfs voor andere lezers. En ook nog in het verlengde van mijn vorige blogs (mijn blogs zijn een soort Limbo-dancing, de lat ligt steeds lager, en ik probeer er steeds weer onderdoor te komen, liggend of bijna liggend op mijn rug, supinus).

Ik heb nog eens gekeken in Agambens The use of bodies, waarin hij een politieke filosofie ontwerpt in het verlengde van Marx' pleidooi om de samenleving meer te enten op de gebruikswaarde in plaats van de ruilwaarde. De lezer voelt hopelijk aan dat je meer inzicht in deze onderneming krijgt wanneer je van wilgentakken een bijzettafeltje maakt, zoals mijn vriend Henk. Het gaat er niet om hoeveel dat tafeltje op de markt opbrengt, maar om iets anders, wat te maken heeft met het gebruik (bijzettafeltje) en wellicht zelfs met het arbeidsproces, dus ook met de tijd en moeite die het kost om het te maken.

Toch blijft die gebruikswaarde bij Marx vaag, zegt Agamben. Het is iets anders dan de mogelijkheid het te gebruiken, bijvoorbeeld als bijzettafeltje. Op het moment dat je het verkoopt, gebruik je het niet. Het gaat dus niet om het gebruik, kennelijk, maar om een meerwaarde die je toch weer afmeet aan de ruilwaarde. Het kapitalisme zegt dat de ruilwaarde meerwaarde creëert, Marx zegt andersom. Maar Agamben wil een gebruikswaarde overdenken die intrinsiek is aan het gebruiken, en niet omdat je er eventueel nog meer voor kunt krijgen dan voor een Blokker-tafeltje, bijvoorbeeld in een ideale communistische samenleving.

Henk staat dus - zonder dat hij het nog weet, denk ik - aan de kant van Agamben. Wat betekent het om een ding te gebruiken? Zeker, je kunt een bijzettafeltje gebruiken als bijzettafeltje, maar ook een zaag, schaaf en vijl om dat tafeltje te maken. Het gaat evengoed om dat proces als om het product. Agamben is ook in discussie met Heidegger, die in Sein und Zeit de angst introduceert als motief van onze omgang met werktuigen. De hamer is kapot, en dan ineens beseffen we wat die hamer eigenlijk is. Daarvoor hadden we niet eens door dat we die hamer gebruikten, maar nu hij kapot is zien we wat hij betekent.

Ik loop nu over een gevaarlijk randje, alleen al door de naam Heidegger te laten vallen. Dat is mijn angst, dat de lezer nu afhaakt. Snel uitleggen dus hoe de angst ten grondslag kan liggen aan de wilgentak-actie. Het zou kunnen zijn dat niet zozeer het werktuig, maar de hele samenleving in krisis verkeert. We werken teveel, te snel en met te weinig aandacht. Daarom is het goed als iemand ons toespreekt en ons laat zien hoe het anders kan. Opdat we ons bewust worden van het probleem en van de voor de hand liggende uitwegen. Angst is dan een groot woord, zeg liever bezorgdheid, Heidegger: Sorge, en het komt toch behoorlijk overeen.

Voor de lezers van voorgaande blogs: denk aan de timmerman die de torenuitbouw voor Hölderlin ombouwde zodat hij er de tweede helft van zijn leven kon wonen. De timmerman heette toevallig ook nog Zimmer, en zorgde ook werkelijk voor de waanzinnig geworden dichter. Er is dus zoiets als liefde in het spel.

Maar toch, we zoeken iets dat nog directer in de sfeer ligt van het gebruikmaken van lichamen, en niet in de sfeer van de voorwaarden daartoe. Heidegger en Marx zagen dingen behoorlijk scherp, maar neigden uiteindelijk toch naar een Kantiaans denken waarin we proberen meer grip te krijgen op de voorwaarden waaronder we uit de problemen kunnen komen. Bij Heidegger is dat minder evident. Maar bij hem zie je die terugval - volgens Agamben - doordat hij het zijn vooral opvat als realisering. Als iets is, dan is het ook echt zo, werkelijk, dan is het realiteit. Maar helaas, als iets mogelijk is, dan wil dat noch zeggen dat het er niet is, noch dat het er echt is. Het is iets ertussenin.

En dit zien we dus bij Henk, in zijn filmpje. Hij laat ons iets zien wat mogelijk is. We begrijpen ook wel dat niet iedereen de instrumenten en het talent heeft om van wilgentakken een bijzettafeltje te maken. Maar het kan inspirerend werken. Er kan een klik plaatsvinden, we zien ineens dat ook wij op onze eigen manier gebruik kunnen maken van ons lichaam. Dat is precies wat Henk ons vertelt. Hij is nu eenmaal 'handig' met zijn handen, en heeft als geen ander weet van de eindigheid en kwetsbaarheid van het menselijk lichaam, en van de rol van de techniek daarin. Daar hoeft hij geen Heidegger voor te lezen.

Heb ik dan nog iets toe te voegen wat uit het filmpje niet vanzelf duidelijk is? Ja, want Agamben heeft naar aanleiding van Heidegger zorg om de tautologie, om zaken die zo waar zijn dat ze niet meer specifiek zijn, en daarom hun betekenis verliezen. Als je bijvoorbeeld zegt dat je gebruikmaakt van je lichaam, en dat zoals Heidegger terugvoert op het zijn, waarbij de zijnden uiteindelijk worden begrepen als wat gebruikt wordt door het zijn, dan voegt de term 'gebruik' niets meer toe.

De richting waarin Agamben denkt is de ondermijning van de hele tegenstelling tussen mogelijkheid en realisering. Als we gebruikmaken van iets, dan is dat een activiteit die niet tot een van beide polen te herleiden is. Het is meer dan een (abstracte) mogelijkheid, en niet per se een realisering. Als ik naar het filmpje kijk, zie ik de wilg niet (mogelijkheid), en ook niet hoe Henk geniet van zijn biertje aan het bijzettafeltje (realisering). Ik zie hem schaven en boren, en ik zie hem uitleggen. Henk gebruikt de wereld via de wilg, en de wilg via zijn 'eigene', datgene wat hij in huis heeft.

Misschien kan ik de zaak maar beter zo scherp mogelijk stellen. 'Gebruikmaken van de lichamen', de zo abstract klinkende formule van Agamben, roept in het beste geval een concrete manier van handelen op. Ik denk dat we gediend zijn met concrete praktijken die een voorbeeld geven van hoe het kan, en die dat tegelijk zo concreet mogelijk realiseren. Dat is wat Henk doet, in zijn filmpje. Hij maakt een bijzettafeltje, maar hij doet het zo dat we heel snel het verschil vatten tussen, laten we zeggen, 1 mei en 2 mei. De dag van de arbeid, daarop vraag je ook aandacht, ook voor arbeid, ook desnoods voor een ambachtelijke manier van werken. Maar dat is niet de aandacht die Henk bedoelt met de 'Dag van de aandacht' van zijn vlogs en van 2 mei, die hij voorstelt als opvolger van de 1 meiviering. Op 2 mei moeten we aandacht hebben voor de aandacht, voor de dingen zoals ze onder onze handen ontstaan. De dingen die we niet kunnen hebben. Niet een tak die we afbreken, maar een tak die afbreekt. Een vlinder die voorbij komt.

Stel dat de richting die Agamben inslaat iets voor ons betekent (wat voor mij nog niet vaststaat), dan moeten we denken aan de paradox dat we ons dingen eigenmaken die nu juist niet ons eigendom worden. We raken er vertrouwd mee, met de wilgentakken, met de schaaf en de zaag, en ontdekken zodoende wat die takken aan mogelijkheden in zich bergen en hoe we ze kunnen gebruiken. Het hele onderscheid tussen verborgen mogelijkheden en herkenbare producten vervaagt. Als we spiritualiteit opvatten als de aandacht voor verborgen mogelijkheden, en kapitalisme als de aandacht voor de concrete opbrengst, dan doorbreekt Henk met zijn filmpje deze tegenstelling, en moeten we hier wellicht spreken van aandacht voor het eigene, voor wat we pas in onze tuin gaan zien als we het de tijd en aandacht geven die het verdient.





woensdag 24 februari 2021

Het dictaat van de liefde - Volgens Agamben

Dit gaat een slechte blog worden. Opnieuw moeten we het over Agamben hebben, en we kwamen uit bij het falen, zodoende. Als Agamben aan het eind van zijn boek over Hölderlin zegt dat hij maar wat stamelt, dan zijn we, uiteraard, Agamben-liefhebbers die we zijn, bereid hem daarin te geloven en hem te volgen. Maar het kan zeker ook storend werken. Het ging toch iets, over wonen? En bij mij dan: over een film, over onderwijs? Waarom dan niet gewoon praten over de zaak zelf? Waarom moeten we het dan hebben over taal?

Agamben verwoordt het zelf als volgt:

'Una vita poetica, che abita poeticamente, è una vita che vive secondo un dettato, cioè, in un modo che non è possibile decidere né padroneggiare, secondo un abito, un’«abbienza» che non possiamo in nessun caso avere, ma soltanto abitare.' (La follia di Hoelderlin, p.195)

'Een dichterlijk leven, dat dichterlijk woont, is een leven dat leeft volgens een dictaat, dat wil zeggen, op een manier waarover je niet kunt beslissen en die je niet kunt beheersen, volgens een wonen, een 'hebben' dat we op geen enkele manier kunnen hebben, maar alleen bewonen.'

Daarvoor had Agamben uitgelegd dat het woord dichten afstamt van het Latijnse dictare, dat oorspronkelijk dicteren betekende, maar later het schrijven van literaire werken ging betekenen. Er is dus iets in Hölderlin waarmee we wellicht het bestaan van de mens kunnen belichten, in filosofische, algemene zin. Dat heeft zeker te maken met het schrijven, de beroemde écriture dat in de jaren zeventig zo prominent was bij de Franse filosofen. Maar ook daar was eigenlijk al duidelijk dat we dit schrijven niet als vorm van beheersing of vrije keuze konden opvatten. De mens realiseert zijn eigen zijn door te 'schrijven', dat wil zeggen: door te leven in nauw contact met de taal.

In die jaren werd er ook al voorzichtig afstand genomen van het 'structuralisme'. Mensen maken zogenaamd hun keuzes, maar in feite worden ze zonder er erg in te hebben gedicteerd door ongeschreven regels, ook wel aangeduid als 'de wet'. Denk aan het onbewuste zoals zich dat manifesteert in onze dromen (Freud, Lacan), of aan de economische wetten van het kapitalisme (Marx, Althusser). Die zogenaamde 'wet', zeiden filosofen als Foucault en Derrida, zo die al bestaat, bepaalt ons helemaal niet. Het denken en het menselijk bestaan zijn 'an-archisch', elke instantie die pretendeert ons te bepalen stelt zich bloot aan weerstand en deconstructie.

Betekent het dictaat van Agamben een terugkeer naar de metafysica? Komt er weer orde in ons leven als we ons laten dicteren, of inspireren door de muzen? Kunnen we nu eindelijk ons bestaan weer beleven als wonen in de zin van constructief denken, bouwen, de ruimte organiseren en inrichten? Zegt Agamben zelf niet dat ethiek te maken heeft met gewoonten, iets waarvan Hölderlin zelfs of vooral in zijn jaren van waanzin, het goede voorbeeld (paradigma) gaf? En is hij dus in deze zin onze superleraar, naar het model van de huisleraar die hij was voordat de waanzin hem trof?

Om hierover opheldering te krijgen, heb ik zojuist een eerdere tekst van Agamben maar weer eens doorgeploegd. Hij staat in The end of the poem (1999), het artikel 'The dictation of poetry', en een korte tekst in de Appendix, 'An enigma concerning the Basque woman'. Beide teksten gaan over de dichter Antonio Delfini, maar dat maakt nu even weinig uit. Wat bedoelt Agamben met 'dictation'?

Met dictation verwijst Agamben naar een idee van Augustinus, wat daar wordt aangeduid als inventio, (uit)vinding. De mens, zegt Augustinus, vindt taal alleen vanuit zijn amoureuze verlangen. Taal wordt zodoende een gebeurtenis die plaatsvindt in vervlechting met liefde, woord en kennis: 'Omdat de geest (mens) zichzelf kent en liefheeft, wordt zijn woord bij hem gevoegd door liefde. En aangezien de geest houdt van kennis en van liefde, is het woord (verbum) in de liefde en de liefde in het woord, en zijn beide in de minnaar en in de spreker.' (De Trinitate, gecit. op p.79)

Deze opvatting duikt weer op bij de Provençaalse dichters van de twaalfde eeuw, de beroemde troubadours. Die benaming verwijst naar razo de trobar, dat je kunt beschouwen als een vertaling van de ratio inveniendi van Augustinus, de rationaliteit of liever de kunst van het vinden. Ook bij de troubadours draaide alles om liefde en taal, liefde voor de taal, zeker. Maar vooral ook het vertellen over iets wat ze werkelijk ervoeren. En hier slaat Agamben toe: we moeten die ervaren liefde van de troubadours niet zien als iets dat losstaat van hun taal. Via de ratio inveniendi hebben we een sleutel in handen om leven en taal weer als een onverbrekelijke eenheid te zien.

Dictamen ('dictaat') is een andere naam hiervoor. Het is een alternatief voor de ratio iudicandi, de kunst of techniek waarbij we via proza of poëzie iets proberen aan te duiden met argumenten die duidelijk herkenbaar zijn, via plaatsen of gemeenplaatsen. Augustinus en de troubadours konden opkomen dankzij het verval van de klassieke retorica waarbij de taal steeds meer bestond uit clichés. Ze staan daarmee aan de oorsprong van de Europese poëzie, en daarmee ook van de hele literatuur. Maar daarmee zijn we dus nog niet bij die existentiële kant van de zaak, het leven.

Literatuur zien we nu namelijk als een interessante, maar bijkomstige hobby. Ze heeft in essentie weinig met het leven te maken. Het leven kan daarnaast ook anders, en adequater, worden beschreven via biografie en met wetenschappelijke taal. Literatuur lijkt daarmee dus juist iets dat interessant is omdat het ontsnapt aan het dictaat, dat wil zeggen het dictaat van de taal die voornamelijk werkt met argumenten en herkenbare formules. Vervolgens wordt van die literatuur ook weer geëist dat we haar aanpassen aan de eisen van de lezers. Zo wordt literatuur alsnog een dictaat, het dictaat van de lezers die erover mogen stemmen - bij de Librisprijs - en bepalen wat wordt gedrukt door het wel of niet te kopen.

De ambitie van Agamben is dus enorm maximaal, wanneer hij de relatie tussen taal en leven concentreert rond die twaalfde eeuw met zijn razo de trobar. We zien er een vraagstelling die hij ook op dit moment nog doorzet, rond de taal en de kwestie wat een bevel is, en ook al de kiem van een antwoord. De vraagstelling: hoe kunnen we taal en leven weer als een eenheid denken, in plaats van gescheiden domeinen waarbij nu eens taal, dan weer het leven als de oorspronkelijkere realiteit wordt gezien? Dit heeft zeker ook alles te maken met die vraag die ik hierboven in herinnering bracht, die opvatting dat ons leven wordt bepaald vanuit onbewuste regels. De kernwoorden zijn hier logos en archè. Het woord of de rede (logos) is het heersende, oorspronkelijke principe (archè). Zo zou je de metafysica wel kunnen samenvatten.

Echter, de oudere lezers onder u zullen meteen ook denken aan het begin van het Johannes-evangelie: 'In den beginne was het woord', in de archè was de logos. In het christendom draait het om liefde, maar wordt hier niet gewoon de metafysica herhaald, volgens welke we ons leven als een dictee moeten zien? Ja, zegt Agamben, maar dan moet je wel verder lezen. Dan kom je ook de term leven (zoè) tegen: 'Het (de logos dus) was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.' Ook dit kun je nog metafysisch lezen, het woord doet het leven ontstaan. Agamben beroept zich op een oorspronkelijkere versie, die zegt: 'Alles is erdoor ontstaan, en zonder dit is niets ontstaan, wat erin was gemaakt...' De band tussen taal en leven wordt nu nog nauwer, leven ontstaat niet uit taal, maar erin, leven is ondenkbaar buiten de taal.

Met zijn vraagstelling zet Agamben zeker ook de traditie voort die Aristoteles verwoordde met de mens als 'wezen dat taal heeft'. In zijn artikel stipt Agamben die formule wel aan, maar hij laat die problematiek van het hebben in deze teksten liggen. Maar je kunt je voorstellen dat we het hebben niet meer zo makkelijk als beheersen kunnen opvatten wanneer we uitkomen bij de vervlechting van kennis, taal en liefde. Het probleem, dat we op andere manier ook behandeld zagen bij geestverwant Paolo Virno, is dat je dit hebben zelf niet kunt hebben - wat Aristoteles ook al zegt, een habitus (tegenwoordig moet je mindset zeggen) kun je niet hebben, want het is al een manier om te hebben. Je kunt dan twee kanten op. De ene is dat je terugvalt op het zijn, omdat hebben een manier van zijn is, het 'zijn voor' iemand. Je kunt ook het hebben splitsen in een zijnswijze en iets wat niet tot het zijn te herleiden is, waarmee je het hebben dus voorzichtig lospeutert uit het leven. Ik denk dat de laatste optie door Virno wordt gekozen. Hij heeft minder moeite met splitsingen, en je zou kunnen zeggen: 'Ik heb mijn leven', waardoor er afstand ontstaat tussen jou en je leven.

Agamben zoekt met zijn 'wonend leven' naar iets dat meer lijkt op de eerstgenoemde uitweg. Als het hebben zelf een vorm van zijn is, die je niet kunt hebben, dan moeten we naar iets zoeken waarmee we er in de taal dichtbij kunnen komen. Zo wordt habitare een wijze van zijn waarmee je het hebben weliswaar niet kunt hebben, maar wel in hun samenhang bij elkaar kunt houden.

De aankondiging hiervan zien we al in ons artikel, 'The dictation of poetry'. Laat ik Agamben weer even zelf aan het woord:

'The razo, which lies at the foundation of poetry and which constitutes what the poets call its dictation (dictamen), is therefore neither a biographical nor a linguistic event. It is instead a zone of indifference, so to speak, between lived experience and what is poeticized [il poetato], an "experience of speech" as an inexhaustible experience of love.' (p.79)

Het is dus de liefde die als het ware garandeert dat leven en taal niet verzelfstandigen, waardoor later het leven als dictaat van de taal wordt opgevat (structuralisme) of de taal als clichématig, verstard middel om doelen erbuiten (in het leven) te realiseren. Die formule 'zone of indifference' is daarom ook meer dan slechts een formule, vandaar het 'so to speak', het is een net iets te zwakke uitdrukking van een verhouding waarmee in elk geval voorlopig wordt voorkomen dat we (zoals Virno) kiezen voor de afstand en de scheiding.

Wat ik me nu afvraag is of we het wonen niet vanzelf al moeten beschouwen als dictamen. Moeten we nog wachten op een nieuw boek van Agamben waarin hij uitlegt hoe we het wonen nog kunnen toespitsen tot 'dichterlijk wonen'? Of heeft hij in zijn Hölderlin-boek al de beslissende stap gezet door het leven van Hölderlin uit de sfeer van de biografie te halen en in nabijheid te brengen van zijn gedichten en filosofie? Bezinning op taal en literatuur vinden we in dit boek volop, dus dat is het probleem niet.

Het probleem zou eerder op het gebied van de liefde kunnen liggen. Wanneer de liefde de ervaring is waardoor we taal en leven bij elkaar kunnen houden, dan zie ik die liefde zeker in de poging van Agamben zelf om het schijnbare gestamel, juist de waanzinnige Hölderlin, te blijven beschouwen en proberen te begrijpen, en zelfs te verheffen tot een paradigma, het 'wonende leven'. Maar er is ook iets negatiefs in het spel, een gemis.

Dat gemis zie ik in de verhouding tussen het paradigma Hölderlin en het wonen dat we nu doen, in afzondering, in de lockdown. We weten hoeveel moeite Agamben daarmee heeft. De lockdown is de uitzonderingstoestand waarin de staat en de economie hun macht zonder noemenswaardige weerstand over ons leven kunnen ontplooien. Van liefde is hier weinig te bespeuren.

Misschien hebben we ook het gemis bij Hölderlin zelf nog niet goed begrepen, in samenhang met zijn liefde. Had hij niet iets met een vrouw die hij in zijn roman 'Diotima' noemde? Waarmee hij dus verwijst naar het Symposion van Plato, waar Diotima een soort priesteres is die ooit een stad had verlost van de pest, en Socrates onderwijst wat liefde eigenlijk is, namelijk gemis? Is Diotima niet de ideale huisleraar van Hölderlin? Hoe kan ze ons verlossen van onze pest?

Ik had u al verteld, dit zou een slechte blog worden. Ik zal het maar bekennen, ik ben maar net begonnen met het lezen van de roman waarin Diotima optreedt, Hyperion. Beter had ik kunnen wachten met het schrijven van deze blog totdat ik beter wist wat ik u te vertellen had. Maar geduld is niet mijn grootste kracht, en misschien klopt het wat mijn huisgenoot zegt, dat de dingen die ik te zeggen heb te belangrijk zijn om ze op deze manier te behandelen, met allerlei interpretatiekwesties rond Agamben. Je kunt toch niet verwachten dat de mensen dat allemaal gaan lezen.

Je kunt met je liefde dus ook te ver gaan. Dat zie ik bij Agamben, die ook wel doorheeft dat hij geen lezers meer heeft:

'Da quasi un anno vivo ogni giorno con Hölderlin, negli ultimi messi in una situazione di isolamento in cui non avrei mai creduto di dovermi trovare. Congedandomi ora da lui, la sua follia mi sembra del tuto innocente rispetto a quella in cui un' intera società è precipitata senza accorgersene. Se cerco di compitare la lezione politica che mi è sembrato di poter cogliere nella vita abitante del poeta  nella torre sul Neckar, posso forse per ora soltanto "balbettare e balbettare". Non ci sono lettori. Ci sono solo parole senza destinatorio. La domanda "che cosa significa abitare poeticamente?" aspetta ancora una risposta. Pallaksch. Pallaksch.' (Agamben, La follia di Hoelderlin, p.195)

Diotima van Mantinea - Wikipedia 

 

 

dinsdag 23 februari 2021

Falend onderwijs - Agamben en Hölderlin

Bescherming lijkt de kern van het onderwijs. Toen ik met u de film Se7en doornam, ging ik heen over de openingsscène. Rechercheur Somerset (gespeeld door Morgan Freeman) onderzoekt een moord, en we zien een enorme bloedvlek op de muur. Tegen de agenten ter plaatse mompelt hij: 'Was er een kind bij?' De agenten begrijpen niets van zijn vraag. Het zijn professionals, en dan moet je je concentreren op de hoofdzaken (vergeef me in verband met deze film opnieuw deze metafoor). In het verlengde van deze vraag zou je de hele film kunnen begrijpen als de mislukkende poging van Somerset om kinderen tegen het geweld van de wereld te beschermen. Hij probeert namelijk ook zijn jonge collega (Mills, gespeeld door Brad Pitt) weg te houden van de opdracht zodra hij doorheeft dat de kans op succes erg klein is. Dat mislukt, maar zelfs dan nog volhardt Somerset in zijn beschermende rol: 'I'll be around', zegt hij tegen de mensen die moeten proberen zijn jonge collega weer op te lappen.

Bescherming is ook een hoofdmotief in de opvoedingsfilosofie van Hannah Arendt, die ik eerder al - door toeval - in verband had gebracht met een massafilm. Je moet de wereld doorgeven aan de kinderen. Maar om dat in alle rust te kunnen doen, moet je voorkomen dat de school gepolitiseerd raakt. Kinderen zijn plantjes die in het halfdonker moeten groeien, en voortijdige blootstelling aan teveel licht of donker kan hen beschadigen. Iets van die benadering zien we ook bij een fan van Arendt terug, Giorgio Agamben. Ook dat heb ik in principe al besproken. Agamben voegt daar nog iets aan toe. We moeten niet alleen de kinderen beschermen tegen de wereld van volwassenen, maar ook voorkomen dat die grenzen te rigide worden. De grenzen zijn symbolisch, en we moeten er op een speelsere manier mee leren omgaan.

De reden dat ik er toch weer over wil nadenken, is dat ik nu - ook weer via Agamben, maar achter hem staan natuurlijk Heidegger en Benjamin - graag het spoor wil volgen van het wonen. Wonen is onze manier om als mensen te kunnen leven in de wereld, in een wereld die vaak bikkelhard is. Er is dus een verwantschap tussen beide praktijken. In wonen en opvoeding gaat het erom, ons te beschermen tegen de hardere en gewelddadige aspecten van de wereld. Er is wel een verschil. Bij opvoeding heeft de bescherming een specifiek doel, namelijk het creëren van een sfeer of omgeving waarin het kind kan opgroeien, groeien. Dat is dan weer - zo zien we bij Arendt - verbonden met het thema gezag. 'Authority' (auctoritas) hangt samen met het werkwoord augēre, vermeerderen, laten groeien.

Zouden we het spoor Agamben volgen, dan doemt vroeg of laat de vraag op of en hoe we een doel kunnen verbinden aan het wonen, het gezag en de groei van het kind. Wellicht moeten we dan ook het verband onderzoeken met het motief dat hij zelf memoreert aan het eind van zijn Hölderlin-boek, het dictare, het 'dichterlijk wonen op aarde'. De dichter heeft ogenschijnlijk geen gezag, en geen functie in de opvoeding. Maar ik zou toch graag meer vernemen over de functie van Hölderlin voordat hij gek werd, huisonderwijzer. Dat lukte niet, Hölderlin werd gek, maar het falen is ook iets wat bij Agamben ontologische trekken krijgt, en eveneens opduikt op die laatste bladzijden van zijn Hölderlin-boek.

Wat betreft het doel: daar vinden we bij Agamben wel veel gedachten over. Politiek is het gebruik(maken) van middelen zonder doel. Handelen is in onze cultuur steeds meer geïnstrumentaliseerd, maar die instrumentalisering is in feite volledig verzelfstandigd, zodat je de middelen niet meer aan een doel kunt verbinden. Dat geldt zeker ook voor het onderwijs. Er moet worden geproduceerd en gepresteerd, maar waarvoor dat allemaal dient, dat interesseert niemand. Op mijn school bijvoorbeeld wordt bijna nooit gekeken naar de vervolgopleiding, bijvoorbeeld om te kijken hoe we onze lessen daar beter op kunnen afstemmen. Het is vooral een machine die draaiend moet worden gehouden.

Met zijn benadering neemt Agamben afstand van Arendt, die nadrukkelijk van crisis spreekt. Het handelen verbindt ze zodoende aan het Griekse werkwoord krino, oordelen, scheiden. Agamben trekt de lijn door naar het Sanskriete karman en het Latijnse crimen, maar onderzoekt of we het handelen niet daarvan kunnen losmaken. Zo komt hij vanzelf uit bij de notie spel, maar dan een spel waarbij het niet gaat om winnen. We raken zo ook op afstand van de idee dat opvoeding een bepaald doel dient, bijvoorbeeld bescherming, of misschien ook zelfs het groeien van het kind.

Waarheen zou deze benadering ons kunnen voeren? Hoe kun je bijvoorbeeld falen wanneer je geen doel meer hebt? Het is dus wellicht nog te vroeg om de filosofie van Agamben samen te trekken rond een bepaalde praktijk, de opvoeding in dit geval. Zijn eigen praktijk is meer die van de kritische filosoof, die steeds een bepaald paradigma (bijvoorbeeld 'wonend leven') scherp in beeld wil krijgen, met de filologie als belangrijkste instrument. Scherp krijgen, goed, maar wel met als resultaat dat hij met dat paradigma uitkomt bij zones van ononderscheidbaarheid, waar bepaalde contrasterende elementen 'samenvallen', 'samen vallen', om plaats te maken voor iets nieuws.

Het lijkt erop dat Agamben - in navolging van Hölderlin - met de notie cesuur een type eenheid wil onderzoeken waarbij geen beroep wordt gedaan op een derde element. Een zuiver contrast, maar toch een eenheid. Of laten we zeggen, samenhang. Dingen kunnen samenhangen, ook wanneer ze ogenschijnlijk alleen maar lijken op geleuter, 'stamelen'. Zo kun je ook de twee helften van Hölderlins leven, zijn leven als niet-gek en als gek, in samenhang zien. En dus misschien ook zijn functie als huisonderwijzer.

Ik ben pas begonnen met iets te lezen van en over Hölderlin, onder inspiratie van Agamben en vriend Eric Bolle. Nu lees ik in de biografie van Safranski dat Hölderlin al tamelijk vroeg wist dat hij dichter wilde worden, wat hij als een roeping zag. Van zijn moeder moest hij echter predikant worden, en zij dwong hem tot een studie theologie. Huisleraar was dus het plan B van Hölderlin. Zo kon hij geld verdienen zonder predikant te worden. Wij kennen Hölderlin vooral als dichter. Maar in een bepaald opzicht was Hölderlin dus een mislukt dichter. Hij kon er zijn geld niet mee verdienen, en moest daarom huisleraar worden. Maar als huisleraar mislukte hij ook. Niet zozeer objectief, het schijnt dat zijn opdrachtgevers (ook die in Bordeaux) tevreden over hem waren. De mislukking zat hem waarschijnlijk meer van binnen. Zo kon hij niet wennen aan de grootsteedse burgers, die hij zag als monsterlijke karikaturen: 'Bij de meesten werkt hun rijkdom zoals bij boeren nieuwe wijn, want precies zo kinderachtig, grof en trots zijn ze', schreef hij aan zijn zus.

Hölderlin, de dichter met hoge idealen, moet zich als huisleraar onderschikken aan die burgers. Zijn rol staat hem niet zozeer tegen omdat hij kinderen moet opvoeden, als wel dat hij zelf een soort kind is dat zich moet richten naar de bekrompen geest van zijn opdrachtgevers. We zouden dus zijn rol als dichter beter kunnen opvatten als een soort superleraar dan als vrij in de zin van ongebonden, zonder functie en roeping. Zijn mislukking als huisleraar zou je kunnen zien als de keerzijde van zijn dichterschap. De dichter in hem ziet dat hij als huisleraar mislukt. De dichter is dus niet zozeer een ideaal in de zin van een hoger doel, als wel zijn zelf dat in staat is zijn mislukking te zien.

Zo komen we in de buurt van een soort falen dat we kunnen zien zonder het handelen aan een doel te binden. Hölderlin wil huisleraar worden om geen predikant te hoeven worden. Het is wel en niet zijn doel. Hij doet het als leraar wel en niet goed. Het zou goed kunnen zijn dat Hölderlin zijn idealen niet zozeer ziet als iets wat ooit moet worden gerealiseerd, maar als het zien of laten ontstaan van iets. De lente die (ik kijk even uit mijn raam) losbarst, de natuur. Meer augēre dan succes nastreven.

Zouden we ook zo naar ons onderwijs kunnen kijken, ons falend onderwijs? Ik geloof niet in een dialectiek, een logica volgens welke we het succes uit het falen kunnen afleiden. Het is niet zo dat we een systeem moeten laten instorten om de komst van het nieuwe te bevorderen. Ook niet in de zin van al die leertheorieën die falen zien als deel van het leerproces dat gericht is op succes. Zo werkt het niet. Als er een kans geborgen ligt in Agamben en Hölderlin, dan is het eerder dat we naar het falen anders kunnen kijken. Falen kan het teken zijn dat er iets ontstaat. Daar moeten we woorden voor vinden. Maar ook bij dat woorden vinden, het 'dichten', moeten we de aansluiting vinden bij de inspiratie, het dictare.

I'll be around, is dan misschien zo gek nog niet.

Why failing fantastically is the pathway to true success in life and  business


zondag 21 februari 2021

Kijken naar Se7en als een dictee

Kunnen we er nog wel voor kiezen om een kind op de wereld te zetten? We hebben het gehad over wonend leven, het paradigma dat Agamben uit Hölderlin destilleert, uit het deel van zijn leven waarin hij was getroffen door waanzin. In dat boek komt mijn kwestie niet ter sprake. Zo lijkt het nog steeds of we inderdaad kunnen kiezen, en wel voor onszelf. Dat zal zeker niet de bedoeling van Agamben zijn geweest. Op het eind oppert hij zelfs dat dichten te maken heeft met dictare, dat eenzelfde verhouding tot een verwant werkwoord heeft (dicere, zeggen) als habitare (wonen) tot habere (hebben). Dicere is zeggen, dictare is vaak zeggen, en betekent ook al dicteren. Pas later ontstond hieruit het woord 'dichten'. Wonen lijkt dus meer met een dictaat te maken te hebben dan met een weloverwogen keuze.

Later hoop ik nog terug te komen op deze problematiek. Dat kan ook haast niet anders, mijn methode is simpelweg het volgen van een paar sporen die dichter ('dichter') bij elkaar lijken te komen, en naar iets toe wijzen, zoiets als een verdwijnpunt. Daarbij maak ik dankbaar gebruik van de dingen die langskomen in mijn leven, en natuurlijk van de filosofie, de rijke traditie die voor mij nog steeds voor een groot deel verdicht is in Agamben.

De vraag over het kind kwam op in de beroemde film Se7en, ook wel gespeld als Seven, van David Fincher uit 1995. Twee politie-inspecteurs gaan op zoek naar de dader van gruwelijke moorden. Elke moord lijkt een afrekening met een van de zeven 'hoofdzonden', vraatzucht, hebzucht etc. De dader lijkt niet alleen uit op vergelding van individuele fouten, maar ook de samenleving te willen brengen bij een punt dat ze niet meer kunnen negeren (hier zien we al hoe we de film kunnen opvatten als een dictaat). Zodoende combineert hij het absolute kwaad met de mogelijkheid van morele redding van de hele samenleving. De vrouw van de jonge inspecteur, Tracy geheten, is zwanger, buiten medeweten van haar man. Ze vindt het echter erg moeilijk om in een degenererende wereld een kind neer te zetten.

Ze vraagt de oudere inspecteur (Somerset, gespeeld door Morgan Freeman) om advies. Deze bekent haar dat hij ooit zelf een vriendin had die zwanger was. Hij overtuigde haar om de zwangerschap af te breken. Sindsdien wordt hij gekweld door spijt. Zijn wijze advies luidt dan ook: breek de zwangerschap af zonder het aan je man te vertellen. En als je het kind toch krijgt, verwen het dan zo vaak mogelijk.

Hoe wijs Somerset ook overkomt: het lijkt er sterk op dat hij met zijn wijsheid dicht in de buurt van de moordenaar komt. Deze vertelt in de gruwelijke slotscène aan rechercheur David (gespeeld door Brad Pitt) dat hij jaloers is op de man van Tracy, omdat hij een normaal leven kan leiden, met een leuke vrouw. Zelf is hij daartoe niet in staat. Het lijkt me verder onnodig te spoilen voor het geval dat u de film niet heeft gezien. Laat ik zeggen dat hij op bizarre wijze het probleem van Tracy oplost, die niet in staat is om te leven in een degenererende stad en daar ook nog een kind zou moeten opvoeden.

Tragedie en komedie zijn in deze film sterk vervlochten. Denk bijvoorbeeld aan Oedipous die zweert de moordenaar van zijn vader te vinden, en er geleidelijk achterkomt dat hij dat zelf is. Hier draait alles om schuld en besmetting. De held is een goed mens, maar geleidelijk wordt de schuld in hemzelf onthuld via alles wat hem overkomt. David Mills is in Se7en de Oedipous, uiteindelijk komt hij erachter dat hij zich niet laat dicteren door de wet, maar door de moordenaar.

Ondanks de sinistere enscenering zitten er ook komische aspecten in de film. Kijk alleen al naar de twee rechercheurs met hun contrasten, de oude, bedachtzame Somerset versus de emotionele, nerveuze Mills. De naam van de moordenaar, 'John Doe', is het equivalent van onze Elckerlyc, iedereen. Hier zou Agamben de omgekeerde logica onderkennen als in de tragedie. De moordenaar is natuurlijk slecht, maar is hij schuldig? Niet volgens de rechter, hij is nooit berecht. Verder is hij John Doe, iedereen zou zo slecht kunnen zijn, en hij maakt van zijn leven een spel waarbij de toeschouwers zich kunnen overgeven aan een paar uurtjes onschuldig vermaak. Zoals Aristoteles al zei: mensen zijn in staat om ervan te genieten als lichamen in stukjes worden gesneden.

Maar hoe gruwelijk de gebeurtenissen in de film ook zijn, ze worden, zoals in de tragedie en komedie, vooral verteld. De stijl van de film is het belangrijkste instrument om de gruwelen te laten aankomen, de onophoudelijk vallende regen, de sombere koperblazers (componist Howard Shore had dit enkele jaren eerder al toegepast in The silence of the lambs). Zo schuiven we beetje bij beetje op van de realiteit in de richting van de taal. Goed, de film is geen gedicht, maar je zou er met een beetje inspanning naar kunnen kijken met een beetje meer detachment.

De hoofdvraag (ik realiseer me de onbedoelde metaforiek van deze term): kunnen we Se7en opvatten als een dictaat, en hoe krijgen we via dit dictaat een antwoord op onze existentiële startvraag of we er nog wel voor kunnen kiezen een kind in de wereld te zetten? Zeker, de film is een dictaat, niet zozeer omdat de moordenaar alle stappen van de opsporing zelf had voorbereid. Uiteindelijk is het vooral onvermogen dat hem drijft. Hij wil een gewoon leven leiden, hij wil een John Doe zijn, maar is daartoe niet in staat. Nee, het is uiteraard vooral het spektakel dat wordt gedicteerd door de producenten, de kijkers, de commerciële belangen.

Toch zitten er tussen de plooien van deze film pareltjes verborgen die zich lijken af te schermen van die commercie. Hier en daar wordt er geschreven, er wordt gelezen. Er vliegen titels voorbij, met name Dante, de kringen van zijn Inferno. Alleen daarmee al wordt gesuggereerd dat je de film zou kunnen duiden als een geestelijke tocht van de ziel, uiteindelijk geleid door Beatrice, hier verbeeld door Tracy. Tracy laat ons zien hoe je kunt leven met de vraag of je wel een kind in de wereld kunt zetten: al twijfelend, en pratend met een wijze oude politieman. Tracy is in staat om van haar kind te houden, zelfs voordat het is geboren. Liefde is echt een antwoord dat past bij Dante en overigens ook bij Agamben.

Kijk je naar Amerika tegenwoordig, dan kan je de paradox niet ontgaan dat je zit te kijken naar kinderen. Het zijn nog steeds kinderen (onze kinderen, zouden Europeanen nog steeds kunnen denken). Tegelijk zijn ze, terwijl de nieuwe machten steeds verder opdringen, nog steeds de leiders van de wereld. Dat was al heel lang zo. De kinderen zijn onze opvoeders geworden. En Hollywood is voor Amerika behalve het paradigma van massaconsumptie ook de symbolisering van het drama dat kinderen voortdurend worden geconfronteerd met duivelse dilemma's. Ze hebben weinig zin om na te denken over hun eigen rol in het ontstaan van al die problemen. Morele vraagstukken worden heel simpel teruggebracht tot disclaimers. Het absolute kwaad zit in de anderen, en voorzover je er zelf mee besmet bent, neem je je toevlucht tot de taal om dat kwaad af te weren. De taal is zodoende in feite een kindertaal, het zijn de regeltjes die politieagenten van buiten moeten leren voor ze de arrestant in de wagen duwen: 'You have the right to remain silent...'

Daarmee wordt die taal al dictee. We zijn nu al dicht bij de connectie tussen het kind en het gedicht. Als de taal disclaimer wordt, verwijst ze al niet meer naar iets erbuiten, naar werkelijke schuld of onschuld. Kan de film Se7en ons bij die vraag een stapje verder brengen? Daarvoor moeten we nog iets dieper graven, nog verder duiken tussen de plooien van dit spektakel. Een aanwijzing geeft Agamben ons, wanneer hij in zijn nogal cryptische Notes on gesture aan de film de taak toebedeelt om ons van de zenuwtic weer terug te brengen naar het gebaar. Het gebaar heeft morele en politieke betekenis, omdat het niet doelgericht is. Het is een 'gebruik van middelen zonder doel', wat niet toevallig ook Agambens definitie van politiek is.

David (of Brad Pitt, het verschil is niet eens zo belangrijk in dit verband) belichaamt de zenuwtic, hij loopt voortdurend heen en weer, hij volgt zijn emoties, hij lijkt op zijn honden waarmee hij in zijn appartement rollebolt, op de honden die we bij onze wandelingetjes alle kanten op zien rennen. Via David kunnen we zien we hoe eigenlijk iedereen in de film heen en weer rent. Zelfs de kalme Somerset, die keer op keer door zijn verleden rent, met pensioen wil, maar zich dan toch weer betrokken voelt (ik herken dat). Dicere wordt dictare, in de zin van vaak zeggen, piekeren, spijt hebben van je verleden, falen, en daarmee toch proberen te leven.

Maar het is misschien te simpel om Agamben steeds maar weer in te zetten als baken van wijsheid, als dictator. Zelf zegt hij dat hij maar wat stamelt, en dat past natuurlijk wel weer mooi bij dat dictare, iets zeggen zonder het te zeggen. Heb je eenmaal door hoe essentieel de rol van de taal is in onze pogingen om ons leven simpel te leiden, een normaal leven te leiden, dan blijkt het vervolgens lastig om daar grip op te krijgen. Ik voel zelf de laatste tijd enig wantrouwen wanneer woorden te mooi worden, en te waar. Stamelen, oké, maar ook daar moet je soms je best voor doen.

Neem bijvoorbeeld het einde van Se7en. Dat is niet de gruwelijke slotscène tussen die hoogspanningsmasten. Daarna komt nog iets. Somerset is in beeld, en citeert Hemingway: 'The world is a fine place and worth fighting for.' Zelf voegt hij toe: 'I agree with the second part.' Hij is met andere woorden kritisch, hij wil de woorden van Hemingway niet opvatten als een dictaat. Toch lees ik op internet dat deze laatste scène op last van de producenten is toegevoegd, omdat ze het onacceptabel vonden dat de scène bij de hoogspanningsmasten de laatste zou zijn. Fincher en Brad Pitt hadden dat wel gewild. Zo tekent zich een gevecht af, niet alleen als motto van Somerset, maar ook over het laatste woord van de film.

Is het werkelijk onmogelijk om de wereld als een mooie plaats te zien, waarin we niet voortdurend om van alles vechten? Als we een kind op de wereld willen zetten, of beter gezegd: als we van onze kinderen houden, moeten we dan niet sterk overwegen om de wereld als een mooie plaats te zien? In die richting denken Hölderlin en Agamben. De idylle is een genre dat de tragedie en komedie overstijgt. We moeten weer op een nieuwe manier leren zien wat zo'n idylle kan inhouden. Voorlopig hebben we weinig meer dan dictaten, en ondanks mijn weerzin tegen dictaten ben ik wel bereid om dictare alvast uit te leggen als een soort herkauwen, vaak zeggen, vaak telkens weer anders zeggen.

Een leraar moet zo af en toe dicteren, opdrachten geven, duidelijkheid verschaffen. Maar ik zou dat graag in het perspectief zetten van iets breders, iets van deze wereld dat de moeite waard is, niet om voor te vechten, maar om van te houden. Daarom citeer ik nogmaals Hemingway, maar dan iets uitgebreider:

“The world is a fine place and worth the fighting for and I hate very much to leave it. And you had a lot of luck, he told himself, to have had such a good life. You've had just as good a life as grandfather's though not as long. You've had as good a life as any because of these last days. You do not want to complain when you have been so lucky. I wish there was some way to pass on what I've learned, though.”

Afbeeldingsresultaat voor seven movie notebook