maandag 18 april 2022

Chomenidis bedenkt de vader van Homerus

Metamorfosen bederven het verhaal. Je wil toch, zeker in een roman, dat de dingen die gebeuren geloofwaardig blijven. Filosofen kikken erop, dat zeker, wanneer iemand op een ochtend wakker wordt en merkt dat hij in ongedierte is veranderd. Aan de andere kant wil je ook dat het verhaal wendingen kent. Het gaat niet gewoon door, er worden niet gewoon lijnen doorgetrokken. Er gebeurt iets wat je niet had zien aankomen.

Mijn held Bachtin (Russisch filosoof, 1895-1975) heeft een ingewikkeld boek geschreven, Auteur en held, waarin hij de basisstructuur van literaire verhalen ziet in de verhouding van de auteur tot zijn held. Geheel in overeenstemming met een Russische wijsheid gelooft Bachtin dat de auteur houdt van zijn held, zelfs als het een schurk is. Eigenlijk is de liefde van de auteur terug te voeren op de liefdevolle aandacht voor zijn held. De held staat in het middelpunt, alles om hem heen zien we vanuit zijn perspectief en overdekt met zijn waarden. De auteur beeldt zijn held uit zoals God zijn zoon Jezus. Metamorfosen zijn dus moeilijk omdat we gehecht zijn aan de held, de man uit één stuk, bij elkaar gehouden door de liefde van zijn schepper, de auteur.

Nu is dit niet alleen iets van de moderne roman, laten we zeggen Flaubert of Dostojevski. Het beroemde epos van Homerus begint al met het woord 'man': 'Man, bezing mij de man die...', en dan gaat het natuurlijk over Odysseus. Deze man is polutropos, man van vele wendingen, een handig en welbespraakt type. We zijn gewend, mede door de al genoemde Bachtin, dat een epos nog geen roman is. Het is een verhaal over goden en helden waarin verheven wordt gesproken, in dichterlijke taal en in metrum. De moderne roman is proza, taal die vooruit gaat, zonder metrum. De lezer van mijn blogs herkent de problematiek. Bij proza wil je niet dat de inhoud steeds vertraagd wordt door wendingen die vaak midden in de zin worden gesitueerd. Alles moet steeds naar voren, pro vorsa, proza. Vooruitgangsdenken dus.

Het zou een boeiend experiment zijn om die moderne techniek van de roman eens te projecteren op het homerische epos. Dat vinden we bij Imme Dros en andere navertellingen. De plot staat centraal, we willen niet allerlei overbodige details die de voortgang verstoren. De afgelopen weken heb ik een roman gelezen van een nog levende Griek die we ook kunnen zien als zo'n experiment, Logia ftera ('Gevleugelde woorden') van Chrístos Chomenídis (1966). Hoofdpersoon is Tínellos, een jongen die in 800 voor Christus vanuit Klein-Azië terecht komt bij een charismatische zanger met volgelingen, en vervolgens allerlei avonturen en reizen meemaakt. Deze giet hij in een soort verhaal dat hij in de laatste jaren van zijn leven vertelt aan een kind. Op het eind blijkt dit kind Homerus te zijn.

Er gebeuren allerlei rare dingen in de roman. Even tussendoor: ik had al een paar romans in Nieuwgrieks gelezen, dus mijn dochter en haar Griekse vriend Giorgos vonden dat dit wel iets voor mij was. Maar Chomenidis gebruikt veel meer verschillende woorden, en ik schat dat ik met alle opzoekarbeid hooguit de helft kon volgen. Ik ben nu dus meer dan ooit aangewezen op mijn devies dat ik één ding uit een boek moet kunnen halen om er een blog over te schrijven.

Rare dingen zeg ik. Tínellos groeit op en krijgt een verhouding met de vriendin van de zanger. Als ze de liefde bedrijven komt de zanger net de tent binnen. Er blijft hun niets over dan hem te doden. Tinellos ontsnapt met de vrouw, en uiteindelijk belandt hij, zonder de vrouw, in een bedelaarskolonie in Korinthe. Ander moment: een gewelddadige groep zit Tinellos op de hielen en vlak voordat ze hem lynchen wordt hij opgepakt door een grote vogel. Die laat hem vallen en daarna blijkt Tinellos te zijn veranderd in het schild van een schildpad.

Er zijn twee zaken die ik gaandeweg kon relateren aan rode draden in mijn blogs. De ene is Agamben, die in zijn recente boek over Pinocchio ook zonder reserve de metamorfosen van het verhaal volgt. Pinocchio verandert in een ezel, en als hij in zee wordt gegooid verandert hij weer in de houten marionet die hij was. Metamorfose betekent ontsnapping, overleven. In een verhaal kan dat allemaal, en de lezer begrijpt dat ook wel, tenminste als hij bereid is de grenzen van het genre niet te nauw te nemen. Een roman is meestal gebonden aan geloofwaardige gebeurtenissen, maar verandert zelf in een soort sprookje wanneer die grens wordt overschreden. Overigens vond de al genoemde Bachtin dat de roman het genre bij uitstek was waar de grenzen van het genre haast per definitie worden overschreden.

Bachtin geloofde nog dat het epos wél een genre was met strikte kenmerken. Hoe meer ik heb meegekregen van Homerus, Hesiodus, Vergilius en Ovidius, hoe minder krediet ik kan geven aan die visie. De Odyssee is al geen echt epos, van de tientallen kenmerken van het epos vind je er heel weinig in de Odyssee. Eigenlijk is die hele Odysseus niet echt een modelkrijger die vooral vecht. Hij kan vooral goed praten, lijdt onderweg veel verliezen (al zijn schepen en manschappen) en staat in zijn nakie tegen een pubermeisje als smekeling te praten. Ovidius' Metamorfosen zijn nog veel minder een epos volgens de kenmerken die eraan worden toegedicht. Het zijn losse verhalen die vaak in elkaar overvloeien, en waarin helden niet 'uit één stuk' zijn, maar vervloeien. Ze glijden mee met de taal die vooral als een woordenspel wordt gepresenteerd. De taal is de echte held bij Ovidius.

Je kunt de roman - zoals Bachtin - idealiseren, je kunt ook de grenzen van het genre overschrijden. Dat is wat we bij Pinocchio en bij Chomenidis zien. Door de overschrijdingen, bijvoorbeeld via de metamorfoses van de hoofdpersoon, belanden we ineens in een sprookje. We belanden ineens in een ander verhaal, zoals aan het eind van Logia ftera, waar de verhalen van Tinellos met terugwerkende kracht kunnen worden gelezen als voorstudies van de Ilias en de Odyssee, doordat het kind aan wie hij het vertelt Homerus blijkt te zijn.

Misschien, denk ik dan, is het epos een volmaaktere vorm van de roman. Dat is ook al wat de Hongaarse marxistische filosoof Georg Lukács zei. De roman is het epos, maar kan het verhaal niet tot een voltooide vorm brengen, en is dus een symptoom van de degeneratie van de bourgeoisie. Als het echte communisme aanbreekt zullen we weer in staat zijn een echt epos te schrijven. Het hele volk herkent zich in de held die wereld, tijd, objectiviteit en subjectiviteit weer tot één geheel zal smeden.

Om het wat concreter te maken zou je kunnen kijken naar Zelenski, die zich in zijn legergroene T-shirt ook presenteert als een held, met authentieke en toch ook nog komische trekjes, in wie het hele volk zich herkent, en die al strijdend het slappe westerse fatalisme overwint. De helden die hun gezin in Polen in veiligheid hebben gebracht keren terug en vechten met hun leider voor de overwinning op de leugenachtige vijand Poetin. Ook hier is er een taal die we als held kunnen zien, het Oekraïens. Literair schrijver Andrej Koerkov, Rus van geboorte, metamorfoseert in Buitenhof in een Oekraïense schrijver. Zijn boeken verschijnen in het Oekraïens voordat ze in het Russisch verschijnen (als ze dat al doen, want zijn boeken zijn in Rusland verboden).

Bij het Nieuwgrieks heb ik toch weer een iets ander gevoel. De romantraditie is zeker flink beïnvloed door buitenlandse voorbeelden, zoals Kazantzakis die geïnspireerd werd door Dostojevski. Maar alleen al door de geografie hebben de Nieuwgriekse schrijvers een intensere verhouding tot de oudheid. Die verhouding is dubbelzinnig. Enerzijds zijn ze trots, anderzijds willen ze de Grieken bevrijden van de projecties die vooral door buitenlanders over hen worden geplooid. Je zou dus naar de oudheid moeten gaan en daar weer helemaal opnieuw beginnen, alsof je niet was beladen door al die zware verwachtingen.

Humor is een belangrijk instrument daartoe. Hoe verzin je het dat je verandert in een schild van een schildpad en de hele winter geduldig moet wachten totdat die schildpad eindelijk weer eens gaat bewegen? Een ander middel is juist grimmigheid. Bij kinderen denken we aan lieve wezens die iets kunnen wat wij ook graag willen kunnen, namelijk spontaan zijn en het leven leiden zoals het komt, en beleven als een spel, in het hier en nu. Maar als je op een Grieks eilandje woont, heb je als kind helemaal niets. Je moet dan maar gewoon een ander kind doden en opeten als je wil overleven.

Juist bij die kinderen blijft Tinellos. Ook al omdat hij een sukkel is. Hij zwemt weg van het eiland, en komt na lang zwemmen weer aan bij een eiland, dat gewoon weer datzelfde eiland blijkt te zijn... Net als Ithaka van Odysseus staat het eiland van Tinellos voor de plaats waar hij uiteindelijk zijn leven wil leiden, in verbondenheid met de bewoners. Het roman is weer epos geworden, zo lijkt het, het volk luistert naar de zanger Tinellos en herkent zich in de verhalen.

Ik ben geneigd om Tinellos te zien als de moderne Griek. Hij voelt zich gedwongen om onder de blik van de buitenlanders terug te keren naar de oudheid en zich opnieuw uit te vinden. Hij wordt met een beetje geluk weer een kind, in armoede en isolatie. Toch is er ook een verschil. En dat wordt gesymboliseerd door zijn lier, die hij meestal bij zich hield, en ook al eens in zee had gegooid. Zoals ik Agamben las, symboliseert het muziekinstrument het middel dat je kunt gebruiken door het te bespelen, maar ook door het juist niet te bespelen. De lier verbindt Tinellos met zijn vader en met zijn zoon. Hij is niet in staat om zijn leven simpelweg te leven, hij moet het vertellen en zich op die manier invoegen in de keten van generaties.

Aan de lier ontspringt niet alleen de toekomst, ook het verleden. We moeten niet vergeten dat de kinderen die elkaar opeten door de Griekse dichters werden omgezet in de mythe van Kronos die zijn kinderen opat. Door een list kon er een kind ontsnappen. De erfgenaam is dus niet het gehoorzame kind, maar de ontsnapper, de bedrieger, en uiteindelijk de verteller. Wat we gemakshalve de vader noemen is het verhaal dat we bedenken als voorgeschiedenis bij ons begin. Zoals het verhaal van Aeneas, en het verhaal van de vader van Homerus.