donderdag 23 oktober 2014

Stil de tijd

Joke Hermsen schrijft en spreekt veel. Bekend was haar uitgebreide essay over de tijd. Het werd alom geprezen. Ik zet mijn beschouwinkje over haar gedachten niet neer bij Prijzingen, omdat ik een zekere irritatie voel. Ik wil die irritatie niet wegsluizen door hem uitsluitend toe te schrijven aan jaloezie. Daarvoor liggen mijn grotere ambities ook te ver weg. Ook wil ik mijn irritatie niet 'stillen' door Hermsen eerst de tijd te geven en haar boek helemaal uit te lezen.

Ik verwacht iets van mijn irritatie. Een filosofisch effect. Een spoor dat me helpt te bedenken wat ik in Hermsens stijl mis, en via die weg ook wat er ontbreekt. In latere instantie zal ik die intuïtie kunnen weerleggen of bevestigen, ik houd mij open voor de principiële openheid en misschien wel gastvrijheid die uiteindelijk alsnog wordt uitgedrukt in een prijzing.

In eerste instantie komt Hermsens beschouwing op mij over als een manifest dat thuishoort in een oorlog, om een oorlog aan te kondigen of te voeren. 'Stil de tijd' versta ik als oproep, pleidooi, strijdkreet. In tweede instantie treedt er onhelderheid op. Tot wie is die kreet gericht, en hoor ik ook bij de adressanten? Bewijzen de positieve reacties op haar boek niet al dat haar adressanten zichzelf verstaan als medestanders, medestrijders? Het zou dan eerder gaan om een innerlijke strijd, een strijd tussen twee kanten van onszelf, waarbij we het even opnemen voor de gemarginaliseerde kant, de verdrongen tijd, in de hoop dat die terugkeert, zoals elk verdrongene terugkeert.

We zouden ons dan verenigen in een harmonie, een harmonie met onszelf. Vanuit die harmonie kunnen we dan effectiever het kwaad bestrijden, de tijdservaring waarin geen plaats is voor stilte en verveling. We worden dan ook creatiever. Creativiteit ontstaat vanuit het niets van de verveling. Dit zou je als het doel of het effect kunnen beschouwen van Hermsens oorlog. Paradise regained.

Achter de zelfverzekerde stijl van Hermsen vermoed ik - al dan niet terecht - een strijdplan dat tevens een tijdplan impliceert: verdringing, aankondiging van strijd, voeren van strijd, overwinning, harmonie, schepping. We zitten nu in fase 2, we zijn bezig over te gaan van fase 1 naar fase 2. Omdat de strijd zo dominant is in de taal en tijdservaring van Hermsen, zouden we ook kunnen zeggen dat de verdringing zelf getuigt van een strategie, de strategische terugtrekking. Hermsen zit in Frankrijk en plant daar haar terugkeer naar de drukke samenleving. Hierbij past ook de manier waarop zij haar strijd voert, met volle agenda en midden in die drukte. Paradox, teken van tegenspraak, belichaming van die tegenspraak.

Hermsen schuwt de tegenspraak allerminst, ook niet die met zichzelf. Ze stapt vaak en snel over van de ene gedachtewereld naar de andere, van de ene tijdsopvatting naar de andere. In de ene is de tijd vooral een psychologische ervaring, in de andere is hij dat per se niet. In de ene is de tijd een aanduiding voor een bepaalde tijdservaring, bijvoorbeeld de verveling, in de andere is hij de aanduiding van een verschil tussen tijdservaringen. Het positieve filosofische effect zou kunnen zijn dat we een veelheid aan ideeënbronnen ontdekken en in snel tempo flexibeler worden in onze opvattingen. Het - daarmee beslist niet onverenigbare - effect kan evengoed zijn dat we onze afscherming verliezen en capituleren voor de ene tijdservaring die Hermsen ons voorlegt, de gestilde tijd.

Er is nog een ander effect denkbaar. Is de filosofie niet verplicht tot het gesprek met zichzelf? Met de strijd met zichzelf? Is de beoogde harmonie niet juist dat we ons niet overleveren aan een mening maar op zoek gaan naar waarheid? Hoe kunnen we zo nadenken over de tijd dat we de waarheid niet bij voorbaat identificeren met een beeld of figuur maar door te filosoferen?

Nu weet ik wat in Hermsens stijl de stekels doet rijzen die mijn afscherming teweegbrengen. Het is de verwijzing naar de filosofie. Hermsen verwijst in een strategisch betoog naar de filosofie als iets waar we naartoe moeten, wat we nodig hebben. Het is dus een voorbereiding, een inleiding, didactiek, educatie. En net als bij alle voorbereidingen is er de onzekerheid of we niet al in de filosofie zijn. De inleiding moet, om echt inleiding in de filosofie te zijn, zowel filosofisch als niet-filosofisch zijn. Ze verdubbelt zich tot mening en waarheid, mening als waarheid en waarheid als mening.

We moeten bereid zijn deze dubbelheid toe te laten om te begrijpen wat Hermsen met tijd bedoelt. Ze lijkt het al te weten, maar wil ons - misschien, hopelijk, 'in werkelijkheid' - gidsen naar een tegenspraak die verdergaat dan die van de strategie. Het is de tegenspraak van de filosofie. In die tegenspraak kunnen we filosoferen over de tijd. In en buiten de drukte, in en buiten de verveling, in en buiten de verstrooiing.

Je zou ook kunnen zeggen, goed Platoons: in een tijd voorbij de ervaring heerst het denken, in vormen die niet aan tijd onderhavig zijn, in 'ideeën'.

Nu wordt het - langzaam, heel langzaam - tijd om Hermsens boek verder te lezen, voorbij de inleiding...