zondag 11 november 2018

Middelen zonder doel - De taal van Angelica Balabanoff

Het is altijd een combinatie van toeval en noodzaak waardoor er ineens een boek onder mijn ogen schuift. Het heeft ook met vrienden te maken, en steeds vaker ook collega's. In dit geval, het boek Rebel (vertaling van My Life as a Rebel, USA 1938) van Angelica Balabanoff (deze Franse transcriptie van het Russisch zal ze wel zelf hebben gekozen; de Nederlandse transcriptie zou luiden: Angelika Balabanova), werd ik getipt door de collega die cultuur doceert, dochter van de uitgever en vertaler.

Waarom is de weg naar mijn ogen zo belangrijk voor mij? Omdat het de vraag oproept, en in zekere zin meteen ook beantwoordt, waarom ik precies nu dit boek eigenlijk aan het lezen ben. Natuurlijk, ik lees niet zomaar alles, en ook niet alles wat mijn vrienden (collega's) me adviseren. Ik wilde in dit geval zelf graag weten wat ik nu aanmoest met het politieke anarchisme. Daar had ik al verschillende boeken over gelezen dit jaar, ik was erop gestuit bij Agamben en via hem bij Schürmann. Met name deze laatste distantieert zich scherp van het politieke anarchisme. Bij Agamben ligt dat anders. Hij behoort tot de Italiaanse marxistische traditie, en die heeft een anarchistische, 'rebelse' inslag.

Nee, eigenlijk weet ik gaandeweg pas waarom ik het boek ben gaan lezen dat onder mijn ogen ligt - niet de aanleiding maar de diepere reden zogezegd. Vooraf had ik geen flauw idee dat de Oekraïense Balabanoff zo vervlochten was met het Italiaanse marxisme. Ik kan het boek dus lezen als een inwijding die zij zelf ook ooit doorlopen had, en wel als deelnemer, een inwijding in de bijzondere historische rol van dat marxisme, in zijn dramatische confrontatie met het Russische bolsjevisme. Op de achtergrond heeft die connectie Italië-Sovjet-Unie een rol gespeeld bij mijn onderzoek naar de Russische literatuurwetenschapper Michaïl Bachtin. Hij was als verbannene in Saransk al zo goed als vergeten, totdat een paar studenten van weleer hem opzochten en ervoor zorgden dat zijn boeken in de jaren zestig werden herschreven en uitgegeven. Ze dreigden naar de Italiaanse uitgever Einaudi in Turijn te stappen als de sovjetautoriteiten weigerden. En dat hielp blijkbaar. Een echo, zou je kunnen zeggen, van de kracht van de buitenlandse reputatie en in het bijzonder van Italië, waarvoor de sovjets nog steeds een beetje ontzag hadden.

Wat zou het mooi zijn als ik via deze connectie verder kon reiken dan alleen een historische situering. Wat me echt interesseert, weet de lezer, is de muziek als toegang tot de politiek, niet tot een nieuw 'begrip van politiek' maar tot een andere politiek, tot de politiek. Dat is waar Agamben bij uitkomt via Aristoteles. Lange tijd dacht ik al lezend dat het er ditmaal niet inzat, met al mijn semiotische training en associatiedrift. Totdat ik aankwam bij het vertrek van Balabanoff uit Rusland in 1921. Ze wil graag weg nadat ze heeft ontdekt dat het bolsjevisme neerkomt op het opleggen van het communisme aan de onderdrukten en alle anderen, wat van het begin af aan ook al gepaard gaat met manipulaties en terreur. Met hulp van de Zweedse socialist Frederik Ström lukt het Balabanoff eindelijk om te vertrekken. Als ze voor de bootreis iets wil kopen tegen zeeziekte raadt het meisje in de winkel haar aan: 'Probeer te zingen als u op de boot bent.'

Maar zingen, dat kan Balabanoff niet. Wel gedichten declameren, wat gelukkig ook best helpt. En gaandeweg gaat ze ook zelf gedichten schrijven. En meer nog, ze ontdekt dat haar dichterstalent niets anders is dan haar fabuleuze speechvermogen:
Ik wist dat deze nieuwe bezigheid voortkwam uit mijn werk als spreker en nu begreep ik ook wat men bedoeld had als er over mijn 'manier van spreken' geschreven werd. Onbewust had ik in mijn toespraken op dezelfde manier naar harmonie en ritme gestreefd als ik nu in mijn gedichten deed. (p.293)
Hier herhaalt zich het conflict uit haar jeugd. Als dochter van een rijke bourgeoisfamilie moest ze verplicht pianospelen, want wat zullen de mensen anders wel niet van je denken. Dat werd dus helemaal niks. Angelica raakt verder in conflict met haar moeder en vertrekt om te gaan studeren en op te komen voor de onderdrukten.

In deze scène zijn enkele motieven samengebald die bepalend zijn voor het denken en de levensloop van Balabanoff. Ze gelooft hartstochtelijk in een communisme dat niet wordt opgelegd, ook al betekent dat lange tijd niet dat ze zich aansluit bij gematigdere richtingen. Er waren immers nog historische kansen om aan de macht te komen, en het meest van al in Italië. Daar raakte ze terecht nadat ze bij haar studie in Brussel in contact was gekomen met Italiaanse migranten. Behalve vanwege het anarcho-communisme is de muziekscène ook interessant omdat Balabanoff de kern van haar eigen bijdrage aan de beweging aanwijst in haar bijzondere taalvermogen. Ze beheerst zowat alle talen van de landen waar ze terecht komt en kan zich steeds verdienstelijk maken als tolk. Niet alleen in letterlijke zin, maar ook als vertolker van het Europese communisme in Rusland en andersom. En ten slotte illustreert haar dichtactiviteit ook het middel waarover ze beschikt om de onderdrukten te benaderen als alternatief voor het (met geweld) opleggen: het opwekken van enthousiasme via toespraken.

Vooral in de eerste jaren na de revolutie was dit speechtalent van eminent belang voor de hele partij. De bolsjevieken waren een kleine minderheid, die zichzelf als avantgarde begreep van de hele wereld. Ze moesten in snel tempo een enorm draagvlak creëren om de burgeroorlog te winnen en begrip te kweken voor de harde ingrepen vanuit het bureaucratische centrum. Balabanoff werd kortom als middel ingezet voor doelen waarmee ze in principe wel sympathiseerde. Maar steeds meer ook wordt ze in de media ingezet als boegbeeld voor het Westen. Je zou kunnen zeggen: de taal, waarin ze zo getalenteerd was, groeide haar boven het hoofd. In de publiciteit werd ze steeds meer een icoon van wie het niet meer interessant is wat ze vindt en denkt, of wat ze zegt.

In het declameren en gedichten schrijven, en later ook in haar autobiografie, hervond Balabanoff het meesterschap over de taal dat ze in de Sovjet-Unie was kwijtgeraakt. We zien in het boek een zelfbewuste vrouw aan het woord die een rustig moreel baken vormt in de woelige zee met bijna alleen maar onbetrouwbare figuren. Mussolini en Zinovjev zijn de grootste schurken, maar voor Mussolini geldt dat Balabanoff hem kon geruststellen bij zijn talrijke angstaanvallen. Balabanoff is kortom een held waar anderen falen.

In haar nawoord bij de Nederlandse vertaling zet Elsbeth Etty enkele vraagtekens bij dit zelfbeeld als ongecorrumpeerde heldin. Maar ook als je je tot het boek zelf beperkt, blijkt dat Balabanoff zelf heus wel doorhad dat ze beslissingen moest nemen die moeilijk te rijmen zijn met moreel heldendom. Je kunt ook zeggen: precies de morele held weet dat z/hij zich soms doof moet houden voor verzoeken van arme drommels of van familieleden in nood. Hoe moet je politiek beleid uitleggen aan de massa's wanneer je zelf een paar mensen tegen de regels in hebt geholpen? En dan begrijpen we Balabanoff toch weer als ongecorrumpeerde heldin. Die moet hard zijn.

Met haar argumenten onderstreept Balabanoff de kern van het heldendom in de twintigste eeuw. De echte held ziet eruit als een keiharde bureaucraat. Dat verklaart wellicht ook waarom Balabanoff bij het schilderen van haar gewelddadige collega's verontschuldigingen aanvoert en tussen de regels ook sympathie. Met name voor Lenin, ook Lenin groeide de geschiedenis boven het hoofd, en in die zin zag Balabanoff een soort bondgenoot in hem, zelfs op het moment dat hij zich tegen haar keert, tegen haar verzoek om naar het buitenland te mogen vertrekken.

Muziek en taal zijn niet hetzelfde. Agamben wil de muziek - steunend op een gedachte van Hannah Arendt - inzetten als onderbreking van de taal. Door de muziek (of de dichtkunst) zijn we in staat te ervaren dat taal niet alles is, en krijgen we de limiet van de taal in zicht. Daardoor wordt ook een 'ervaring van de taal' (experimentum linguae) mogelijk. Misschien zien we daarvan in de autobiografie van Balabanoff al de omtrekken. De dichtkunst schept een verbinding tussen twee gestalten van haarzelf, als de meesteres van de communistische propaganda en als de schrijver die achter of in de cynische politieke machinaties naar harmonie en ritme zoekt.

Dat ruikt naar imaginaire compensatie. En het roept de vraag op of muziek wel ooit meer kan zijn dan dat. Als de dynamiek van Balabanoffs schrijven loopt van speechen naar dichten naar autobiografie, dan belanden we toch weer in een zuiverheidsfanatisme. Pas op voor de slechterikken, laat je niet door hen besmetten, en ik kan het weten! Zoiets. Misschien kunnen we ervan leren dat muziek (of literatuur, of andere vormen van schrijven) nooit in alle zuiverheid kan klinken buiten de taal, het is ook altijd taal. En dat schept ook weer ruimte. Het muzikale element in de taal berooft die taal van haar gebondenheid aan de bedoeling en maakt het mogelijk dat we er andere klanken in beluisteren.

Dat wordt met name hoorbaar wanneer er iets mislukt, zoals het Italiaanse marxisme. Het wordt uiteengedreven door de divide-et-imperapolitiek van de sovjetmacht en valt razendsnel ten prooi aan de verkapte angsthazerij van het fascisme. Maar wat hebben we anders, nu, tot onze beschikking dan een bepaalde vorm van marxisme, euromarxisme, Agambiaans marxisme, dat in al zijn krachteloosheid verplicht blijft aan de muziek en de filosofie?

We zouden de autobiografie van Balabanoff kunnen bezien als een 'gebruik van middelen zonder doel', een formulering van Walter Benjamin die Agamben overneemt. Middelen zonder doel, dat is de taal, het perfecte medium. Muziek, poëzie: het weghalen van de doelen uit de taal zodat die kan gaan zingen. Er komen meteen ook weer nieuwe doelen in zicht. Maar steeds ligt daar de muziek te wachten op haar kans. Voor de beter gesitueerden, verfijnden onder ons: poëzie, muziek. Voor de massa's: een mooie toespraak waarvoor ze een paar dorpen verderop zijn samengekomen.