zondag 22 september 2019

Het probleem van de passant - Rojo

Argentinië 1975, er is een federale interventie gaande. De verdwijningen starten. Maarten en ik zien de film anno 2019 van Benjamin Naishtat in Amsterdam. Maak je zo'n film, dan vind je het moeilijk om passant te zijn. Je gaat weer terug om iets te laten zien. Maar Naishtat wil niet alleen de verdwijningen en verdwenenen in beeld brengen. Door zijn manier van filmen wil hij ook de verdwijning laten zien vanuit de passant, dat wil zeggen: ongefocust, marginaal, ergens tussen dood en leven, in suspense.

Daarom ben ik het ook niet eens met de overigens mooie recensie van Kevin Toma die spreekt van een 'messcherpe thriller'. Bij messcherp denk ik aan de bewondering die de detective Sinclair uitspreekt voor Descartes, die altijd vindt dat iets ofwel zo is, ofwel anders, maar nooit iets ertussenin.

Je kunt natuurlijk ook het wazige wazig in beeld brengen, en dat juist messcherp noemen. Het hangt er denk ik ook van af hoe je naar jezelf kijkt. Zie je hoofdpersoon Claudio vooral als een hypokriet die uiteindelijk een pruik opzet om ook zijn kale hoofd daaronder te laten verdwijnen en daarmee denkbeeldig zichzelf, dan is dat messcherp, we hebben hem ontmaskerd.

Maar vergeet niet dat de detective in deze film ook een passant is. Hij heeft in de woestijn Claudio messcherp ontmaskerd, maar gaat daarna gewoon weer terug naar Buenos Aires voor een volgend televisieoptreden. Hoe messcherp ook, de detective gaat voor het spektakel.

En misschien geldt dat ook voor de film. Deze film, elke film. De verdwijning in beeld brengen betekent op een bepaalde manier dat je die verdwijning vergeet.

Afbeeldingsresultaat voor sinclair rojo

zaterdag 21 september 2019

In de brand springen voor Tarkovski

Tarkovski regisseerde zijn laatste film Het offer toen hij zelf al terminaal was. Gisteren liepen Maarten en ik door de mooie expo aan het IJ en bleven bij elk scherm roerloos zitten. Het verschil met de bioscoopervaring was dat je nu na vijf minuten ongestraft kon opstaan. De film is gebaseerd op de fascinatie voor het scherm waardoor je de tijd vergeet. Jouw tijd is nu alleen nog maar die filmtijd.

Tarkovski is ook hartstochtelijk die mening toegedaan, die we nog kennen van Deleuze, de image-temps. Er zijn meer overeenkomsten. Beiden nemen afstand van de semiotiek. Film is geen taal of grammatica, maar verloopt via beelden, bewegingen, emoties. Ook gaat het in de film om de ethiek. Die moeten we niet opvatten als het volgen van verbale regels, zoals Kieslowski wel suggereerde met zijn Tien Geboden. Ethiek houdt in dat je de mogelijkheden in jezelf ontdekt, de mogelijkheden die veelal verborgen liggen onder de oppervlakte, en wat Deleuze het 'virtuele' noemt.

Het gaat dus eerder om de verkenning van het innerlijk, dat door de film wordt belicht, of zelfs ontstaat als een soort receptakel van dat licht. Het is dus belangrijk dat we wel blijven zitten. We moeten die film zelf worden, en worden zo de mensen die we zijn, namelijk mensen die altijd in wording zijn, vrije mensen.

Een nogal banale stem in mijzelf zegt nu dat het echte offer dat van de bezoeker is die zichzelf dwingt om de hele film uit te zitten. Inderdaad zit er - op een iets minder banaal niveau - iets dwangmatigs in de beweging van de personages bij Tarkovski. Daar gaat de Russische dichter Gortsjakov voor de zoveelste keer door dat vulkanische zwembad met zijn kaarsje, en nu maar hopen dat het niet dooft. En als ik acteur Erland Josephson zie, denk ik meteen hoe hij in Nostalghia zichzelf in Rome in brand steekt, en in Het offer zijn huis. De Russische dichter sprong kennelijk in de brand, figuurlijk dan, voor Domenico (Josephson), en die weer voor de hele wereld, op het moment dat tot hem doordringt dat die hele wereld naar de knoppen aan het gaan is.

Als we naar een film van Tarkovski kijken, zou je dat dan kunnen zien als iets soortgelijks? Is het onze daad, ons zelfoffer waarmee we in de brand springen voor Tarkovski?

Dat valt me toch wel moeilijk. Toen we door de exit-deur naar buiten liepen, trof ons allereerst het prachtige uitzicht over het IJ dat fel schitterde in de septemberzon. Het was vast een signaal van de heilige Tarkovski zelf om ons duidelijk te maken dat we uit de kosmos steeds weer terugkeren naar de prachtige aarde waarvan we ons niet kunnen losmaken.

En daar hebben we dan toch een verschilpuntje te pakken met Deleuze. Die gaat ervan uit dat we de aarde hebben verlaten en dat nu de kosmos ons thuis is. De aarde is met terugwerkende kracht de plaats waar we deterritorialiseren, en Amerika is qua cultuur onze bestemming. Tarkovski probeert daar, hoe naïef misschien ook, weerstand aan te bieden. Daarom zal zijn dichter nooit aarden in Italië en koestert hij zijn nostalghia, let wel: gespeld met een -h- zodat het net niet het Italiaanse woord is, maar het Russische woord, althans bij benadering, want niet in cyrillische letters.

Ergens zegt filosoof Jean-Luc Nancy dat hij niet voor de ban kiest, omdat die hem nog te mooi lijkt. Schoonheid heeft inderdaad een verdachte geur om zich heen. Zelfs als het vuur in de films van Tarkovski verschijnt, is het meteen ook een mooie fik. Beethoven gaat meteen klinken, en we gaan de aarde waarderen als een plaats waar plantjes mooi bewegen in het stromende water. Misschien moeten we dus nog een stap verder gaan voor onze ethiek, en die schoonheid achter ons laten.

Zouden we dit nog kunnen doen met Tarkovski? Bijvoorbeeld door anders naar zijn films te kijken, waardoor het niet de iconen van Roeblev zijn, maar bijvoorbeeld stromend water?

Misschien was dat juist de twijfel die ons als bezoekers van de expositie overviel, daar aan het IJ. Je ziet het water stromen, en na enige tijd wil je weg, naar buiten, waar je mede dankzij die film de schitteringen in het werkelijke IJ ziet. Maar dan hebben we de kans gemist om juist die onderdompeling te ondergaan in de duur van die film, waarbij ook een zekere hardheid hoort, de hardheid van de iconen, van de houten planken of muren waarop ze zijn geschilderd.

In termen van Nancy: we staan voor de beelden van Lascaux, en de schildering is een laagje dat de hardheid van de muur niet opheft, maar verdiept.

Wie zich stoot aan Tarkovski, met zijn onbuigzame oordelen en meningen, met zijn veeleisendheid en de lengte en traagheid van zijn films, die heeft het dus op een bepaalde manier goed begrepen. Daar moeten we denkelijk het offer zoeken dat we zijn, en dat ons terugstoot.

Afbeeldingsresultaat voor domenico nostalghia

Worstelen met lingerie - Agamben en het kapitalisme

Het is nodig om marxist te zijn, maar wie durft dat nog. Dan kun je beter anarchist zijn, ben ik geneigd vriend Martien bij te vallen. Er is gewoon te veel gebeurd, en je kunt dat niet allemaal wegpoetsen met de hoop dat dit bij een volgende revolutie anders zal gaan. Nu dat punt eenmaal gemaakt is, blijft wel de vraag staan welk soort anarchisme. Agamben heeft wel een punt dat we allang in de anarchie zitten. Daarvoor hoeft hij maar Walter Benjamin te lezen. Ons anarchisme is kapitalistisch en christelijk.

Wat we nog kunnen overwegen is een marxisme waarbij we de passage centraal stellen. Hoe kunnen we overgaan van een bestaan waarop het anarchisme nog is beperkt door eigendom en consumptie? Moeten we niet consequent zijn, of de durf hebben voorbij de eigendom te denken? We zullen ook wel moeten, want ongetwijfeld is de eigendom een factor van jewelste bij de polarisatie die ons parten speelt, en bij een paar andere grote problemen. We moeten zicht krijgen op de situatie waarin we zitten om te weten welke houding we kunnen innemen, de ethische vraag bij uitstek. Kortom, in welke passage bevinden we ons?

De kwestie is te complex om even te behandelen, maar het aardige van Agamben is dat hij in 1990 een aantal korte stukjes publiceerde onder de naam The coming community. Daarin legt hij met schijnbare nonchalance een paar kernbegrippen voor ons neer, die hij later uitwerkt. Een tamelijk spectaculair stukje gaat over de 'Dim stockings', een reclamespotje uit de jaren zeventig van lingeriewinkel Dim, waarin een paar meiden een blij dansje uitvoeren met hun prachtige kousen rond hun prachtige benen. Onze aandacht is getrokken.

Waarvoor maakt Agamben precies reclame? Met zijn filosofische stukje zal hij de kracht van het filmpje niet benaderen, laat staan overtreffen. Als anarchie niet meer is dan de situatie waarin we ons bevinden, dan kunnen we ook gewoon naar dat filmpje kijken, bijvoorbeeld via deze link. Agamben stuurt met enkele opmerkingen onze blik naar de asymmetrie van het dansen. De meisjes dansen op een muziekje, maar niet synchroon. Ze maken hun eigen bewegingen. Zo kun je gaan denken dat het individuen zijn, met een eigen wil. Dat is natuurlijk fake. Het gaat niet om hun geest, maar om hun lichaam. Hun spontane bewegingen ontstaan op eenzelfde muziekje. En de beelden zijn duidelijk gemonteerd. Eerst hebben de meisjes afzonderlijk gedanst, in de montage zijn ze naast elkaar gezet.

Agamben koppelt deze benadering vervolgens terug naar een logica die hij ontleent aan de scholastiek, en samenvat met de term quodlibet, 'wat dan ook', 'whatever': quodlibet ens est unum, verum, bonum seu perfectum. 'Het zijnde wat dan ook is een, waar, goed of perfect.' Nu valt dit zinnetje makkelijk te projecteren op dat leuke filmpje, en op die manier is het ook niet moeilijk om anarchist te worden. Maar er zal wel weer ergens een addertje onder het gras zitten. We zitten immers in de filosofie, en het minste is dat je dan ergens doorheen moet, er duikt altijd wel een aporie of een passage op.

Wat we onder onze ogen zien verpulveren is de individualiteit. Deze notie is erg belangrijk voor iemand die de samenleving wil baseren op het eigendom, dat behoeft geen nadere uitleg. Onze premier zei deze week nog tegen Wilders dat je niet van een Marokkanenprobleem mag spreken, we gaan in ons recht uit van het individu en rekenen dat niet af op de groep waartoe hij of zij behoort. Maar we hebben ook te maken met beeldvorming, met nieuws, montage, techniek. De individuen worden onder eenzelfde muziekje naast elkaar gezet. Het individu wordt whatever, quodlibet.

Nu hoeft dat niet iets negatiefs te zijn. Sterker nog, de argumentatie van Agamben is gericht op de positieve inzet die in de Latijnse term quodlibet wel hoorbaar is, maar in onze weergaven meestal verloren gaat. Libet betekent: het belieft, het behaagt. Aan de basis van de scholastische ethiek ligt de liefde tot alles en iedereen, en wel zoals hij is. Er is wil, liefde, verlangen in het spel. Daarbij draait het niet om eigenschappen, wat of wie de ander is kunnen we niet vatten met termen als eigenschappen of identiteit, maar met deze zelfde term quodlibet. We houden van de ander niet op een manier dat het niet uitmaakt, maar dat het altijd uitmaakt. We bevinden ons dus nog steeds binnen het differentiedenken, en dat is ook de reden waarom Agamben niet zomaar meegaat met de term 'indifferentie', zoals bijvoorbeeld William Watkin wel doet. Differentie houdt niet in dat we beeld, lichaam en geest zo scherp mogelijk moeten onderscheiden, maar dat we ze proberen samen te denken rond hun gelijkenis. Dit klinkt theologisch, 'naar Zijn beeld en gelijkenis', en is in zekere zin ook zo bedoeld. Het lichaam is onze natuur in de zin van lijkend op onszelf.

Dit addertje onder het gras, het verdwijnen van de individualiteit, leidt ons dus niet in een onoplosbare aporie, maar opent de passage naar een andere visie op de coming community. We zaten verstrikt in de aporieën van de verhouding tussen individu en gemeenschap. Nu kunnen we, dankzij de techniek en dankzij de commercie, het quodlibet volgen, het houden van de ander zoals hij of zij is, en wel elke ander. Mooier kan haast niet.

Een vervelender addertje ligt ons nochtans achter dit spektakel op te wachten. De techniek heeft geen betrekking op het lichaam, maar op het beeld van het lichaam. Er is geen contact tussen dat beeld en het werkelijke lichaam. Daarin zou Agamben dus ook van mening verschillen met bijvoorbeeld Mikhail Epstein, die via een uitgebreide semiotiek een perfectionering van het lichaam voorstaat, zodat we dit contact alsnog tot stand brengen. Het lichaam, aldus Agamben, is achter die beeldvorming zijn eigen weg gegaan. Het zijn evengoed de lijkenstapels van Auschwitz en de lichamen in de verongelukte auto's op onze snelwegen.

We moeten beeld en lichaam dus wel bij elkaar brengen, maar mogen niet blijven steken in beelden waarbij de gelijkenis verloren gaat:
To appropriate the historic transformations of human nature that capitalism wants to limit to the spectacle, to link together image and body in a space where they can no longer be separated, and thus to forge the whatever body, whose physis is resemblance - this is the good that humanity must learn how to wrest from commodities in their decline. Advertising and pornography, which escort the commodity to the grave like hired mourners, are the unknowing midwives of this new body of humanity. (p.49)
Wat mij ook na lezing van Agamben blijft intrigeren is de rol van die ezeltjes in het Dim-filmpje, die met de meisjes op hun rug kriskras door elkaar lopen. Natuurlijk zal Agamben hier in het voorbijgaan aan hebben gedacht, met zijn schijnbare nonchalance. De verspreiding van pornografie in de negentiende eeuw creëerde een lichaam dat 'neither an image of the divinity nor an animal form' was. Maar later, in The unspeakable girl, herinnert Agamben aan het Griekse mysterieritueel, en dat de Grieken de mens juist wel voorstelden naar het beeld van de goden en de dieren. De grenzen worden in de mythes en beelden vervaagd. Deze traditie wordt dus door de pornografie geconserveerd en onder het christelijke humanisme voorbereid op de posthumanistische toekomst.

Maar kwam juist de verlosser zelf niet ook op een ezel Jeruzalem binnenrijden? Is dus het humanisme niet zelf uitstekend in staat om zich op de rug van het dier naar de toekomst te laten dragen? Als je wat beter kijkt duiken er bij alle mensbeelden wel ergens dieren op. Onze addertjes onder het gras zou je in die zin als symbolen kunnen beschouwen. Al in het paradijs dook een slang op die de zondeval en daarmee de verlossing voorbereidde.

Het marxisme van Agamben, kort samengevat, bestaat vooral in het nadenken over de ruimte waarbinnen we kunnen samendenken wat door het kapitalisme uiteen wordt gedreven. We houden van de mens zoals zhij is, en hebben dus nog een lange weg te gaan.

Afbeeldingsresultaat voor dim stockings commercial 1970

zondag 1 september 2019

Heerlen trekt de maan achter zich aan

Het nieuwe station in Heerlen is nu ook officieel ondermaans. Waarom het een 'Maankwartier' is geworden, is me een raadsel. In de oudheid gingen ze met raadsels om door het zelf te worden. Dat zou ik hier dus eens kunnen proberen. Een eerste guess: het is maankwartier omdat Heerlen de maan achter zich aan trekt zoals sommige mensen de lach aan hun kont hebben hangen.

Vroeger zaten we achter in de auto. Buiten scheen de maan. Hij bewoog met ons mee. Zonder vliegertouw. Zo kom ik nu op het idee dat niet alleen ik, maar heel Heerlen die maan achter zich aan trekt. Anders was ik gisteren wel alsnog op dat idee gekomen. Door Heerlen trok een kleine stoet met grote hangende ballonnen in de vorm van een soort maanmonsters. Een ervan leek op de Heëlesje Eazel van carnaval. Er zat een waanzinnig percussie-ensemble tussen met waanzinnige herrie.

Sterke mannen en vrouwen trokken de maanbeesten met wisselend succes langs de bomen van de Bongerd, en de beesten zakten tussentijds even op de marktkramen. Maar net als de maan waren het gelukkig maar ballonnen, en de schamele toeschouwers gniffelden welwillend.

Mijn zus wees me erop om er toch maar een blogje aan te wijden. Denkend aan mijn zus denk ik aan een vrouw die voor het leven kiest. Maar de maan achter zich aan trekt. Dat kun je doen met verhalen, reizen, dingen die je meemaakt. Steeds is er op een of andere manier wassen en afnemen in het spel. Het straalt daar, maar toch anders dan de zon, en soms ben je wel, soms niet in de positie om dat zonlicht op te vangen en te weerkaatsen.

In het Maankwartier hebben ze daarom een torentje met een spiegel neergezet, die het licht opvangt door automatisch mee te bewegen. Handig. Die spiegel is dus denk ik het symbool van de maan zelf. Ook de maan beweegt immers automatisch mee met de aarde en weerkaatst zo met wisselend succes de zon. Zonder zon geen maanlicht overigens, zou ik tegen ontwerper Michel Huisman willen zeggen, ter bemoediging. (Hij had zoiets gezegd als dat in het verduisterde Heerlen alleen nog de maan licht kan brengen.)

De stoet liep door Heerlen als een fremdkörper. Ik herken dat. Je past niet goed bij de winkelende en terrassende mensen. Precies op die plek voor Schunck liep ik lang geleden op weg naar Mieke (zo heet mijn maanzus). Het was carnaval, maar ik was niet verkleed. Af en toe riep iemand naar me: hé, niet zo flauw, trek iets aan! Ik pas dus wel weer goed bij Bachtin, de Russische filosoof, die het carnaval zag als een feest van het collectief. De eenling staat voor de menigte en schaamt zich.

Bij de feestelijke opening keek ik opzij en zag ik de big shots, burgemeester Roemer, de aftredende SP-voorzitter Meyer, NS-directeur Van Boxtel. Allemaal figuurlijk beschenen door de maan, de afnemende maan. Achter me nog leegstaande ruimtes, perfect corresponderend met de leegstaande winkels in de Saroleastraat. Er was zeker ook iets aan het wassen, de wereldeconomie namelijk. Groeien, in de tekstballonnen der bestuurders, en witwassen. Mijn vader herinnerde zich de enthousiaste gesprekken in de gemeente waaruit het Maankwartier werd geboren, met die trein waarop je moet springen anders gaat hij zonder jou. Hoewel precies het Maankwartier de reden kan zijn om even niet op die trein te springen.

Passende metafoor op zo'n station. Moge het een voorbeeld zijn voor de andere stations van Nederland, zei Van Boxtel. Hij dacht zeker dat hij de zon had binnengehaald. Maar de beurs van Heerlen is nu denkelijk wel leeggeknepen, en er stonden tussen de bezoekers geen mensen onder de veertig, die de zonmetafoor ondersteunden. Wel liepen er een paar bijverdienende jongeren die namens Smullers en Jumbo gratis snacks uitdeelden. Er liep een verklede jongeman, een zonnebloem namens de Jumbo. Je ziet het fout, zei Inez, het is een zak friet.

En zo danst het geel zich een weg, het geel van de maan wel te verstaan, en het geel van de weerschijn. Vroeger kwamen hier de mijnwerkers naar boven, eind van de dag. Hadden ze net het zonlicht gemist. Wel op tijd voor de maan!

Afbeeldingsresultaat voor lange jan heerlen nacht