Gisteren besprak ik een essay over kunst uit het recente boek van Agamben Creazione e anarchia. Een interessant motief dat hij terloops invoegt is het achter je laten, abbandonare. De kunstenaar Giacometti zei ooit dat je een kunstwerk niet kunt voltooien maar wel achter je laten, erbij weglopen. Dit motief is om meerdere redenen interessant. Op de eerste plaats omdat Agamben dit woord ook al had gebruikt aan het eind van zijn project Homo sacer. Hij had het voltooid, maar eigenlijk kan dat niet. Je kunt het achter je laten voor een ander, of voor het lot, als geleg. Maar ook dan is het geen einde, het gaat door, en ook jijzelf kunt het oprapen. Zo blijkt ook nu, want we kunnen Creazione e anarchia niet alleen beschouwen als puntjes op de i, maar ook als voortzetting van het project.
Daarnaast is het woord interessant omdat Agamben er een link mee legt met de filosofie van Jean-Luc Nancy. De mens is abandonné à l'être, overgeleverd aan het zijn. En dat heeft alles te maken met de ban, het thema van Homo sacer. Behalve een voortzetting van zijn eigen werk is dit boek in zekere zin dus ook een voortzetting van de filosofie van Nancy, met wie hij ook (zij het niet expliciet) het motief deelt van de communauté désoeuvrée, een gemeenschap die zichzelf niet tot oeuvre maakt en zich zodoende openhoudt voor de toekomst.
Er komt dus geen einde aan. Maar begin? Vandaag op Eerste Kerstdag vieren we het nieuwe begin. Ik moet tussen alle cadeaus van gisteravond denken aan het motief van de nieuwe aanvang, dat bij mijn vriend Eric Bolle vanuit Heidegger zowat de vorm van een project aanneemt. En aan mijn broer, die verzuchtte dat er wellicht een reset nodig is om meer gelijkheid en rechtvaardigheid in deze wereld mogelijk te maken. Dit motief van de aanvang neemt Agamben op met de Oudgriekse term ἄρχη, dat zowel begin als heersend principe betekent. De term anarchie betekent dus dat er geen begin is, en dus ook geen heersend principe. Het lijkt erop dat we met de anarchisten zijn overgeleverd aan de chaos en het onrecht.
Eens kijken of Agamben een lichtje kan laten schijnen in deze duisternis. Een eerste aanwijzing is de opbouw van dit boek. Ogenschijnlijk zijn de essays lukraak bij elkaar gezet, kunst, creatieve activiteit, het ontoeëigenbare, het bevel, en dan dus de anarchie. In het ene werkt hij een eerdere these uit, het andere is gewoon een herdruk van een hoofdstuk uit L'uso dei corpi, en bij 'het bevel' maakt hij ineens melding van een project waarvan hij verslag doet. Zou het kunnen zijn dat hij de eerdere essays gebruikt als aanloop tot de behandeling van het nieuwe thema, de anarchie? Dan begrijpen we de samenhang beter. Beginnen bij het begin, dat geen begin is, namelijk de artistieke schepping, en eindigen bij het einde, dat geen einde is. En dat is het kapitalisme.
Maar dan zijn we er nog niet. We zien dan wel de ontmaskering en de ontmanteling, maar niet wat toch de inzet blijft van Agamben, het messianisme à la Benjamin. En dat is de rechtvaardigheid. De formule ervan luidt dat we niet leven in het einde der tijden maar in de tijd van het einde. Het einde gebeurt in zekere zin voortdurend, zonder echter ogenschijnlijk iets te veranderen aan het kapitalisme en dus het onrecht. Dit lijkt op mystiek. Het einde gebeurt voortdurend, maar waarom merken we er niets van? Is dat alleen weggelegd voor enkele dwaze mystici, de blinde zieners? De waarheid van het orakel bij monde van de gerimpelde vrouw?
Om mijn verwondering nog aan te scherpen: ik lees over Benjamin dat hij de grote meesters van het wantrouwen, zoals Ricoeur hen noemde, Marx, Nietzsche en Freud, rekende tot het kapitalisme. En dat terwijl de kern van dat kapitalisme toch het vertrouwen is, het krediet. Agamben volgt Benjamin hierin. Ook de grootste critici scharen ze onder de banier van het vertrouwen, geloof, krediet. Deze beoordeling lijkt ongefundeerd. Marx wist heel goed dat geld een vorm van gesublimeerde religie is. Maar wij stellen ons het socialisme voor als een reset, een overgang naar een rechtvaardige samenleving. Dat doet echter niets af aan de religieuze essentie van dit proces.
Die essentie verwoordt Agamben aan de hand van Nixon, de perfide president van het meest kapitalistische land, die op 15 augustus 1971 verklaarde dat de converteerbaarheid van de dollar in goud was opgeheven. Het werd nu duidelijker dan ooit (hoewel het om een proces zonder begin gaat en dus in zekere zin altijd al duidelijk was) dat het geld zelf ongefundeerd is, zonder object. Het enige fundament is het vertrouwen, sola fide. En dan zijn we weer terug bij Paulus, de bedenker van het messianisme als tijd van het einde. Nu zou je nog kunnen denken dat er achter Christus nog een fundament schuilgaat, namelijk God de Vader. Maar in de strijd tegen Arius in de derde eeuw maakte et Christendom met deze opvatting korte metten. De Zoon is niet voortgekomen uit de Vader, hij is zelf an-archos, zonder begin. Het geld is dus net als Christus nergens op gebaseerd, niet gefundeerd in het zijn.
Vreemde gedachte, zeker op kerstdag.
Er bestaat, concludeert Agamben zonder het te concluderen, een onoverbrugbare kloof tussen zijn en handelen, ontologie en praktijk. Het menselijke handelen is volkomen willekeurig.
Agamben kan deze conclusie niet werkelijk trekken omdat deze zou neerkomen op een eindoordeel, en het einde is er niet, je kunt alleen bij iets weglopen. Misschien ook, daar zou de uitweg kunnen liggen, overleveren aan het zijn.
Herinneren we ons het essay over Bartleby, dan contrasteert Agamben daar de filosofische bewegingen in de middeleeuwse Islam. Volgens de ene groep is de schepping volkomen willekeurig, volgens de andere kan ze worden gedacht als dunamis en kan ze worden belicht met Aristoteles. Bartleby met zijn formule 'I would prefer not to' is een moderne belichaming van deze filosofie.
Maar ook wanneer we Agamben in deze filosofie volgen, blijven we zitten met het gegeven van de kloof. De ene keer neemt die de gestalte aan van de kloof tussen Gods wil en het menselijk handelen, en hebben we terroristen of een nooit gegarandeerde vergeving nodig om die kloof vanuit God te dichten. De andere keer neemt de kloof de schijnbaar vriendelijke gestalte aan van de 'modale ontologie', waarin het zijn zelf zich realiseert als mogelijkheid, noodzaak of vrijheid. Maar gaat het werkelijk om een andere kloof? Is de reset niet tevens de mogelijkheid van een passage of transformatie van de ene kant naar de andere kant, een passage die eeuwig doorgaat en nooit begonnen is?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten