Met vriend Jon bezocht ik het Missiemuseum in Steyl. Jon had een
bericht gelezen dat zijn nieuwsgierigheid geprikkeld had. Dat bericht is
sindsdien hopeloos zoek. Ook op internet vind ik niet iets dat het
geweest kan zijn.
Om Steyl te bereiken moet je weg van
huis. De bitse doch heldere stem van de Tomtomvrouw leidde ons naar het
Zuiden en je hebt dan echt het gevoel er eens even helemaal uit te zijn
geweest. Ben je eenmaal daar, dan wil je ook weer graag weten wat je
ervan zult meenemen, van dat uitje. Is het inderdaad de moeite waard,
dat museum? Om dat te weten te komen moet je van dichtbij gaan kijken.
Er is daar werkelijk van alles te zien: een filmpje, Balinees
houtsnijwerk, maar vooral heel veel dieren, opgezette dieren.
Nu
raakt Jon in dubio. Het is wel fijn om zoveel dingen bij elkaar gelegd
te zien. Maar moeten we niet ook weten wat het betekent? Zijn blik
draait naar mij. Ik weet van alles over het Christendom, en ben ook nog
afkomstig uit het katholieke Zuiden. En dan raak ook ik in dubio. Ik mag
dan wel van alles weten, ik weet uiteindelijk maar weinig over de
betekenis van Jons dubio. Is het de protestant in hem die op zijn
kierkegaardiaans de twijfel zo ver mogelijk doordrijft? Is het ons
verlangen ons te wentelen in de kerstsfeer, starend naar de vele rode
achterlichten op de A15, driving home for Xmas?
Welnu, met die twijfel over de betekenis hangt ongetwijfeld de beslissing samen om wat er ligt ook maar
gewoon te laten liggen. In 1980 is besloten dat het museum ligt zoals
het ligt. De glazen vitrines die reiken tot het plafond, de enorm
summiere informatie, de eclectische selectie en de willekeurig ogende
opstelling. Er zijn plannen voor uitbreiding, maar ongetwijfeld wordt
dat een uitbreiding in de zin van extensie, uitbreiding van hetzelfde, naar het naastgelegen klooster.
De website spreekt ook
al erg summier over de doelen van dit geleg: schoonheid, wetenschap en
educatie. In een tijd waarin er nog geen tv was konden de Limburgse
inboorlingen kennismaken met de overzeese objecten. Educatie. De
verzamelingen van insecten en vlinders wekken onze interesse in de
soorten, taxinomieën en hebben zoals bekend Darwin voortgebracht.
Wetenschap. De oogverblindende kleuren der vlinders openen onze ogen
voor de vormenrijkdom der overige elementen van de wereld buiten Europa.
Schoonheid.
Opnieuw voelen we ons bedrogen. De informatie
was karig, nu komt daarbij dat dit alles niets met missie te maken
heeft. Missie is toch iets wat we brengen? Nu is het precies andersom.
Missie is het geleg dat ons uit de koloniën (Limburgs: kolonieën)
is gestuurd. Missie is toch de verkondiging van Christus tot in de
uithoeken van de wereld? Nu zien we Christus in het houtsnijwerk als een
Javaanse prins voor het Javaanse stamhoofd Pilatus staan. Missie is
toch embedded in de militaire operaties? Hier wordt ons geleerd dat missie accomodatie werd in de negentiende eeuw toen de bewoners zich bewust werden van hun eigen kracht. Aanpassing aan de lokale cultuur om afstand te nemen van de bezetters.
Langzaam
laten we de teleurstelling op ons inwerken. Er treedt iets op dat ik
filosofie of althans de ervaring van het denken zou willen noemen, of
zelfs met Aristoteles een denken van het denken. Jon komt met het woord trofee. Ik bedenk meteen dat dit woord is afgeleid van het Griekse tropaion,
iets wat je meebrengt van de plek waar de beweging omkeert, van het
keerpunt. Ook de accomodatie kun je beschouwen als zo'n keerpunt. Dat
hangt weer samen met de film biomimicry die in het museum naast
de missiefilm voor de kijkers beschikbaar is. Om effectief missie te
bedrijven moet je de adressant nabootsen, en in de nabootsing word je
die ander. Wat je dan terugstuurt ben je zelf, jij als Javaan of
Balinees.
Denken van het denken is volgens filosoof
Agamben een activiteit die een verzwakkend effect heeft. We worden
natuurlijk niet werkelijk die Javaan. We weten maar al te goed dat die
Javaan zelf zijn cultuur heeft vormgegeven met onze ideeën en we kijken
in werkelijkheid dus in een spiegel, al is het een vervormende spiegel,
een spiegelpaleis en een freakshow. Dat houvast hebben we nog. Om dat te
behouden moeten we de tijd stopzetten en het museum bevriezen in de
toestand van de jaren dertig.
Maar het leven gaat door. We stappen naar buiten, gaan tegenover het museum in het Vaer Hoes
aan de koffie en vlaai, omringd door poppen van echte Zwarte Pieten, en
wandelen door de kloostertuin. Ik zie een vogel met een geel achterwerk
en een rode kop. En dan raken we alweer in dubio. Jon vertelt me dat
hij op vogelcursus is geweest en meer naar de vogelschouwers ging kijken
dan naar de vogels. Ze wilden steeds die vogels determineren. Jon is
erop afgekickt. Determineren hoeft niet meer zo nodig. Maar een
beetje.... dat zou wel kunnen. We willen toch wel een beetje weten welke
vogel dit was.... Thuisgekomen vind ik de kleuren terug bij de groene
specht.
Steeds meer draai ik me hier in de logica van de tragedie die ik ontwaarde
in de boekjes van Nancy en Critchley. Ook hier weer die expositie voor de ogen van het publiek, de ruimte waarin op een of andere manier zoiets plaatsvindt als geraakt worden. Omdat we zozeer naar dit raken verlangen raken we terecht in de spiegelpaleizen van de representatie. We gaan naar Steyl en eindigen bij een plaatje van de groene specht op Google, en bij een filosofische blog als deze. Tegelijk is er iets anders aan de hand, iets wat Nancy benoemt als de duisternis, het onzichtbare publiek of de ruïnes waartegen de gebeurtenis zich kan aftekenen, de ervaring van geraakt worden.
Met andere woorden, die ervaring vraagt om een ruimte die ontstaat in plaats en tijd. Om een doek dat valt, om een theatrale handeling die ons de gebeurtenissen in een gestolde vorm voor ogen voert. Misschien is de missie ooit uitgevonden om onszelf weer tot leven te wekken, oog in oog met de gestolde vorm van onszelf die ons wordt gestuurd vanuit de duistere uithoeken der aarde.
Nu heb ik ook weer iets meer helderheid over het paradigma van het geraakt worden. Lange tijd was dat voor mij de mystagogie, de traditie waarin we ons door teksten en ervarenen laten binnenvoeren in de ervaring van het geheim, het geheim van Christus oftewel ons nietige zelf. Deze week werd ik ineens opgebeld na mijn lessen. Liturgist en oudcollega Ad de Keyzer had me gevraagd of ik een stukje Messiaen wilde spelen bij de Nacht van de mystiek, die dit jaar de wending naar het Oosten centraal stelde. Nu had de organisatie voor een andere oplossing gekozen. Messiaen was toch iets te highbrow, er was nu een Turkse zangeres benaderd. Vandaag ga ik dus de partituur van Vingt regards sur l'enfant Jésus weer terugbrengen naar de bieb. Nog nietsiger dan de celebratie van het niets, dit terugbrengen. Het nietsige is geen celebratie, het is de verveling in de coulissen van de tragedie, de afbraak van het voetbal door de commercie, en naar nu blijkt ook de inlevering van het momentum bij de bibliotheek, Google afbeeldingen en het vertrouwde blogspot.
Jon is voor mij ook een mystagoog, hij wilde me ooit mee hebben naar een heel weekend zenmedidatie in Drente. Nu kwamen we dus terecht in Steyl, in het missiemuseum. Is dat een keerpunt, een tropaion? Zoiets weet ik pas als ik erover schrijf, zoals nu. Het is misschien een kwestie van stappen in de duisternis, zoals Nancy zegt, en geleidelijk wennen aan wat daar niettemin zichtbaar is, zoals Agamben zegt. We lopen de nagebouwde Calvarieberg op. Christus hangt aan het kruis maar kan nog praten. Hij praat tegen zijn moeder en tegen Johannes, zijn geliefde leerling, in wie ik Jon zie, de verweesde Jon. Moeder, ziehier uw zoon, zoon, ziehier uw moeder, zegt Jezus volgens de onderschriften en volgens het Johannesevangelie. Het lijkt of Jezus zijn plaats als zoon van Maria en daarmee als zoon van God afstaat aan zijn geliefde leerling. De duisternis in stappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten