zondag 24 november 2019

Natuurbeheer maakt geen kans - Agambens opmerking over ecologie

Een beetje catchy is deze titel wel. Je wil met zo'n titel de aandacht trekken, nietwaar. En er is nog een stuk van mij academicus, vandaar dus die saaie tweede titel. Wat doet het er eigenlijk toe dat een trendy filosoof (die alweer iets minder trendy wordt) een opmerking heeft gemaakt over het milieu? Om mezelf ietsje beter te begrijpen en me niet alleen maar voor schut te zetten wil ik graag even dat 'stuk van mij' eruit lichten.

De mens valt in stukken uiteen. Je bent een verzameling organen en die vormen samen weer een lichaam, en daar hoort ook nog eens zoiets als een geest bij. Mensen die soms filosofie lezen denken dan al gauw aan Plato. Die had niet zoveel op met het lichaam, soma sèma, het lichaam is een grafzerk. toch keken die oude Grieken graag naar mooie lichamen. De eros nam bij deze verlangende blik zijn startpunt en kon je voeren naar het minder vergankelijke. Daarmee kon je dan weer opnieuw, met nog meer verlangen, naar die lichamen kijken, maar nu als deel van een geheel.

Agamben is een zeldzaam soort platonist. Hij gelooft niet dat er ergens een wereld bestaat waar een soort onvergankelijke kopieën van de zaken van deze wereld rondzweven. Kopieën hebben sowieso niet de voorkeur van Plato, zelfs als ze volmaakter zijn dan de originelen. De befaamde 'ideeën' (zie ook de titel van deze blogserie) zijn niets anders dan de 'dingen zelf', de dingen voorzover ze niet alleen maar een naam, definitie of figuur zijn, maar zoals ze zijn. Pas deze opvatting eens toe op het verlangend kijken naar lichamen en je hebt meteen door hoe revolutionair hij is. Houden van de dingen zoals ze zijn, dat is het devies.

Nu kun je wel de hele dag zitten kijken naar die lichamen. Maar je moet ook bijvoorbeeld eten en slapen. Er is zoiets als huishouding, oikonomia, om de zaak draaiende te houden. Nu is het niet voldoende als je met je edele geest je lichaam bestuurt, je ogen bijvoorbeeld, om samen met die ander de liefde te beleven. Je hebt ook soms het lichaam van die ander nodig om je eten op tafel te krijgen. Wij vergeten dat weleens, omdat het eten altijd al klaarligt voor ons, verpakt en wel in de supermarkt. Voor de oude Grieken lag het eten ook klaar, maar daarvoor hadden ze slaven nodig. Aristoteles verwoordde deze gedachte met zijn infame verdeling van de mensheid in meesters en slaven.

Nu zegt Agamben dat wij die opvatting van Aristoteles meestal verkeerd begrijpen. De Grieken wilden slaven niet uitsluiten van de mensheid. Slaven waren ook mensen, ze waren evengoed deel van de mensheid als de meesters. Ook denken we dat die slaven primair eigendom waren, en vervolgens al dan niet nuttig werden gemaakt. Nee, Aristoteles neemt een formulering van Plato over om uit te leggen wat een slaaf is, hij noemt deze 'gebruik van het lichaam', chrèsis tou somatos. De slaaf gebruikt zijn lichaam, en zijn lichaam wordt in één beweging door gebruikt door zijn meester. Het gebruiken en gebruikt worden is eigenlijk ononderscheidbaar bij de slaaf.

De Griekse slavernij blijft voor ons schandaleus. Dat gold deels voor die Grieken zelf ook. Ze vonden het vervelend dat je je leven niet volledig kon wijden aan hoge idealen. Lees nog eens de beroemde toespraak van Pericles als de eerste lijkenzakken uit de oorlog binnenkomen. Laten we er trots op zijn dat wij Atheners vrij zijn, zegt hij, terwijl de Spartanen alleen maar bevelen opvolgen. Maar hoe schandaleus de slavernij ook was, misschien is het nog vreemder dat wij onze manier van leven zo weinig schandaleus vinden. De economie bepaalt ons leven steeds meer, ze bepaalt wat we doen en zelfs wat we belangrijk vinden. Ons leven laat zich bepalen als 'gebruik van het lichaam' en in die zin zijn we allemaal slaven. Het moderne leven is veralgemenisering van de slavernij.

Het probleem van onze tijd is dat we er maar moeilijk in slagen ons leven vorm te geven. Ondanks alle retoriek van autonomie en bevrijding blijven we verstrikt raken in sociale verhoudingen. Enfin, dit hoef ik allemaal niet uit te leggen, kijk alleen maar naar de politiek waar we nog niet eens de voorwaarden voor het leven kunnen redden, natuur, zorg, onderwijs...

In deze context maakt Agamben zijn opmerking over ecologie, in The use of bodies. Dat is opmerkelijk, want verder heeft hij het nooit over dat onderwerp. Het gaat bij hem altijd over sociale verhoudingen, politiek, kunst, en nog een aantal andere zaken, maar niet over ecologie. En wat hij erover zegt klinkt ook nog eens als totaal niet opmerkelijk:
I can constitute myself as ethical subject of my relationship with nature solely because this relationship is mediated by the relationship with other human beings. (p.33)
Nogal wiedes! Ja, je hebt nu eenmaal altijd met andere mensen te maken, ook als je iets goeds wil doen met de natuur. In de moderne filosofie heeft deze gedachte ertoe geleid dat je beter maar niet kunt aankomen met een beroep op de natuur. Je bent dan al meteen metafysicus of fascist, je zegt dat dingen nu eenmaal zo zijn, dingen die je zegt over vrouwen, andere rassen...

Die tijd ligt nu wel achter ons, de natuur is ook in de filosofie terug van weggeweest. Maar we zien natuur meestal als object van beheer. De vragen worden al gauw geformuleerd in termen van wat moeten we doen met de natuur? Hoe kunnen we de mensen ervan overtuigen dat we die natuur belangrijker gaan vinden? En, ermee verwant, als het gaat over de metafysica: hoe krijgen we de waarheid weer terug na het relativistische discours van de postmodernen? U ziet, deze eenzijdigheid van de natuur als object van beheer is de reden voor de titel van deze blog.

De opmerking van Agamben opent pas een nieuw perspectief wanneer we hem begrijpen vanuit de context van zijn filosofie. Ik zie in zijn intrigerende analyse van de Griekse slavernij twee lijnen die op elkaar inwerken. De eerste lijn is die van het bevel. De politieke gemeenschap bestaat uit families, en daarin gaat het om drie soorten relaties, die tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen, maar de belangrijkste voor de politiek is die tussen meester en slaaf. Daarop doordenkend zou je de moderne economie en politiek kunnen zien als een poging het bevel weg te denken. Maar wat is beheer anders dan een vorm van bevel, meesterschap? De tweede lijn is die van het gebruik van het lichaam, zoals gezegd Aristoteles' definitie van de slaaf. Wanneer de slaaf niet alleen maar de gehoorzamer is van bevelen, maar ook gebruiker van het lichaam, dan staat hij zoals Agamben zegt op de drempel van de politiek, hij is het symbool van die drempel.

Je kunt hieruit allerlei conclusies trekken. Maar bij alle denklijnen gaan we toch al gauw in de richting van een minder externe verhouding tussen lichaam en geest, economie en politiek. De natuur is niet iets wat we hebben. Het is ook geen 'waarde' die we kunnen afwegen tegen andere, of inruilen. Het is dus ook geen gebruikswaarde. Natuur is waardeloos. Natuur is waarmee we altijd al een relatie hebben, en wel via de relatie met andere mensen. Natuur is een deel van ons. Natuur is wat we gebruiken.

Vanuit deze gedachte kunnen we openingen bedenken die voor een ander denken over ecologie van belang kunnen zijn. In een vorige blog wees ik al naar 'de tuin', waarvoor Agamben kort geleden een boekje schreef, overigens zonder in te gaan op ecologie. De tuin is zowat de metafoor bij uitstek van natuurbeheer. Waar je in weekenden zoals deze ook wandelt, je loopt altijd door een landgoed. Maar we zien die natuur als een kwetsbaar object dat we beter zouden moeten verzorgen, hadden moeten verzorgen. Maar helaas, de mens verpest het en in essentie is het niet meer goed te maken. Wat zijn we toch een slechte mensen! De uitweg uit deze erfgenaam van de erfzonde is dat we teruggaan naar de oude theologie om de erfzonde te herzien, aldus Agamben. We moeten de tuin, het 'verloren paradijs', weer toegankelijk maken.

Is er een alternatieve metafoor voor het natuurbeheer om onze relatie met de natuur onder woorden te brengen? Zou natuurgebruik deze metafoor kunnen zijn? Bij gebruik denken we bijna automatisch aan consumptie en dus aan opgebruiken, vernietiging. Het is misschien onmogelijk om ons nog van dezelfde begrippen te bedienen als Plato en Aristoteles. Ook is het naar mijn idee niet meer mogelijk om zoals Nietzsche afstand te nemen van de slaaf en bevelen uit te delen, ook al zijn het nog zo'n goede bevelen ('Blijf de aarde trouw!'). Je hebt nu eenmaal heel goede slaven nodig om die bevelen te gehoorzamen.

Misschien moeten we radicaler kiezen voor de slavernij. Als we slaven zijn, nu goed, dan zijn we slaven. Dit is in zekere zin de weg die Agamben kiest. Zijn filosofie in The use of bodies komt neer op een bijgesteld marxisme. Wanneer we de sociale uitbuiting opheffen herstellen we de relatie tussen meester en slaaf in onszelf. Maar die opheffing moet niet de vorm van een politieke revolutie aannemen, want dan worden de slaven weer gewoon de meesters van daarvoor en verandert er niets. In een ander boek pleit Agamben voor een hervorming van de muziek als belangrijkste opdracht voor de politiek. Muziek in brede zin, dus ook literatuur, en een ander soort taal, met meer verbeelding.

Er blijft nog veel te denken over, het is nog lang niet helder wat we kunnen doen. Maar laat ik eens een schot voor de boeg geven. Slaaf en meester zijn betekent dat we lichamen gebruiken, ons lichaam en dat van anderen. In die zin zijn we natuur, deel van de natuur. Slavernij is een typering van het leven dat we leven, waarin we vooral bekommerd zijn om levensonderhoud, leven zonder franje, zonder hogere doelen. Tegen elke poging om dat leven nog in dienst van hogere doelen te brengen heeft ons slavenleven politieke betekenis, alleen al omdat we door zo te leven die hogere doelen buiten werking stellen, zand in de machine strooien. Daarnaast zijn we meesters. Het lijkt erop dat Agambens oproep tot hervorming van de muziek net als bij Aristoteles gericht is op herwaardering van de vrije tijd tegenover het werk.

Beide politieke figuren, slaaf en meester, staan in het teken van verzet tegen de homo laborans, een inzet die we kennen vanuit de filosofie van Hannah Arendt. Agamben wijst erop dat er in de oudheid geen begrip van arbeid bestond. De vrije mens werkte niet, en ook de slaaf werkte niet, niet in de zin van produceren, hij 'gebruikte zijn lichaam'. Ondanks alle kritiek van Arendt op Marx, en van Agamben op Arendt, wijst hun politieke filosofie grotendeels in dezelfde richting. De mens is het wezen dat in staat is zijn activiteit anders op te vatten dan als arbeid, en anders in te richten.

Hierbij zou ik dus de lezer alvast willen oproepen tot werkonderbreking. Niet alleen als meester, maar ook als slaaf. In mijn geval betekent dit, dat ik mijn blogs schrijf. Morgen ga ik gewoon naar school, en breng mijn dag volgens rooster door. En u?


Afbeeldingsresultaat voor zingende vogel in kooi

zaterdag 16 november 2019

Even weg bij je moeder - De film Beats

Vriendschap is ... gewoon samen iets meemaken. En als je geluk hebt veel meer natuurlijk. Maar dat moet voldoende zijn. Zul je net zien dat je de ochtend na de avond toch weer aan de administratie raakt. Zoals nu dus. Met een goede vriend had ik toch eindelijk weer eens afgesproken. We gingen naar de film, een film die al dan niet toevallig over vriendschap ging. Ik bewonder het gebaar waarmee mijn vriend na afloop kan zeggen 'Sorry Anton', of 'Wat een kutfilm'. Je hebt het meegemaakt, van je afgeschud, en je kunt weer toeleven naar de volgende keer.

Het bewustzijn zit me in de weg. Dat is duidelijk aan de hand, ook weer met deze blog. Het is blijkbaar te moeilijk voor me om eens een keer niet te schrijven. Iets dergelijks moet ook de Schotse schrijver Kieran Hurley zijn overkomen toen hij een rave als aanleiding gebruikte voor zijn toneelstuk Beats. Ik heb dat stuk niet gezien, maar door regisseur Brian Welsh is het weer omgewerkt tot een film, de film die ik gisteravond zag.

En ook dat is weer niet genoeg. Welsh wordt natuurlijk weer berecenseerd en hij gaat met deze en gene journalist in gesprek. Nu weten we alles van zijn bedoelingen, van de toedracht en ware betekenis van zijn film, en indirect ook van het toneelstuk en van de raves in de jaren negentig. We krijgen langzaam door dat we in een paradoxale structuur terechtkomen. De film is een eerbetoon aan de dancecultuur van de jaren negentig, waarin je nog gewoon lekker uit je bol kon gaan, zonder je zorgen te maken om zoiets als bewustzijn of geweten.

Even tussendoor: een echte rave heb ik nooit meegemaakt. Wel stond ik in die jaren weleens in Tivoli aan de Oudegracht met keiharde popmuziek met beat, rook en soms zelfs freakende jongelui. Tien jaar later belandde ik als filosoof bij een lezing van de Belgische anglicist Ortwin de Graef die probeerde aan de ravecultuur een ethiek - of eerder een anti-ethiek - te ontworstelen. Via De Graef kwam ik in contact met boeken van weer een andere Schotse schrijver, Alan Warner, die over de raves schreef.

Nu ik mijn co-referaat van toen weer eens bekijk, zie ik dat ik toen al bezig was met het zoeken naar sympathie en vriendschap binnen een filosofische benadering die daarmee op gespannen voet staat. Ik denk met name aan Nietzsche en Die Geburt der Tragödie, waarin alles draait om de muziek en de levenswil die ermee gepaard gaat. Die is altijd sterker dan welk geweten of bewustzijn ook. Maar het moet toch betekenis hebben gehad dat ik met die raves kennismaakte via een referaat, boeken? Zou er dan niet iets rave-achtigs zitten in die boeken zelf? De geboorte van de boeken uit de geest van de raves of zoiets? Zo gezegd bevinden we ons nog steeds binnen Nietzsche. Ik concludeerde toen: met het beoefenen van ethiek doen we in feite iets rave-achtigs. We geven lawaai, het lawaai dat krachten in ons losmaakt die het leven alsnog, in tweede instantie, de moeite waard maken.

Nog een stap verder en we belanden bij de vriendschap. Ik geef toe dat dit voor mij een heel moeilijke stap is. Met mijn blogs probeer ik 'lawaai te geven', ik probeer de dingen die ik meemaak om te zetten in een soort muzikaal schrijven dat bij mezelf iets losmaakt en mogelijk ook bij de lezer. Maar die lezer is meestal op zoek naar standpunten, conclusies, of desnoods een belangrijke vraagstelling. Zodoende stuur ik altijd aan op een geregisseerd misverstand waarmee ik mezelf vastzet in de eenzaamheid. En geen gewone eenzaamheid, maar die van de 'expositie', de blootstelling aan de blik van de ander, en daarmee in de schaamte.

Deze beweging, van de dionysische dans naar de schaamte, kan de geoefende lezer ook volgen bij Nietzsche zelf, en bij filosofen als Schopenhauer, Kierkegaard, Levinas, Bachtin en Agamben, om er een paar te noemen. Literair angehauchte lezers kunnen terecht bij Tolstoj of Kafka. Maar dat zijn geen mannen met wie je makkelijk vriendschap sluit, het zijn eerder stenen monumenten of Olympische goden. We hebben dus ook andere taal nodig, andere media, om te weten hoe we kunnen overleven in deze complexe wereld om niet ten onder te gaan aan de schaamte.

Wat de film Beats doet is voor mij het meest toegankelijk in de pietà-scène tegen het eind, wanneer de moeder van de 'druilerige' Johnno de wonden bekijkt die deze door de 'beats' van de politieknuppels had opgelopen. Rekatholisering dus. De moeder is de schakel tussen lichaam en geest, eenzaamheid en liefde, opvoeding en loslaten, tussen de vrienden uiteindelijk.

Maar dat deze scène voor mij het meest toegankelijk is wil nog niet zeggen dat de raves overbodig zijn, dat ze slechts een symbool zijn van moederlijke symbiose, een baarmoeder waar we weer even lekker in kunnen terugkruipen. Er moet toch meer zijn dan dat.

Zwenken we weer even terug naar het begin, naar die administratiedwang van mij. Die heb ik, zoals u vast wel had kunnen raden, niet van mijn moeder maar van mijn vader. Hij werkte als administrateur bij de Oranje Nassau I. Iets van die administratie zit ook in Nietzsche. Denk aan Walter Benjamins beroemde uitspraak dat hij de ewige wiederkehr van Nietzsche niet anders kon opvatten dan als strafwerk bij het nablijven. Zo wordt je via de administratie alsnog een 'geweten geschopt', zou Louis Paul Boon zeggen. Wat dan weer terugleidt naar de eenzaamheid en de schaamte. De schuld zelfs.

Nee, waarom ik toch aandacht opeis voor het bewustzijn en de administratie is dat we langs deze weg meer ruimte, een grotere ruimte kunnen verkennen waar dingen kunnen gebeuren. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de organisatoren van de raves. Ze zoeken steeds weer nieuwe ruimtes waar ze even uit hun bol kunnen gaan voordat de politie binnenvalt. Kat en muis, waarbij ze allebei na de beats voortdurend weer opstaan. Filosofisch gezien zitten we inmiddels bij de befaamde vluchtwegen van Deleuze, die ik ooit op Bachtin projecteerde. Na elke rave volgt het grauwe leven, het vakkenvullen in de supermarkt en het dromen over de volgende rave.

Maar de betekenis van die vluchtwegen is groter dan die verlaten plekken en intense momenten. Ze brengen je weg bij de moeder en het moederlijke. Er kunnen dingen gebeuren die je niet voor mogelijk hield. Zo belandt Johnno met zijn vrienden op de snelweg ineens achter het stuur, terwijl hij daarvoor alleen maar met zijn vader op een parkeerplaats had geoefend.

En dan belanden we denk ik toch in de buurt van het hart van de vriendschap. Vriendschap is dat iets mogelijk blijkt waar we het voor onmogelijk hadden gehouden. Ineens zit je daar met een vriend bij een film. Gebeurt het echt? In zekere zin niet. We gaan net als Spanner en Johnno weer uiteen nadat we gezegd hebben dat we gauw weer moeten afspreken.




Afbeeldingsresultaat voor pietà