De Egyptenaren begrepen hun eigen hiëroglyfen niet, zegt Zizek. Ze schonken hun opake tekens via Solon aan de Grieken. Ook aan Mozes, zoals te lezen valt in de Bijbel, bij Freud en bij Sloterdijk. Die beschouwt het schrift en de schrift als een draagbare pyramide en zegt daarmee misschien ook iets over de betekenis van de verruimtelijking in zijn eigen werk.
Keer op keer duikt iets als een pyramide op binnen de hegeliaanse syntheses van de literatuur en politiek. Zoals de executiekamer van Antigone, de geluiden van het biljart in Dostojevski's Gebroeders Karamazov, de put in Murakami's Opwindvogelkronieken, de kampen en kanselarijen. Het zijn met Derrida's woorden functionerende machines zonder doel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten