maandag 19 augustus 2024

De overstroming van ons huis en de filosofie

Toen we op vakantie in Oostenrijk waren, belde onze dochter Noraly dat ze in ons huis een hoop water aantrof. Dagenlang was er ergens water blijven stromen dat door het tapijt in het trappenhuis dankbaar was opgezogen, en bij verzadiging was doorgegeven naar beneden. Noraly draaide meteen de hoofdkraan dicht. Bij thuiskomst hebben we allerlei spullen naar het droge gebracht, waaronder boeken en brieven van vroeger. De oorzaak van de ramp is waarschijnlijk een gesprongen waterleiding op zolder. Komende tijd zijn we bezig met de gevolgen. Hier alvast een blog om dit probleem te verbinden met de filosofie.

Water is een oerelement, dus je kunt het niet zomaar wegdoen. Te weinig water is ook weer niet goed. En zo zit je met een permanent probleem. Je bereidt je voor op water, zonder te weten of het te veel of te weinig zal zijn.

Plato is voor deze problematiek een belangrijk denker. René ten Bos zette hem op de kaart met zijn boek Water, dat destijds indruk op me maakte. Er leek zich een soort waterscheiding te voltrekken tussen de presocraten en Plato rond de waardering van water. René zag hoe Plato neerkeek op water letterlijk al met het eerste woord van Politeia, κατέβην, 'ik ging omlaag', namelijk naar het havengebied, waar zich mensen van laag allooi bevinden.

Geïnspireerd door Derrida en later door Agamben ben ik liever op een ander boek van Plato gedoken, Timaeus. Ook daar gaat het over water, en ook al niet in positieve zin. Volkeren hebben zich tot water te verhouden, omdat het een gevaarlijk, onbetrouwbaar element is. De Egyptenaren waren daar beter in geslaagd dan de Grieken. Zij wisten hun archieven te beschermen tegen de wisselingen van de Nijl. De Grieken kunnen daar nog een hoop van leren.

De voorbije jaren ben ik steeds in de zomervakanties teruggekeerd naar Timaeus. Ik wilde het boek wel eens gewoon lezen en interpreteren, de commentaren van Derrida en Agamben tot mij nemen. Later schreef Agamben weer een belangwekkend boek waarin het begrip chora centraal staat, 'plaats', 'ruimte' (zie deze blog). Plato laat het functioneren als een tussengebied tussen het denken zonder waarneming en het denken vanuit de waarneming. Chora is het denken 'met onwaarneming', waarin het denken minder zuiver is, en daardoor juist de verbinding mogelijk maakt tussen denken en waarneming. Plato komt daarmee terug op zijn eerdere negatieve waardering van waarnemingen. We hebben waarnemingen nodig om te kunnen denken. Bijvoorbeeld: we hebben ogen om daarmee de regelmatige loop van hemellichamen te kunnen zien, en zo op het idee te komen dat we de dingen kunnen zien zoals ze zijn.

Niettemin gaat Timaeus ook over een trauma, dat met water te maken heeft. Denk aan Atlantis, een eiland dat de zaken goed op orde had, maar verzwolgen werd door het water. Het is zeker geen toeval dat Agamben een verbinding legt tussen Plato en het toeval in L'irrealizzabile. Hij vat een studie samen van Giorgio Pasquali over de beroemde Zevende brief, waarin Plato onder meer verslag doet van zijn politieke avonturen op Sicilië, zijn mislukte pogingen om er een ander politiek regime te vestigen. Plato denkt terug aan het proces tegen Socrates, dat op gang was gekomen 'volgens een of ander toeval' (κατὰ δέ τινα τύχην, 325b5). De mislukking wijt Plato aan de onwetendheid van de leider die voortkomt uit 'een godheid of een foute man' (ἤ πού τις δαίμων ἤ τις ἀλιτήριος, 336b). Op grond van deze en andere passages concludeert Pasquali tot een 'demonologisch dualisme' bij Plato. Mensen worden bij hun handelingen geholpen of tegengehouden door bovennatuurlijke krachten.

Agamben verheldert dat we deze krachten niet moeten interpreteren als garanties van noodzakelijke ontwikkelingen, maar als de mythologische verwoording van wat in de filosofie contingentie wordt genoemd. Iets 'gebeurt', en zelfs filosofen kunnen niet garanderen dat hun beste gedachten worden gerealiseerd. Toeval (tuchè) is, zo mogen we concluderen, de term waarmee 'l'irrealizzabile' bij Plato wordt verwoord, en dat aan de basis ligt van Agambens beschouwingen over de rol van toeval in de filosofie, tot en met Kant en de moderne wetenschap. Hegel wordt daarbij buiten spel gezet, die wilde de geschiedenis opvatten in termen van noodzakelijke ontwikkelingen.

Intermezzo: ik zie hier uiteraard de opmerking niet over het hoofd van Agamben dat Plato dichter bij de moderne wetenschap staat dan Hegel. Later in zijn boek komt Agamben met Newton en diens opvatting van de ruimte als sensorium Dei, zintuig van God. De natuur wordt in zijn contingentie verbonden met een God die niet buiten de natuur staat, maar ermee samenvalt zonder ermee identiek te zijn, de natuur is 'in God', zoals God 'in de natuur' is.

Intermezzo 2: ik moet terugdenken aan de filosofie van Martha Nussbaum, die in de jaren tachtig met The fragility of goodness de aristotelische ethiek interpreteerde volgens datzelfde begrip tuchè. Zaken die je overkomen kunnen je handelen bevorderen of blokkeren. Het voorbeeld is koning Priamus van Troje. Hij had zoveel ellende meegemaakt dat hij niet meer in staat was tot ethisch handelen. Hoewel Agamben Nussbaum nergens noemt, zou ik zelf in een blog ofzo een dialoogje in gang kunnen zetten tussen beiden. Een interessante kwestie zou zijn of Aristoteles met zijn ethiek niet dichter bij Plato staat dan met zijn metafysica. 'Van toeval kan geen wetenschap bestaan', zegt Aristoteles. Maar dus wel een ethiek, en misschien toch ook een filosofie. En bijgevolg toch ook een wetenschap, als die na de quantumrevolutie nog zo genoemd kan worden. (Helaas is een interessant boek daarover dat ik onlangs van vriend Eric Bolle kreeg beschadigd door het water, maar nog wel leesbaar...)

Intermezzo 3: ik moet terugdenken aan mijn exercitie rond Marx, zijn scriptie over Epicurus (zie bijvoorbeeld deze blog). Epicurus gelooft in toeval, Marx niet, omdat hij in die periode al aansluiting zoekt bij Hegel. Nog steeds denk ik dat er in Marx en het marxisme verborgen krachten liggen waardoor hij dichter dan Hegel bij de antieke omhelzing van het toeval staat. Een belangrijke rol bij de duiding van Marx speelt de houding van de mens jegens de perfectie van de hemellichamen. In recente blogs heb ik deze lijn kunnen doortrekken naar het sovjetmarxisme, niet van de ideologie maar van de literatuur, met name van Platonov (zie deze link). Kort gezegd zou deze lijn ons kunnen brengen bij een nieuw soort toeval, een instabiliteit van de houding van de mens jegens de perfectie van de natuur: deze is nu eens aantrekkelijk voorbeeld, dan weer afstotende oorzaak van rampen.

Ik noem deze zijsprongen met opzet intermezzo's omdat ik mijn neiging ken om ineens alles met alles in verband te brengen. Nu dus terug naar de hoofdzaak, en niet te vergeten de aanleiding, de overstroming, die je natuurlijk ook heel goed kunt opvatten als een metafoor voor mijn neiging. Overstroming is een vorm van tuchè die we in bedwang moeten houden, maar die toch zeker ook ten grondslag ligt aan de filosofie van een Plato-bewonderaar uit de oudheid, Plotinus. E-manatie betekent letterlijk 'uit-stroming', en wel van het Ene in de eindige zijnden. Dit proces voltrekt zich met noodzakelijkheid, en lijkt daarmee in strijd met de chora-filosofie van Plato zoals geduid door Agamben. Maar het toeval moeten we wellicht niet alleen zien als een duistere, ongewenste kracht die door de noodzaak wordt bedwongen en overwonnen. Het is ook werkzaam binnen de filosofie, en via deconstructie kunnen we in Plotinus opvattingen op het spoor komen die hem dichter in de buurt brengen van het toeval.

Dat is althans wat ook Agamben lijkt te doen, in L'irrealizzabile. Tot op zekere hoogte dan, want Plotinus wordt er vooral neergezet als erfgenaam van twee denkbewegingen over het chorabegrip van Plato, die teruggaan op Aristoteles, te weten dat chora identiek is met het begrip materie (hulè), en dat het duister en onbegrijpelijk is. Op het spel staat hier de opvatting dat chora vooral en uitsluitend een negatief begrip zou zijn, de negatie met name van vorm, en in die zin identificeerbaar met vormloosheid. Ergens in een intermezzo (die zijn vaak het interessantst) citeert Agamben Plotinus, die materie en vorm vergelijkt met een spiegel: 'Vandaar dat ook alles wat daarin lijkt te ontstaan spel van schimmen is, beelden in een beeld in de volle zin des woords, zoals in een spiegel iets dat op deze plaats staat in een andere verschijnt' (Enneaden III, 6, 7). Plotinus is uiterst kritisch, als dingen zoals ze in de materie verschijnen anders zijn dan de daarin zichtbare beelden, is de aandoening bedrog. Maar met zijn beeld van een spiegel illustreert hij - bedoeld of niet - dat het naast de veronderstelde realiteit van het beeld ook om iets anders gaat, namelijk de mediatie. Dat is het punt dat Agamben hier wil maken, in navolging van Plato. Chora functioneert als tussengebied tussen (onbetrouwbare) waarnemingen en (betrouwbare maar onwaarneembare) ideeën, het maakt de communicatie tussen beide kenniswegen mogelijk. Zoals dus een spiegel.

Het zou interessant zijn te onderzoeken of je het emanatiebegrip kunt verbinden met deze inzet. Wat betreft Agamben zouden we kunnen denken aan zijn artikel over Deleuze, dat ik in diverse blogs heb besproken (bijvoorbeeld deze en deze). Deleuze overpeinst het begrip immanentie, en vat dit op als 'immanantie', waarbij het Latijnse werkwoord manere (blijven) wordt vervangen door manare (stromen). Het zijn stroomt niet vanuit een transcendente bron noodzakelijk over in de eindigheid, maar het eindige zijn transcendeert zichzelf en stroomt terug in zichzelf. Het is geen toeval dat Deleuze verwijst naar een roman van Dickens, waarbij vaak personages in het water vallen en worden gered. Water is hier het ambivalente element, de personages brengen met hun ervaring goedheid teweeg, zelfs als ze (zoals Riverhood in A mutual friend) boosaardig zijn en blijven. Mij lijkt dat Agamben dit immanantiebegrip voor zijn eigen filosofie inschakelt, maar wellicht werpt het indirect ook een licht op Plato.

In deze blog kan ik niet alles uitwerken, maar ik zou nog graag een stap willen zetten. Ik haal het boek van René ten Bos nog eens uit de kast, op zoek naar immanantie. Maar ach, het boek staat niet in mijn kast, het is wellicht op school, en ik heb deze week nog vakantie. Wel staat er van René het boek Meteosofie, over het weer (zie hier mijn bespreking). Een object dat verschijnt als een ander object, is dit mijn poging om jou lezer te bedriegen? Of levert het een extra inzicht op, een gelukkig toeval?

Ik blader door naar een Plato-verwijzing, en wel naar aanleiding van Timothy Morton. Morton vertrouwt bij problemen als de klimaatopwarming niet langer de meningen en directe waarnemingen: 'Het object is er al en staat los van onze zintuigen' (p.231) René preciseert: je weet dat het object er is, ook al weten we niet precies wat het is. Met zijn taalgevoel komt hij met de mooie term 'ontologische robuustheid'. René realiseert zich dat dit in lijn met Plato is, het wantrouwen van doxa (schijn) en de aanname van waarheid, dat de dingen zijn wat ze zijn, en dat we die kunnen kennen. We drijven al een beetje los van Aristoteles.

Nog interessanter voor mij is dat René eerder in zijn boek was ingegaan op bovengenoemde scriptie van Marx over Epicurus. In mijn intermezzo, dat nu misschien meer is dan een intermezzo, had ik betoogd dat de cruciale stap weg van het toeval wordt gezet in onze relatie tot de perfecte hemellichamen. Welnu, René volgt hier Marx als hij afstand neemt van Epicurus: 'De ware kern van de epicurische metereologie wordt hier zichtbaar. Epicurus beseft dat de concepten die hij hanteerde om de wereld te verklaren instorten als het om de meteoros gaat. Daarin ligt volgens Marx het genie van Epicurus.' (p.112) Via Marx belandt René al snel bij zijn held Blumenberg, als hij die niet al de hele tijd had gevolgd.

De meteosofie van René is zijn poging om met Blumenberg uit Aristoteles weg te stromen en er weer in terug te stromen, je zou kunnen zeggen zijn immanantie. Uiteindelijk mogen we niet tevreden zijn met begrippen als leegte en toeval. Wetenschap berust op noodzaak en logica. En als dat niet haalbaar is, dan moeten we teruggrijpen op waarschijnlijkheid. Dat is op zich een overtuigende gedachte, omdat de wetenschap hier ook steeds meer op terugvalt. Maar het probleem dat ik ermee heb is dat in één adem de onkenbaarheid van de wereld wordt verdedigd. Scepsis, wat in het Oudgrieks 'onderzoek' betekent, krijgt nu de betekenis van onkenbaarheid van de wereld: 'Het is als met al die andere woorden die iets moeten vatten wat onvatbaar is. We hebben ze hard nodig, maar we blijven uiteindelijk onwetend als het gaat om de vraag waar ze precies voor staan' (Meteosofie p.262). Tegelijk biedt deze onwetendheid ruimte (een vertaling van chora) maar zou het niet evenzeer andersom kunnen zijn? Ruimte die positief is, iets creëert, bijvoorbeeld ideeën?

Terug naar onze eigen overstroming, hier in huis, als afsluiting van deze blog en compositie door middel van ringstructuur, 'ringcompositie'. Water was hier het negatieve element, het element dat we ditmaal niet aantroffen door met Plato 'omlaag te gaan', maar dat zelf vanaf de zolder omlaag ging, als een soort emanatie. Nu hebben we de hoofdkraan afgesloten, proberen een loodgieter zo gek te krijgen om het stromend water weer op gang te krijgen. We halen zolang water bij onze behulpzame buurman, water is nu het gewenste element, allerminst negatief. We bevinden ons met andere woorden in een ruimte, een plaats, waar water metaforisch en zintuiglijk rondstroomt, omhoog vanuit de grond, omlaag vanuit de zolder, via emmers vanuit onze buurman. We hebben niet zozeer een afsluiting nodig, scepsis in de zin van kritiek op allerlei meningen, maar plaats, dat iets plaatsvindt, het feit van het plaatsvinden.

De loodgieter die ik zojuist sprak zei dat hij niet wist of hij tijd voor ons had. Maar bovendien moest het ook wel goed gebeuren. Jazeker, liever wel. Maar voorop staat toch het gebeuren zelf, dat het gebeurt.

 Loodgieter nodig? | NEW Alexander | 24/7 service

  

2 opmerkingen:

  1. Beste Anton, Prachtig hoe je vanuit het letterlijke woord "water" en "overstroming" overgaat naar het metaforisch en filosofisch gebruik van het woord "water" in de zin van emanatie. Dit sluit weer aan op eerdere blogafleveringen waarin je met behulp van Benjamin op dat onderscheid tussen letterlijk lezen en naar de geest lezen. Nu maar hopen dat het snel gefikst wordt. En ik bid voor jouw boeken. Hartelijke groet van Martien (vriend van Anton).

    BeantwoordenVerwijderen