dinsdag 13 augustus 2024

De vrouw naast ons - Weiniger, Platonov en Beethoven

Lezend in de roman Tsjevengoer van Platonov kom ik de vrouw vooral tegen in de marge. Zo hebben de beginnende sovjetcommunisten bij hun vergaderingen iemand nodig die hen tegenspreekt. Die vrouw doet dat vervolgens braaf. Verder is een van de personages permanent verliefd op Rosa Luxemburg, hoewel hij haar niet kent en weet dat zij overleden is.

Op Wikipedia lees ik dat Platonov beïnvloed is door filosofen, onder wie Otto Weiniger (1880-1903). Alleen al omdat deze in Wenen leefde trekt dit mijn aandacht, want we zijn nog steeds in Oostenrijk. Het falsificeert ook mijn opmerking in een vorige blog dat Platonov binnen het communisme leefde. Hij was vertrouwd met het Christendom en Europese filosofie. Omdat er ook een passage in Tsjevengoer voorkomt over letter en geest, zie ik de kans om een lijn uit mijn vorige blogs door te trekken, aansluitend bij Agamben (zie via deze link).

Op een gegeven moment realiseert personage Tsjepoerny zich dat hij Marx moet lezen om de wereld beter te begrijpen. Hij laat zich het boek voorlezen door kameraad Prokofi:

'Prokofi las hem voor terwijl Tsjepoerny zijn hoofd neerlegde, met een aandachtig verstand luisterde en Prokofi van tijd tot tijd kvas inschonk opdat de stem van de lezer niet verzwakte. Na het lezen had Tsjepoerny niets begrepen, maar het was hem lichter te moede.'

Tsjepoerny heeft één ding wel goed begrepen. Marx zegt niets over 'het resterende schoftentuig', de overgebleven bourgeoisie. Maar als Marx daar niets over zegt, kunnen ze er ook niet meer zijn en moeten ze dus uit de samenleving verwijderd worden. Een mooie testcase voor de filosofie van letter en geest van Agamben. Is de eliminatie van burgers een manier om de letters van Marx te begrijpen?

Ik zou zeggen van niet. Het lijkt er meer op dat de letters van Marx terzijde worden geschoven omdat Tsjepoerny ze niet begrijpt. Misschien is interessanter dat zijn stemming wel is veranderd, hij is 'lichter te moede'. Dat sluit weer aan bij zijn eerdere gedachte dat de taal de natuur lijkt te overtreffen. De steppen zijn schaars bebouwd, maar over de wereld en de mensen zijn al zoveel woorden verzonnen... De woorden zijn een natuurkracht, net als de zon die maar heftig blijft schijnen.

Het is mij niet helemaal helder hoe Platonov is beïnvloed door Weiniger. Die had een boek geschreven over 'Geschlecht und Charakter'. De mens is van oorsprong een androgyn wezen. De vrouw heeft geen toegang tot het hogere leven en de ideeën, maar blijft opgesloten in 'restlose Geilheit'. We moeten als man dus het vrouwelijke in ons overwinnen. Jodendom en communisme zijn vrouwelijke krachten, dus die moeten we ook overwinnen. Het model hiervoor biedt Christus, die als jood het Jodendom heeft overwonnen.

In Tsjevengoer ligt dat anders, daar probeert het communisme zijn macht over de mensen te realiseren. Iemand in de roman zegt dat je prima een verhouding tot vrouwen kunt hebben, maar dan wel als kameraad. Zo tekent zich langzaam een lijn af die ik (met en dankzij Inez) in de expositie Genossin Sonne in Wenen had gezien (hier de link naar mijn bespreking). Ja, vrouwelijk, Genossin. Die heftige kracht ondergaan we deze dagen ook lijfelijk. Restlose Geilheit van de zon, jazeker, maar getemd door de stad, het museum, dat ons schaduw biedt.

Brengt dit Weiniger-spoor ons ergens, Platonov lezend en lopend door Wenen? Na ons museumbezoek liepen we naar de Schwarsspanierstraße vlakbij de Schottenring en vlakbij het Freudmuseum. Ik wilde graag op nummer 15 het huis zien waar Beethoven gestorven was in 1827. Het huis is er niet meer, het adres wel. Toen wist ik nog niet dat ook Weiniger hier overleden was.

Na voltooiing van zijn boek, op 23-jarige leeftijd, zocht hij het sterfhuis van Beethoven op en huurde er een kamer. Hij schreef er een paar afscheidsbrieven en joeg zich een kogel door het hoofd.

Echt voer voor Grunberg zou je zeggen, die over Weiniger inderdaad een boek heeft geschreven, dat ik toch maar eens moet lezen.

Maar zelf heb ik dus ook al lang een verhouding tot Beethoven en zijn sterven, al sinds ik de jeugdbiografie van Helene Nolthenius las, zo'n halve eeuw geleden. Mijn moeder bracht me die boeken mee uit de bibliotheek. De dood van Beethoven wordt er beschreven vanuit het gezichtspunt van een vrouwelijke fan, die met betraande ogen bij Beethoven zat te waken. Fanny heette ze meen ik. (Over het sterven van Beethoven, zie ook deze link.)

Misschien ligt hier voor mij een klein ontknopinkje over onze wandeling naar dit huis. Geen zelfmoord, ik heb niet zoals Weiniger een boek geschreven waarin alles gezegd is en waarna verder leven geen zin meer had. Ik verkeer hier in het gezelschap van een geweldige vrouw, die mijn eindeloze gedachtestroom over deze zaken soms even zat is, maar me meeneemt naar spannende exposities en meegaat naar die componistenhuizen.

Daarom zou ik als ik Weiniger zou lezen meer voelen voor een lezing met omgekeerde voortekens, zoals de Weense filosoof Wittgenstein voorstelde. En ongetwijfeld deed Platonov dat ook wel, met zijn roman Tsjevengoer. De vrouw in onszelf als kans om het mannelijke in ons te overwinnen. Of als kans om het leven te denken vanuit iets anders dan geslacht en karakter.

Een aanwijzing in deze richting biedt misschien schrijver Maksim Gorki. Hij omschreef Tsjevengoer als 'lyrische satire'. En hoewel Gorki zich door Stalin liet inpakken, bij de vestiging van het socialistisch realisme, voel ik wel voor zijn typering. Lyrische satire, een poëtische spottende vertelling over de utopische kracht van de sovjets uit de beginjaren, waarbij de sympathieke idealistische elementen haast ongemerkt overgaan in executies van het 'resterende schoftentuig'.

In een eerdere blog (deze link) memoreerde ik Lenins bewondering voor de Appassionata, de sonate van Beethoven waarin hij zich liet inspireren door de natuur. Die natuur overdondert ons en sleurt alles mee op zijn weg. Beethoven als model voor het communisme.

We staan voor Schwarsspanierstraße 15. Er is geen schaduw, het huis van Beethoven is er niet meer, meegesleurd door de kapitalistische bouwdrift van het moderne Wenen. Ineens zien we een boekhandeltje, gelukkig schaduw. Een vrouw zit bewegingsloos bij de kassa. Er staan vooral boeken van vrouwen.

Laat ik even de voorlopige rekening opmaken. De androgyniteit van Weiniger bracht ons bij de omgekeerde voortekens van Platonov, de Genossin Sonne als oerkracht die ons meesleurt. In de woorden kunnen we een lichter gemoed vinden. Overdonderende, meeslepende woorden, maar ook de lyrische satire.

Beethoven kende deze ervaring. Beluister het strijkkwartet waaraan hij op zijn laatste adres nog zat te werken, opus 135 in F. De dramatische inleiding klinkt als 'Muss es sein?' waarop de triomfantelijke finale volgt met het omgekeerde motief, 'Es muss sein!' Het 'vrouwelijke' nevenmotief wordt vlak voor het einde in een 'lyrisch satirisch' pizzicato gespeeld.

We kunnen weer verder.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten