Vriendschap is misschien niet hetzelfde als liefde, maar komt toch dicht in de buurt. Soms lijkt het ook familie. Vrienden die je allang kent, met wie je in je jeugd allerlei dingen hebt beleefd waar je ook nog samen op kunt terugkijken. Je hoeft niet veel te doen. Je loopt door een stad, vaste elementen, museumpje pakken, boekhandel in, en niet te vergeten eenvoudig eten met een glaasje erbij.
Gisteren had ik zo'n dag met vriend Leo. We moesten de dag een beetje afdwingen, van een moeder die getroffen was door een beroerte en - in mijn geval - van het water. Over het water hebben we het gehad, water is niet altijd onze vriend (zie deze blog). Denk ik aan Nederland, dan denk ik aan rivieren, aan de zee. Je ziet midden in de zomer vanuit de trein in Wormerveer vrouwen met dikke jassen fietsen. En het droezelt als je uitstapt in Alkmaar, water kan van overal komen, bijna zijn we water en blijft er niets meer over.
'Te veel water', zei Lucebert hier in de buurt, toen zijn vriend en burgemeester van Bergen de zee bezong. Logisch gevolg is dat je je samenpakt, de vriendschap is je bond tegen het gevaar. En zo staan we dan bij de ingang van de expositie 100% Lucebert, en raken we in gesprek met een man en vrouw die ook iets met Lucebert hebben. We wisselen e-mailadressen uit zodat ook onze blogs toetreden tot de bond. Kom je mee naar binnen?
Honderd schilderijen en andere kunstwerken om de oneindigheid van het werk te bezweren, een kleine keuze om de revolutie ritselend te maken. Ik denk terug aan een uitspraak van dichteres Vasalis (zie ook deze blog): de vijftigers beloven een fontein maar wat je krijgt is een handwasje. Gezien de sympathie van Vasalis voor Lucebert zou je dit als een compliment kunnen duiden, een klein complimentje. We moeten al gauw naar de wc en staan na het plassen naast elkaar handen te wassen, Leo en ik. Ik moet denken aan de beroemde scène uit Ulysses van Joyce, een van onze jeugdhelden. De dikke oneindige roman, waar een advertentieverkoper en een jonge leraar 's nachts samen in de tuin staan te pissen, en daarna weer uit elkaar gaan.
De formule is steeds dat het allemaal te veel is, dat water, en daar moet je iets mee. Je maakt het klein. Honderd schilderijen van Lucebert, waar moet je in godsnaam beginnen?
Enerzijds zijn er de tekeningen, anderzijds de schilderijen. En anderzijds de gedichten. Enerzijds de manuscripten, anderzijds de eerste drukken die je zomaar even kunt grijpen. Enerzijds het vroege werk met zijn veelheid van stijlen, anderzijds die latere olieverf met die demonische mensen. Enerzijds het voor zichzelf sprekende werk, anderzijds de bijschriften die beweren dat de latere Lucebert vooral nog misantroop was (en daarom zo graag mensen schilderde, hûh?).
De formule van mijn blogs: de veelheid schetsen en er één dingetje uit kiezen. De jongen in de snoepwinkel. Wat ik kies is zelf niets, het moet mijn souvenir zijn aan het ding zelf, de overvloed, de overstroming. Voor mij is dat makkelijker dan voor Leo, als ik hem vraag welke van de honderd hem zal bijblijven gaat hij rondlopen en komt hij er nauwelijks uit.
Mijn kandidaten zijn het monster van de kaft van apocrief. We hebben het ooit gebruikt voor het geboortekaartje van onze jongste dochter. En nu hangt er de echte, terug naar de bron. Andere kandidaat is een schilderij in tempera waardoor je anders naar al die demonen gaat kijken. Misschien zijn al die schilderijen op een bizarre manier wel iconen, die je uitnodigen om naar onze vervloekte aarde te kijken vanuit het perspectief van God en de engelen. De hel als opgang naar vagevuur en hemel, Dante en Vergilius als gidsen, en in het verlegde daarvan Lucebert en Leo als mijn gidsen door de beklemmende veelheid.
We blijven staan, Leo, de onbekende blogger en ik, bij het manuscript van de kleine ritselende revolutie. Het is ineens een symbool. De onbekende blogger (hij heet Harrie van Haaster, zie www.igpoezieb.nl) heeft dit gedicht geduid als fontein of waterval. Dit sluit wel aan bij een van Leo's dichtbundels, Radio waterval. En dus ik met mijn Vasalis-connectie. Drie mannen: bij een andere expositie in hetzelfde gebouw zien we deze compositie op een paar schilderijen. Het is goed voor de compositie, zegt Leo (zie daarover ook deze blog). Drie mannen, met in de buurt vaak een dier of in dit geval een vrouw, de vrouw of vriendin van Harry die zichtbaar geniet van alles hier.
De theoloog in mij probeert nu een paar dingen te verbinden, alsof de gebroken schepping in één blogje kan worden gelijmd. In Genesis 18 lees ik:
'De HEER verscheen opnieuw aan Abraham, bij de eiken van Mamre. Op het heetst van de dag zat Abraham in de ingang van zijn tent. Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling drie mannen staan. Onmiddellijk snelde hij de tent uit, naar hen toe. Hij boog diep en zei: 'Heer, wees toch zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan. Ik zal water voor u laten halen zodat u uw voeten kunt wassen, maak het u hier onder de boom intussen gemakkelijk.'
Op zich al raar natuurlijk, drie mannen die Abraham meteen toespreekt als 'Heer', maar dat wordt verderop in het verhaal opgehelderd. Een van hen is 'heer', de andere twee zijn dienaren. Die drie mannen intrigeren wel, ze doen me denken (waarschijnlijk terecht) aan iconenschilder Roebljov, de drie mannen die ik lang geleden heb bewonderd in de Tretjakov-galerij in Moskou, Troitsa, 'Drie-eenheid'.
Er hangt heil en onheil in de lucht. De drie mannen zijn er niet voor niets. De oude Sara zit in haar tent en hoort de mannen haar zwangerschap aankondigen. Ze lacht, maar dat is niet de bedoeling. Voor God is niets onmogelijk, haar lach was volkomen onterecht, ze ontkent nog wel maar wordt terechtgewezen. Vervolgens zegt de Heer tegen Abraham dat Hij Sodom en Gomorra wil verwoesten, want hun zonden zijn te groot. Bij verwoesting kun je denken aan vuur, maar waarom ook niet aan water? Het was al eerder gebeurd, God had de mensheid verzwolgen en Noach met zijn vrouw en zonen gered, drie zonen. Het is allemaal te veel, er moet worden geselecteerd, dat is duidelijk het hoofdthema hier, en we mogen blij zijn dat niet alles verwoest wordt.
Terug naar de titel van de expositie, 100% Lucebert. Als je zou selecteren zou je al moeten kiezen voor een gedicht of schilderij. Volgens Lucebert heeft het een alleen in de verte iets met het ander te maken. Een oplossing zou zijn om toch een link te leggen, waardoor je een ding kunt kiezen zonder de andere te laten liggen. De commentatoren, ik denk aan Cyril Offermans, denken aan de vlek. In de vroege tekeningen van Lucebert zien we vlekken, maar ook in zijn gedichten. Tom van Deel geeft een prachtige uitleg over het dubbeltalent Lucebert naar aanleiding van de vlek, zie deze link.
Ik heb nu ook een oplossing voor mijn kwestie van het souvenir. Ik keek naar die geschreven versie van de ritselende revolutie, maar had nog niet verteld dat aan de linkerkant een best wel grote tekening van Lucebert stond. Iets met lijnen, geloof ik. Ik ben vergeten het te fotograferen, misschien ook wel omdat ik in gesprek was met de andere twee mannen. Lijnen, denk ik, maar in mijn slechte geheugen is het een vlek. Een vlek in mijn geheugen.
Ik besluit dat deze vlek mijn souvenir is, met de belofte aan mezelf dat ik het boek van Offermans ga lezen. Er moet nog één los eindje worden afgewerkt, de verbinding met het Genesisverhaal.
Leo zegt, niet over de Bijbel maar over mijn obsessie met dat getal drie: 'Drie, waarom drie? Je zou Lucebert ook kunnen duiden in termen van twaalf, de twaalf apostelen.' En zo belanden we in de positie van Abraham. God wil iedereen in Sodom en Gomorra verwoesten. Maar stel dat er vijftig onschuldigen in de stad zijn? Of dertig? Of tien desnoods? Goed, zegt God, als er tien onschuldigen in de stad zijn zal Hij haar niet verwoesten.
De vlek blijkt een schandvlek, we maken er een potje van, Lucebert wordt steeds meer de misantroop. Maar hij blijft schilderen, en later toch ook weer dichten.
Laat ik als gemankeerd pastor mijn overweging besluiten met een gedicht, waarin de grote schoonmaak wordt verbonden met de liefde, waarmee ik deze overweging begon, en niet te vergeten, met alles. Het is een gedicht van Lucebert:
grote schoonmaak 2
de speelse geest slaat alles stuk
en niet zo'n beetje zelfs stukken ongeluk
verpulvert hij onder kreunen met kruimels
waarvan hij weer schokschouderende golven maakt
onder de brug kuch verkruimelt hij de tafel
uit zijn oren druppelt regelmatig groot gekraak
op de golvende tafel vlak voor onze ogen
waar wij niet dronken zijn zijn wij dorstig
wanneer wij dronken zijn zijn wij lastig
onze lippen zijn luid fluitende kruimels
het is alleen de liefde die in golven
de kruimels van de tafel veegt het bed
opmaakt de kachel aanmaakt het hart
aanraakt het is alleen de liefde die aanzet
tot reinigend ravotten met vodden met reut
met een mooi gezicht voor een kapotte ruit
het is alleen de liefde die stukslaat
alles
Geen opmerkingen:
Een reactie posten