zaterdag 3 augustus 2024

De eenheid van letter en geest volgens Agamben

Giorgio Agamben heeft naar eigen zeggen de filosofie van Walter Benjamin gebruikt als tegengif tegen Martin Heidegger. Tegengif moeten we hier zeker niet verstaan als verdelgingsmiddel. Misschien moeten we het eerder zien als twee sporen die Agamben blijft volgen en waaruit mogelijk een nieuw spoor ontstaat. Benjamin wordt vooral ingezet vanwege zijn opvattingen over messiaanse redding in verhouding tot de geschiedenis. We zagen bijvoorbeeld hoe Agamben hiermee kritiek levert op de Augustijnse leer van de erfzonde en de poort naar het paradijs weer op een kier zet (zie deze link voor mijn bespreking). De toegang tot het paradijs kunnen we verenigen met de geschiedenis rond het beeld van een spanningsvol heden, wat Benjamin Jetztzeit noemt. Op een of andere manier hebben we de fantasie van het buitenhistorische paradijs nodig om überhaupt te kunnen nadenken over geschiedenis.

In het onlangs verschenen boek Lo spirito e la lettera (Vicenza 2024) benadert Agamben dit beeld van het spanningsvolle heden vanuit de middeleeuwse opvatting over de interpretatie van de Bijbel. Moet je die letterlijk of figuurlijk opvatten? Allebei, zegt Origenes al in de derde eeuw. Je moet de teksten lezen naar de letter en vervolgens interpreteren naar de geest. Maar daarmee maak je die letterlijke lezing niet ongedaan. De ware betekenis ontstaat uit het samengaan van beide sporen. Er is dus ook geen conflict tussen de letterlijke betekenis en de spirituele betekenis, er zijn geen twee verschillende betekenissen, de interpretatie brengt ons bij de spirituele betekenis van de letters.

Bij Benjamin zou je kunnen denken dat hij de letterlijke betekenis in taal niet erg belangrijk vindt, als je weet dat hij alle taal allegorisch noemt. Ik heb dat ook wel zo begrepen (bijvoorbeeld in deze blog), maar ben blij dat Agamben het nu verheldert. Het ligt er maar aan wat je taal noemt. In navolging van de Duitse literatuurwetenschapper Auerbach ziet Benjamin dat de taal zich beweegt in de richting van een soort Esperanto, een taal die we nodig hebben om de geschiedenis te verwoorden, maar die deze reduceert tot iets triviaals. In een ander recent boek bekritiseert Agamben deze opvatting, waarin de taal steeds meer wordt opgevat als één-op-één verwijzend naar werkelijke referenten.

Daartegenover stelt hij nu de taal als een spanningsvol beeld (Bild) in de zin van Benjamin. De geschiedenis is geen continuüm of een geleidelijke progressie in de richting van een einddoel, maar de voor- en nageschiedenis vanuit de actualiteit, het 'Jetzt'. Deze doet zich voor als een beeld, dat wil zeggen een herinnering aan een gebeurtenis uit het verleden die als het ware buiten de andere momenten om in onmiddellijk contact met het nu treedt. Beide momenten vormen een 'constellatie', en in plaats van te verwijzen naar een bekende referent, een 'feit', opent zich een 'afgrond', de afgrond tussen beeld en datgene waarnaar het beeld verwijst. De allegorie betekent dus niet dat je begrippen of verhalen kunt vervangen door een bekende referent, die je als historicus maar hoeft te 'reconstrueren'. Benjamin spreekt liever van 'constructie' van het feit door het verleden vanuit het spanningsvolle nu te herinneren.

De sprong van de middeleeuwse bijbelinterpretatie naar Benjamins geschiedenisopvatting lijkt heel groot, maar maakt Agamben begrijpelijk door als tussenstap de studie van Auerbach (met wie Benjamin bevriend was) erbij te halen over de tupos in de Bijbel. In het Latijn is deze term bekend onder de naam figura, en komt overeen met het Bild van Benjamin (die deze vertaling weer overneemt van Luther). Een tupos of figura is een gebeurtenis in de Bijbel die vooruitwijst naar een latere gebeurtenis, waarbij deze laatste als vervulling wordt gezien van de eerdere. Het verschil met een symbool is dat het bij de figura gaat om een werkelijke, historische gebeurtenis. Dit samengaan van eerdere en latere gebeurtenis correspondeert met de verhouding letterlijk en spiritueel, door de latere gebeurtenis begrijpen we wat er op een verborgen manier in de eerdere al speelde.

Opmerkelijk is dat Agamben, zoals eerder ook al eens, op een nogal terloopse manier een Russische theoloog inschakelt. In dit geval Vladimir Losskij (1903-1958) die in 1922 uit de Sovjet-Unie werd verbannen en terecht kwam in Parijs. Hij staat bekend als kenner van de middeleeuwse filosofie en van de Russisch Orthodoxe Kerk. Agamben noemt hem in verband met zijn opvatting over traditie. Losskij betoogt dat Bijbel en traditie geen gescheiden onafhankelijke grootheden zijn, maar onlosmakelijk verbonden. De traditie is het 'licht' dat de openbaring verheldert, de levende adem of de geest zonder welke we de waarheid van de Bijbel niet kunnen ontvangen. We moeten de traditie dus niet opvatten als geschiedenis, maar als de geest van de letter. De traditie is het buitenhistorische moment waarop de historische letter, de geschiedenis van de letter zijn geestelijke betekenis voor ons krijgt.

De betekenis van dit boek van Agamben kun je makkelijk onderschatten. Het lijkt of hij aan het eind van zijn leven ineens vindt dat we de Bijbel moeten lezen, en een pleidooi voert voor een conservatief christendom waarin de letterlijke betekenis van de Bijbel weer moet worden opgewaardeerd. Daarom is het van belang om dit boek te lezen in het verlengde van eerdere boeken, waaronder het genoemde Il regno e il giardino. Maar er ligt ook een radicale politieke inzet in besloten, die volgt uit de Homo sacer-serie. Daar stond de tegenstelling tussen twee vormen van leven centraal, waarvoor de Grieken twee verschillende woorden hadden, bios (het betekenisvolle, zinvolle leven) en zoè (het naakte leven, het leven zonder meer).

Dat het niet om letter en geest gaat maar niet minder ook om het leven maakt Agamben duidelijk in een apart hoofdstukje. Zoals we de letter van de Bijbel kunnen interpreteren, kunnen we evengoed ons leven interpreteren. De gebeurtenissen van ons leven zijn de letters die in onze interpretatie zin kunnen krijgen. Deels valt dit samen met de Bijbel, waarin het leven van Jezus wordt verteld. Maar we kunnen deze structuur ook toekennen aan welk leven dan ook. In termen van Homo sacer zou je moeten zeggen dat elke zoè ook bios is. Elk leven kan worden begrepen als zinvol. Dat we dit niet meer als zodanig ervaren heeft te maken met een verkeerd begrip van de verhouding tussen letter en geest. Door letter en geest los te koppelen, de een ten koste van de ander te waarderen, ontstaan misverstanden en eenzijdigheden met negatieve gevolgen.

Je zou kunnen verwachten dat op dit punt Agamben overgaat tot een kritische theorie, waarin het zinvolle leven alsnog wordt gesteld tegenover het zinloze leven, de ongerealiseerde mogelijkheden die helaas niet tot vervulling zijn gekomen. In een eerder boekje had Agamben zich gekeerd tegen diverse varianten van kritiek, en ook hier interpreteert hij Benjamin om tegenover vertegenwoordigers van de 'kritische theorie', met name Adorno en Horkheimer, een andere opvatting van geschiedenis en messiaanse redding naar voren te schuiven.

Centraal in deze opvatting staat de herinnering als een wezenlijke verhouding tot het verleden, naast of zelfs tegenover de wetenschappelijke. De herinnering kan ongelukkige momenten veranderen in gelukkige, en omgekeerd. In elke gebeurtenis schuilt een 'geheime index' waardoor ze verwijst naar verlossing. Ook zaken in ons leven die we niet hebben gerealiseerd hebben, kunnen een positieve rol spelen in de latere vervulling. Tegelijk moet je ervoor oppassen deze momenten al te direct om te zetten in een theologie. Benjamin spreekt over deze index als een 'zwakke' messiaanse kracht die niet gemakkelijk kan worden begrepen.

Het wachten is op Agamben-exegeten die deskundiger zijn dan ik. Het lijkt of Agamben het tapijt voor hen heeft uitgerold door steeds weer een apart boek te schrijven waarin hij nauwelijks verbanden legt, noch met de actuele politiek noch met zijn eerdere werk. In deze blogs red ik me naar vermogen door er enkele punten uit te lichten en enkele verbanden te leggen. Verder zou je dit soort boeken van Agamben kunnen lezen als performatieve filosofie, als illustraties van de zaken die hij wil uitleggen. Als letters voor ons onmisbaar zijn, ook als ze obscuur en moeilijk zijn, moeten we niet bang zijn als we ook zelf een beetje ondoordringbaar blijven, of zo overkomen. Erop vertrouwend dat er filosofen zijn die meer tijd en deskundigheid in huis hebben om het uit te werken in grootse studies, of ook filosofen die over de wijsheid beschikken dat we zaken kunnen zeggen zonder te begrijpen, én kunnen begrijpen zonder ze te zeggen. Over dit ongezegde dat in elk verhaal schuilgaat, gaat het laatste hoofdstukje, 'Beatrice'.

Premium Photo | Bright sunlight and white dove and holy bible and cross  silhouette of Jesus Christ

1 opmerking:

  1. In dit onaffe verhaal, voor de vuist weg geschreven zoals al je blogs, raak je thema's die me ter harte gaan. Dat heb je al vermoed, want je zult de link naar deze blog niet voor niets naar me opgestuurd hebben.
    Wat mij betreft cirkelt je verhaal rond een dimensie in onze werkelijkheid, in ons dagelijks leven, in ons 'Jetzt' die op kan lichten en dan betekenis geeft aan niet alleen het hier en nu, maar ook aan verleden en toekomst. Je spreekt in verband met Agamben over 'een geheime index' die in elke gebeurtenis schuilt die naar verlossing verwijst. Benjamin noemt dat een zwakke messiaanse kracht. Beide zijn mooie metaforen. Iets wat nu gebeurt, blijkt in verband te staan met wat vroeger plaatsgevonden heeft en kan verlossing betekenen, en zo de toekomst openen. Dat verband zagen we niet eerder, het was verborgen in het hier en nu, was er de geheime index van.

    Agamben verbindt deze inzichten met de middeleeuwse opvattingen van interpretatie van de Bijbel. De Bijbel is natuurlijk het meest geïnterpreteerde boek uit de geschiedenis, en bij uitstek in verband met heden, verleden en toekomst. Er zijn interpretaties in alle mogelijke kwaliteiten. Een kenmerk van kwaliteit is dat er ruimte opengehouden wordt tussen wat er letterlijk staat en wat er aan geest verborgen is in de tekst. Origenes had een genereuze opvatting van interpretatie.

    Ik las in de afgelopen weken met een vrouw bij wie ik de communie breng het verhaal van de broodvermenigvuldiging in het evangelie van Johannes. Naast de letterlijke lezing, die de vrouw altijd gedaan had, plaatste ik een andere, waarin het meer gaat om de vermenigvuldiging van het gebaar van solidariteit van het jongetje dat vijf broden en twee vissen bij Jezus komt brengen om de nood te lenigen van de vijfduizend aanwezige mensen. Het was een mooi gesprek, waarin op een of andere manier mijn lezing niet in plaats van de letterlijke kwam te staan, maar ernaast.
    Het lukt lang niet altijd om de letterlijke lezing overeind te laten naast de meer interpretatieve. Het gevaar is groot om de letterlijke opzij te schuiven, want die is 'naïef', 'achterhaald', zelfs 'schadelijk'. Als beide (of nog meer andere) overeind blijven, is er meer ruimte, ruimte voor iedereen. De geheime index heeft niet alleen betrekking op de inhoud van de reflexie, maar ook op de personen die hun gedachten met elkaar delen. Er ontstaat niet alleen een mozaïek van gedachten, maar ook een gemeenschap, een messiaanse gemeenschap.

    BeantwoordenVerwijderen