zondag 23 mei 2021

Overtuigen of lezen - René ten Bos over het weer

Het vuur nadert. Het boek wordt aan de vlammen prijsgegeven, evenals het huis. Kan zijn dat we moeten getuigen van de waarheid, met Agamben, tegen de leugens en hypocrisie, een soort van laatste moeten. Moeten we dan dit getuigenis stallen in de boeken die ons zoveel tastbaarheid gaven? Of in een cloud zoals deze blog, omdat de cloud meer dan wat ook samenvalt met de overgang naar iets anders, iets nieuws, voorbij de brand?

Met de wolk symboliseer ik twee teksten die ik net gelezen heb, Meteosofie van René ten Bos en When the house burns down van Agamben. Een wolk is niet echt een ding. Ten Bos (na een paar mailwisselingen voelt René natuurlijker aan, maar Ten Bos heeft iets te melden dat privé-mails ontstijgt, vandaar Ten Bos). Ten Bos heeft liever een boek dan een blog, schreef hij me. Dat wil zeker niet zeggen dat hij zich niet wil verdiepen in wolken, integendeel. Wolken verzetten zich tegen classificatie en promoveren daarmee tot geliefde objecten van Ten Bos (zoals eerder bijvoorbeeld water, het volk en bureaucratie): 'We zagen al dat de filosofie lange tijd een angst voor de leegte had. Ze heeft echter ook zeker een bepaalde angst gehad voor wat niet tot vorm kan worden gemaakt. Deze angst nu moet een meteoroloog wel onder ogen zien. Ze weten al lang dat wolken overgangsfenomenen zijn.' (Meteosofie, p.172)

Hoe kunnen we deze angst en deze liefde in een tekst zoals deze blog bij elkaar brengen? Bij Ten Bos lijkt er geen twijfel te bestaan dat het kennisverlangen ons bij de geliefde objecten brengt. Hij heeft een groot vertrouwen in epistemologie dat ik al grotendeels verloren had. Maar omdat ik de boeken van Ten Bos al jaren in één adem lees, moet er iets van verwantschap zijn met zijn onderneming. Laten we onder voorbehoud hernemen dat we allebei iets met Plato hebben. Dat wil zeggen: liefde voor wat er achter de doxa (mening, schijn, luister) zit, niet noodzakelijk tegen de doxa in maar zeker wel erachter, datgene waarnaar die doxai ons voeren als we het geduld hebben ze te volgen.

Geduld is niet onze sterkste kant. Het huis staat in brand, zegt Agamben, en dan moet je beslissen wat de moeite waard is om te doen. Ik herinner me een zwart boek van Ten Bos, met verhalen over zelfmoord en het sterven van de natuur. Er is dus een gemeenschappelijke ervaring, het vooruitzicht daarvan of zelfs al het terugkijken daarop. Bij Ten Bos bespeurde ik behalve wanhoop over de uitstervende soorten ook een bepaald soort lachen, aan het eind van dat boek. Hier, in Meteosofie, start hij al bij de komedie, met de naam De wolken, waarin Aristophanes Socrates afschildert als een meteorofenax, iemand die de kluit belazert als het over het weer gaat.

Toch is de toon van Ten Bos zelf serieus. Het gaat namelijk wel over een onderwerp dat in al zijn mistigheid een katastrofe aankondigt, en wel de klimaatopwarming. Komedie en tragedie liggen dicht bij elkaar. Zei Aristoteles niet dat de mens in staat is te genieten van lichamen in uiteen gesneden toestand? Toch moet het de filosoof lukken om zich te distantiëren van dit plezier. Hij moet de drama's met een ernstige, koele blik gadeslaan, hij moet zijn oordeel kunnen uitstellen.

En zo komen we haast automatisch, via een prachtige, geduldige studie van de wederwaardigheden van het weer bij de oude denkers, bij Kant, de man die winst sloeg uit dingen die ze in zijn tijd vreeswekkend vonden, zoals de Alpen. Het sublieme is de grondervaring waaruit het moderne denken oprijst, dat wil bijdragen aan de ontplooiing van kennis, aan radicale ethiek en aan beschouwingen over de loop van de geschiedenis.

Het zal dan ook geen toeval zijn dat Kant op relatief jeugdige leeftijd iets schreef over de winden. Ten Bos plaatst die studie in de ontwikkeling waarin het weer geleidelijk wordt benaderd als natuurkundig object. Zelfs als filosofen zich ermee bezighouden, beperken ze zich tot theorie en wordt de ervaring naar de achtergrond verdrongen. Dit zal tevens verklaren waarom we das Erhabene, zoals het sublieme bij Kant heet, bij Ten Bos niet tegenkomen.

Misschien ook is de ervaring van Ten Bos uiteindelijk een andere. Zeker, achter zijn meteosofie zit de katastrofe van de klimaatopwarming, even vreeswekkend als potentieel motiverend. Maar de lijn die Ten Bos volgt gaat daaraan vooraf. Het echte drama is namelijk dat die motiverende kracht tekortschiet. De mensen gaan overwegend door met waar ze altijd al mee bezig waren. Ze organiseren klimaatconferenties, waar hoofdzakelijk inktschijterij en gezwollen taal uit voortkomen, taalwolken zou ik zeggen. Misschien is de religie wel motiverender. Daarmee vallen we terug op iets dat voor de filosofie prima heeft gewerkt, toen de goden het weer nog in handen hadden. Maar voor wie niet meer in de goden gelooft, schiet ook de godsdienst tekort.

De oplossing van Ten Bos houdt in dat we terugvallen op een aan de komedie verwante kracht, namelijk de taal die gericht is op overtuigen, belichaamd door de tegenstanders van Plato, de sofisten. We moeten alle taalmiddelen mobiliseren om tot een collectief antwoord te komen op de klimaatkatastrofe. En zo komen we uit bij iets dat de schijn heeft van een tegenspraak, een echte paradox dus, iets dat ingaat tegen de doxa: om de mensen effectief te overtuigen van de ernst van de klimaatopwarming moeten we zeggen hoe het werkelijk zit. Dat houdt in: we hebben op dit gebied geen absolute zekerheden, en dat moeten we toegeven. We moeten niet schromen om metaforen te gebruiken, zoals waarschijnlijkheid en het woord klimaat zelf.

Ook voor deze trope kunnen we uiteraard nog bij Kant terecht, die zich niet laat afremmen door de onkenbaarheid van das Ding an sich. Maar Kant spreekt ons hart niet aan. Daarom kunnen we beter switchen naar de lijn Augustinus, die we eerder signaleerden in Extinctie en hier, in Meteosofie, het scherpst wordt gepersonaliseerd door Pascal. Pascal is op de hoogte van waarschijnlijkheid. Maar ook van de wiskunde. Overtuigd door de experimenten van Torricelli die leiden tot de ontdekking van het vacuüm en van luchtdruk legt hij de basis voor een natuurkunde die gered wordt uit de klauwen van de wiskunde:

'Pascal ontdekt dat de grote fysieke machine die de wereld is niet kan functioneren zonder leegte, en hij ontdekt tevens dat daar een metafysica bij hoort die aandacht vraagt voor de leegte in de mens die deze machine bestudeert.' (161)

Daarmee herneemt Pascal in feite de lijn Democritus en Epicurus, die culmineert in Lucretius. Lucretius past beter dan wie ook bij Ten Bos omdat hij met zijn dactylische hexameters inziet dat je Romeinen met saaie wetenschap nooit zult overtuigen, je moet honing op de rand van de beker smeren als je vieze drankjes aan kinderen geeft.

De boodschap echter van al deze leegteprofeten kan Ten Bos niet ten volle onderschrijven, omdat ze hun kennismachine inzetten om de angst te bezweren. Blikseminslag? Ja, maar een blaasje geeft ook een knappend geluid als het openspringt. Had Lucretius in onze tijd geleefd, dan had hij de mensen wellicht meer angst proberen aan te jagen, omdat het einde der tijden nabij is.

Ook Pascal heeft uiteindelijk zijn redding achter de hand, zijn God van Abraham, Izaak en Jacob. Mede door bestudering van Augustinus kwam hij tot de overtuiging dat diens opvattingen over zonde en genade zuiverder zijn dan die van de Katholieke Kerk.

Vandaag is het Pinksteren, we vier(d)en de dag dat de volgelingen van Jezus hun angst verloren en naar buiten traden, verkondigend in allerlei talen:

'Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden - en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de Heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.' (Handelingen 2, 1-4, vert. NBV)

Helaas - of gelukkig - blijkt dit niet voor iedereen een overtuigende taal. De toehoorders komen uit alle windstreken. Een deel verwondert zich over het gebeurde, een ander deel vraagt zich af of deze mensen niet gewoon dronken zijn.

We komen langzaam bij onze thematiek van het brandende huis, en wie weet valt deze katastrofe te duiden als een pinksterlijke wending ten goede, een wending waar Ten Bos met zijn boek vol op inzet. De verwondering past helemaal in de lijn Herakleitos en Aristoteles, waar het vuur het element is dat overal in kan doordringen, de garant - zou je kunnen zeggen - dat er geen leegte bestaat, dat de mensen ook - volgens Aristoteles - gemotiveerd raken om te weten hoe alles in elkaar zit, overtuigd te raken van het belang van de natuur en van het geluk als ons ultieme levensdoel.

Echter, we kunnen Pinksteren evengoed opvatten als de christelijke herneming van het Babel-verhaal, van de torenbouw die getuigt van de menselijke overmoed, misverstanden en leegte, 'dronkenschap'. Dan komen we weer uit bij Augustinus en Pascal. We moeten hard werken, maar misschien leidt dat harde werken juist naar de ondergang en kan alleen een god ons nog redden. Ook Sloterdijk - hadden we gezien - kunnen we hier plaatsen. Mobilisatie is automobilisatie, en zo versnellen we de klimaatopwarming.

Waarom vertel ik dit, zaken die Ten Bos allemaal weet en vertelt, en die u in zijn knappe, grecofiele boek zelf kunt lezen? Hoe kan Ten Bos mij helpen bij de denkrichting die ik probeer te volgen, via onder anderen Agamben? Mijn leidraad zou niet het chiaroscuro moeten zijn, van de kritiek die probeert het duister te situeren om vandaaruit het licht te ontdekken. Ten Bos doet dat evenmin. Hij kiest aan de hand van Morton voor het duister. Onder tachtig kilometer lucht bewegen we ons als een soort oceaanvisjes op de bodem, we tasten in het duister en zullen dat blijven doen. De 'heilige onwetendheid' dus van Basilides die Agamben citeert in zijn L'aperto. Een boek, laten we zeggen dat dit mijn memoria is, dat ik via Ten Bos heb ontdekt.

Geleidelijk, stap voor stap, gaan we misschien wennen aan deze duisternis. We leren in dit huis te verblijven waarin het vuur zijn werk doet, ten goede en ten kwade. Ons leven begrijpen we zodoende als een vita abitante (wonend leven) waarin we net als de gekke dichter Hölderlin onze wandelingetjes maken en af en toe bezoek ontvangen. De volgende stap die we moesten zetten, wellicht weer met Hölderlin, is hoe we dit wonen als een dichterlijk wonen kunnen inrichten.

Welnu, Agamben doet daarvoor het volgende voorstel:

'In the burning house you continue to do what you had done before - but you cannot avoid seeing that the flames now show you bare. Something has changed, not in what you do but in the way in which you let it go in the world. A poem written in the burning house is truer, more right, because no one can hear it, because nothing ensures that it can escape the flames. But, if by chance, it finds a reader, then that reader will in no way be able to draw back from the apostrophe that calls out from that helpless, inexplicable, faint clamor. Only someone who is unlikely ever to be heard can tell the truth, only someone who speaks from within a house that the flames are relentlessly consuming.'

Met andere woorden, de katastrofè (wending) die de sofisten hebben ingezet als een technè (kunst, techniek) van het overtuigen, blijkt bij Agamben eerder te vinden in een apostrofè, een afwending die soms, onverwacht, door toedoen van de lezer een toewending kan blijken. Het brandende huis is daarvoor de ideale omgeving.

Graag zou ik zo'n lezer zijn voor Ten Bos. Hoe vinden we in zijn boek de hulpeloze, zwakke roep waarin we geen waarschijnlijkheid maar waarheid kunnen horen? Maar misschien situeer ik mijn vraag niet goed, en was het Ten Bos die mij las. Niet zozeer mijn blogs, die ook zelfs, maar ik bedoel de teksten, de denkers en ideeën waarin ik me al tientallen jaren bewoog. In Meteosofie betuigt Ten Bos zich een lezer van denkers die tasten in het duister. Een socratische lezer zou ik zeggen, een lezer die achter de doxai probeert de waarheid te beluisteren, en wel de waarheid van een soort Atlantis zoals Plato dat in zijn Timaios memoreert, het werkelijke of bedachte land waarmee Plato land, water, ondergang en memoria in één beweging samen probeert te denken.

Totdat ik van het tegendeel word overtuigd houd ik vol dat René ten Bos mij juist als platonist zijn meest waardevolle lessen te bieden heeft.

BeleefAlmere.nu


Geen opmerkingen:

Een reactie posten