woensdag 24 april 2019

Tussen speculatie en nuancering - De les van Lucia Langerak

Het mooiste wat een leraar kan overkomen is dat hij zich verdiept in het werk van zijn leerling en alle zeilen moet bijzetten om haar te kunnen volgen. Je zou dit ook wel de didactic fallacy kunnen noemen, de leraar denkt stiekem dat hij de oorzaak is van de vorderingen van zijn leerling. Maar zelfs als het hier geen misleiding betrof, dan zou dat iets veranderen aan ons beeld van de oorzaak. Het is niet de verheven instantie waarheen het gevolg als secundaire afleiding verwijst, maar hooguit een rizoom naast talloze andere.

Met deze verwonding van het narcistische ego (en in een beweging door van de hele wetenschap) zitten we misschien wel midden in de materie die Lucia in haar scriptie aansnijdt. Haar laatste zin citeer ik als een baken waaraan ik me vasthoud om mijn weg te zoeken in voor mij onbekend gebied:
'I think theory, and even pure speculation, have the potential to advance and enrich research, albeit substantiated and nuanced by data from ancient Egypt.' (Lucia Langerak, Cows, Cattle and Chariotry: A case study on classification versus orthography in Ramesside writing, p.29)
Even ter herinnering: speculatie staat bij ons in een kwaad daglicht. Maar de iconische en mythologische betekenis die het oproept is de spiegel (speculum = spiegel), het water waarin de nimf Narcissus het beeld van zichzelf zag, het water waarin hij vervolgens dook en verdronk. We herkennen ons in Narcissus en anders dan hij overleven we de blik in de spiegel, we spreken van de 'spiegelfase'.

Het verhaal van Narcissus speelt een sleutelrol in de filosofie van Freud, waaraan we worden herinnerd door de titel van Derrida, Spéculer sur Freud, en in de draai die Agamben maakt door Freud oog in oog met de sfinx (het beeldje op zijn bureau) zelf te interpreteren als het raadsel. Je kunt een raadsel alleen maar oplossen door het zelf te worden.

Dit klinkt nogal goedkoop, en allerminst als een uitnodiging tot speculatie en nog minder tot de nuanceringen waartoe Lucia oproept. Daarom hebben we dus, als ik me weer vastklamp aan de geciteerde laatste zin, de data van het oude Egypte nodig om onze speculaties te verzilveren.

Het probleem is de enorme afstand tot het oude Egypte. De data die we tot onze beschikking hebben zijn min of meer toevallig door de tijd geselecteerd. Bovendien zit er een enorme overdeterminatie in vanwege het iconische karakter van de hiërogliefen. Daardoor staat de studie van het Oud-Egyptisch bloot aan twee verleidingen. Enerzijds denken we - met Hegel - dat het een dode taal is, de taal van de dood, die voor ons ex negativo getuigt van de Geest. Anderzijds - wat in feite op dezelfde assumptie teruggaat - kunnen we de hiërogliefen zien als een mooi systeem dat een perfect voorbeeld geeft van hoe de taal werkt.

Het is daarom alleen al geen toeval dat de naam Saussure in de scriptie van Lucia meteen al opduikt. Via de tekens (signifiants) krijgen we toegang tot de begrippen (signifiés). Tussen beide bestaat een 'associatieve relatie' die overeenkomt met de determinant of classifier in de Egyptologie. Na Saussure kwam er in de linguïstiek steeds meer aandacht voor de wijze waarop de tekens in de alledaagse, levende communicatie worden ingezet om tot betekenis te komen. Ik stapte in deze ontwikkelingen in de jaren tachtig op diverse plaatsen in: allereerst via de filosofie, waar de associatie nader bepaald werd als 'differentie'; vervolgens in de bijbelse exegese, waar destijds de semiotiek van Greimas in zwang was; en ten slotte in de filosofie van de Russische filosoof Bachtin, die al in een vroege fase de semiotiek flink bekritiseerde maar vervolgens wel overnam.

De invalshoek die Lucia in haar scriptie kiest is ook zo'n kritische discussie waarbij wellicht zoiets als een overname in het verschiet ligt. Haar richtpunt is de theorie van Orly Goldwasser (Hebrew University, Jeruzalem) die stelt dat de 'determinants' toegang bieden tot de manier waarop Egyptenaren vroeger werkelijk dachten en naar de wereld keken. Lucia's kritiek houdt kortgezegd in dat Goldwasser zich tezeer richt op de hiërogliefen, en een belangrijke andere vorm, het hiëratische schrift, onbenut laat. Hiëratisch schrift is in tegenstelling tot de hiërogliefen met pen en inkt geschreven, het is het 'lopende schrift', terwijl de hiërogliefen vooral voor inscripties werden gebruikt. In deze variëteit van het schrift vindt Lucia de ruimte voor de nuanceringen en onderbouwingen die zij aan de hand van een voorbeeld demonstreert en aan het eind bepleit.

Het raakpunt blijft niettemin de speculatie. Ook wanneer Goldwasser te snel over de afstand springt die de Egyptologische data scheidt van het leven van toen, heeft haar theorie zin als speculatie. Daarmee kent Lucia aan Goldwasser een zekere meerwaarde toe boven wetenschappers die theorie bij voorbaat zien als een miskenning van de gecompliceerde details van de Egyptische taal.

Dat maakt Lucia nog niet meteen tot een filosoof. De betekenis van de filosofie - zo die er al is - zie ik als mijn ding, als datgene wat ik steeds opnieuw moet uitzoeken. Daarbij gaat het vast wel om speculatie. Maar er zijn meer mogelijkheden die we moeten openlaten zolang we niet weten welke bijdrage de filosofie in dit soort discussies kan bieden. Ik denk bijvoorbeeld aan de opheldering van de manier waarop de filosofie in het verleden de beeldvorming van de Egyptische cultuur heeft beïnvloed. Dat gaat minstens terug op Plato, die zoals we hebben gezien Egypte in meerdere opzichten idealiseerde, en het is niet zeker of hij daarmee aan die cultuur recht deed.

Ik moet ook denken aan het begrip resonantie dat een andere metafoor dan speculatie in het spel brengt. We stellen ons het Oud-Egyptisch voor als een taal zonder stemmen, vanwege het iconische karakter van de hiërogliefen, en laten ons snel, wellicht te snel, verleiden tot de visuele metafoor, terwijl die op zijn beurt hardnekkig het verlangen blijft oproepen naar kennis van het echte leven destijds, dat we willen denken in termen van 'mental concepts' en sprekende mensen. De hiëroglifische beelden zouden we dan moeten opvatten als representaties in de zin van resonanties. En tot slot zou je nog de weg kunnen bewandelen van het voorbeeld. De titel van Lucia's scriptie - Cows, Cattle and Chariotry - geeft al aan hoe divers betekenissen van eenzelfde teken kunnen zijn, wat nog gecompliceerder wordt wanneer we daar het hiëratische schrift bij betrekken. Dat brengt me op het idee dat we theorie ook zelf kunnen gebruiken zoals we een teken gebruiken, als een koe, vee en/of wagens.

Met dit laatste komen we al dicht in de buurt van Agamben, die in het gebruik de belangrijkste toegang ziet tot het leven. Levensvorm is niets anders dan het gebruik van het leven. Daarbij hoort ook de taal. Nog voordat we weten wat taal is, hoe het werkt, en zelfs nog voordat we weten dat er überhaupt taal is, zijn we al bezig taal te gebruiken. Dat geldt voor de oude Egyptenaar, mogen we aannemen, maar ook voor de Egyptologen terwijl zij nog aan het discussiëren zijn over hoe ze theorie en leven op elkaar kunnen betrekken.

Bij gebruik denk je al gauw aan de pragmatiek. En het lijkt me niet zonder betekenis dat de belangrijke, onderschatte semioticus Charles Pierce, een doorbraak verrichtte door bij het begrijpen van de rol van tekens in de pragmatiek zijn aandacht te richten op het iconische karakter van het teken. (Daarop stuitte ik bij de filmtheorie van Deleuze.) We komen ook langs deze weg steeds dichter bij de taalfilosofie van Agamben. Volgens Peirce en Deleuze is het mogelijk dat beelden refereren aan objecten buiten het denken om. Alleen zo kunnen we verklaren dat de associatie tussen teken en begrip (de hierboven genoemde signifiant en signifié) mogelijk is. Deleuze zet deze gedachte in om film als meer te zien dan als visuele illustratie bij een boodschap. De gedachte kunnen we evenzeer zien als object van een beeld dan andersom.

Voor de Egyptologen die vertrouwd zijn met hiërogliefen kan deze ontdekking nauwelijks verrassend klinken. Anders wordt het misschien wanneer we de correctie van Lucia ook doortrekken naar de filosofie (u ziet, de leraar verandert langzaam in een leerling). Wanneer niet het iconische karakter van het schrift in associatie met het begrip bepalend is voor de betekenis, maar de gematerialiseerde relatie tussen de diverse zintuiglijke bronnen (beeld en klank), dan komen we op het idee dat taal tot stand komt vanuit iets dat zelf niet kan worden gerepresenteerd.

Als Agamben het juist ziet, dan kunnen we deze opvatting al aflezen bij Plato, of misschien wel juist en uitsluitend bij Plato. In zijn beroemde Zevende brief legt Plato uit dat je voor het begrijpen van bijvoorbeeld een cirkel vijf elementen nodig hebt: 1) de naam cirkel (vgl. de signifiant) 2) de definitie (signifié) 3) het beeld  4) de kennis en 5) het ding zelf (to pragma auto). Onder verwijzing naar een handschriftvariant stelt Agamben dat we dit vijfde element niet moeten zien als een extra object van de andere vier dat we moeten veronderstellen. Nee, het is andersom. Zonder dit vijfde element kun je de andere vier niet bedenken, je kunt niet zien dat het om taal gaat en dientengevolge om het ding zelf. Je hebt dus het ding zelf nodig om de andere vier te kunnen denken. Het ding zelf maakt het mogelijk het ding te zien als naam, definitie, beeld en kennis. Het is geen extra ding, geen volmaakte kopie, maar deze mogelijkheid. Hier ligt vervolgens ook de aansluiting met Aristoteles, die probeert het zijn niet zozeer als werkelijkheid te denken, maar vooral als dunamis, mogelijkheid. Begrijp je eenmaal wat de idee bij Plato inhoudt, dwars tegen de gangbare voorstellingen daarvan in, dan kun je zowat de hele geschiedenis van de filosofie herschrijven, en dus ook de wetenschap.

Ik weet niet wie ik nu aan het uitleggen ben. Is het Plato, Agamben? Of nog steeds Lucia? Laat ik omwille van het voorbeeld, nog steeds de cirkel, me beperken tot het citaat waarmee ik begon, om te ontdekken dat bij Lucia de essentie eveneens draait om de mogelijkheid, de potential. Niet de speculatie rechtvaardigt de theorie, maar de relatie tussen de speculatie en de noodzakelijke nuances en onderbouwingen, betrokken op beeldtaal en lopend schrift:
'I think theory, and even pure speculation, have the potential to advance and enrich research, albeit substantiated and nuanced by data from ancient Egypt.'
Hopelijk zal Lucia me komende zomer vanaf de heuvels van Jeruzalem, in gesprek met Orly Goldwasser, met haar lessen blijven bijlichten. Jeruzalem, stad van onvervulde hoop, of van totaal anders waargemaakte hoop.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten