Het toerisme is mijn ergernis. Je wil toch graag iets bezoeken voor een gesprek of een ervaring. Maar de toerist wil alleen maar langs iets schuiven om het op de foto te zetten. Vervolgens gaat hij opscheppen over zijn reis, over hoe geweldig het allemaal was.
In zijn genomineerde roman Grand Hotel Europa gaat classicus Ilja Leonard Pfeijffer dieper op de kwestie toerisme in. Is het wel fictie? Ja, wordt er in de roman gezegd, maar de waarheid is in fictie meer thuis dan waar ook. Het lijkt erop dat de toerist binnenstebuiten kan worden gekeerd. Niemand wil toerist zijn, toerist zijn alleen de anderen. Zelf ben je gewoon op reis. De toerist is alleen de ander.
Hebben we nu de waarheid van de toerist te pakken? Nee, want als we het voor de toerist opnemen, doen we dat vaak om de ander juist buiten de deur te houden. We willen het de toerist naar de zin maken, en daarom moeten we de vluchtelingen buiten zicht houden. Geen zwarte mensen te zien in de straten van Malta, de voorpost van Europa richting Afrika. Vluchtelingen moeten zo snel mogelijk weg van de Griekse eilanden, om het toerisme weer op gang te brengen. De toerist mag dus wel de ander zijn, hij is dat toch wel namens ons, en o ja, we waren zelf ook nog die toerist.
Lezend in Robert Hughes' boek over Rome kwam ik op de gedachte dat de toerist misschien ook een nieuw perspectief biedt om de levens van Rome in beeld te brengen. Wat zou die gedachte kunnen inhouden? Kijken met de blik van een exotische vis, je ziet alles alleen wazig en vluchtig. Ook de gymnasiale Romereis zou zo weer interessant kunnen worden. Je bent weliswaar toerist, maar dat geeft je speciale extra krachten waarmee je Rome kunt bezichtigen.
Een beetje cynisch ben ik wel, ja. Rome was misschien nooit anders dan het gedroomde doel dat vooral een droom moest blijven, en daarom werd ingericht als een droom. Iedereen wist eigenlijk wel dat die droom fictie was, maar zoals Pfeijffer een van zijn personages laat zeggen: fictie bevat meer waarheid dan de zogenaamde non-fictie. Deze droom brengt geld in het laadje, en belangrijker nog: we kunnen deze droom uitspreiden over de hele wereld, zodat die wereld au fond niets meer is dan een droomgezicht.
Nog gaf ik mijn strijd niet op. In mijn beschrijving van de Romereis probeerde ik de gedachte dat je die fictie of droom kunt beschouwen als een soort kamer, een hotelkamer, die als uitvalsbasis kan dienen om contact te maken met de echte wereld. 'I am looking for a reum', zegt vreemdeling inspecteur Clouseau in het hotel. Grand Hotel Europa (het fictieve hotel of de roman van Pfeijffer) zou zo een ruimte kunnen zijn van waaruit we de belangrijkste problemen van onze samenleving kunnen verkennen. Het toerisme is het belangrijkste probleem, omdat het de bestemming van de mens symboliseert die via de vliegreis op weg is naar de vernietiging van de ervaring en uiteindelijk van zichzelf. De toerist symboliseert het uitsterven. Bucket list, met een variant op Napels: Rome zien en dan sterven. Religieus geformuleerd: Rome zien en het eeuwig leven beërven.
Nu nog een sprong naar de lezing die ik met mijn examenklasje zojuist bijwoonde. We reisden van Tiel naar Utrecht, min of meer als toerist. Pizza eten, lopen door de Kanaalstraat, luisteren naar Dr Jelle Abbenes over de slag bij Marathon. Ja, dat heeft alles met toerisme te maken, want Abbenes keek door de ogen van de Romeinse proto-toerist Pausanias naar die beroemde slag. Hij gidste ons langs zijn reconstructie van een schilderij dat de oude Grieken hadden opgehangen in de Stoa Poikilè in Athene. Dat schilderij is weliswaar verloren, maar goed, we zijn toeristen, nietwaar?, dus gaan we mee in de reconstructie en zien we dat ook de oude Grieken al toeristen waren die door de Stoa liepen en schuifelden langs het schilderij met de helden en goden van de slag bij Marathon.
Samengevat: de toerist ziet dat toerist Pausanias in de Oudheid al zag hoe de oude Grieken als toeristen hun museum bezochten. Inclusief Herodotos, de schrijver die we dit jaar lezen. Herodotos noemt al die helden en goden, en laat zien dat hij dat schilderij ook heeft gezien. Ook Herodotos is toerist.
Daarmee is de cirkel rond, alle cirkels zijn nu rond, de cirkel der cirkels. Geschiedschrijving lijkt op het vertellen van verhalen. Het lijkt op wetenschappelijk onderzoek. Het lijkt op drama. Maar zelfs in Herodotos vinden we iets wat vooruitloopt op de toerist van nu. Hij noemt een paar namen, suggereert een paar anecdotes. De toerist die het schilderij kent weet waarover hij het heeft. De toerist die het schilderij niet kent herkent de namen uit andere beschrijvingen.
Zouden we ook kunnen zeggen dat de toerist van nu een echo is van de toerist Pausanias, en in zijn kielzog Herodotos? Kunnen we onszelf als toerist beter begrijpen via het antieke toerisme? Ik vermoed sterk van wel. We zien vaders die opscheppen over de rol van hun zonen in de strijd tegen de Perzen. Kallimachos stierf door de Perzische pijlen maar bleef overeind en verjoeg als dood spook nog de Perzen! Kynegeiros pakte de achtersteven van een Perzisch schip, kreeg zijn armen afgehakt maar spoot de Perzen weg met zijn bloed! Snoeven na de overwinning, de oudheid leert ons daarover iets wat we als toerist al weten, maar nog niet genoeg. We krijgen er geen genoeg van. En wat telt: wij waren erbij.
Abbenes vatte de les terloops nog even in een woord samen, voor wie het interesseert (maar niet dus de toerist): propaganda.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten