dinsdag 25 december 2018

Rome door het wazige vissenoog van Hughes

Tussen de puinhopen van het pakpapier van gisteravond lees ik de laatste bladzijden van Robert Hughes, de Australische kunstliefhebber die voor Rome viel mede dankzij La dolce vita van Fellini. Aan het eind van de film spartelt een vreemde vis in een net. Je ziet alleen zijn oog dat arrogant en onverschillig in de lens staart. De feestgangers drommen eromheen. Waar komt hij vandaan, die vis? 'Uit Australië, ' oppert iemand buiten beeld. Hughes identificeert zich meteen met die vis.

Misschien wordt het via de blik van Hughes mogelijk om Rome opnieuw te bezien, en daarmee een nieuw leven te geven. De belangrijkste afrekening die daaraan is voorafgegaan is die met het katholicisme. Aldus Hughes een bladzijde eerder, wanneer hij de scène uit La dolce vita memoreert waarin een lelijk beeld met zegenende armen aan een helikopter over de stad wordt gedragen:
De alomtegenwoordigheid van valse religie is evenzeer een thema van La dolce vita als gemanipuleerde emotie, en als een pas ontpopte ex-katholiek genoot ik van elke minuut: het zag eruit en voelde aan als wraak, wat het ook was: Fellini's eigen wraak. (p.478)
In weerwil van de door de Trevifontijn wadende Anita Ekberg of juist mede dankzij deze scène wordt ons beeld van Rome verpest omdat we onze liefde moeten delen met de massa. Niet alleen de Trevi, ook - zoals Hughes ervaart - de Sixtijnse kapel zit mutjevol, het is een rugbyscrimmage geworden.

Nu is het niet erg om een stad ten onder te zien gaan. Het behoort tot het leven van een cultuur dat die haar energie verliest, van de cultuur als zodanig. Juist dan slaat de uil van Minerva zijn vleugels uit, we winnen de juiste afstand om ons af te vragen wat die cultuur geweest is, en hoe we zelf erdoor gevormd zijn. Maar voor een Australiër zit de echte ergernis in het geklets van de toeristen om hem heen. Hij heeft ver moeten reizen om oog in oog te staan met de oorsprongen van zijn cultuur, zijn geschiedenis, zichzelf. Hij heeft zich serieus verdiept in Michelangelo en moet dit moment benutten om een ervaring op te doen. En juist dan blaten de mensen om hem heen, Berlusconi-achtige Italianen, over voetbal ofzo, en is de rugbyscrimmage een nog betere weergave van zijn ervaring, en wordt Hughes teruggeworpen op al te verre afstand, Australië.

Rome hebben we eerder met Rémy Brague proberen te begrijpen als renaissance en zelfs 'romanisering'. Hughes lijkt die idee te onderschrijven met zijn titel, De zeven levens van Rome. Maar de lezer begrijpt onmiddellijk dat het getal zeven afsluiting impliceert, een afsluiting die de cirkel met de oorsprong, de zeven heuvels, rond maakt. Zeven levens, en een achtste zal er niet zijn, om de beroemde uitspraak van de Russische monnik Filofej over Moskou te parafraseren ('Twee Romes zijn gevallen. Het derde houdt stand. En een vierde zal niet zijn.')

En wat als we nu eens niet de renaissance maar de afsluiting tot uitgangspunt nemen van de idee Rome? Rome kan opnieuw herleven, maar zal dat slechts doen door zich voor zichzelf af te sluiten. Het kan slechts naar zichzelf kijken, en wij met de stad, om zo te zeggen, door het wazige oog van een exotische vis, arrogant en onverschillig.

Misschien verklaart dit ten dele, op een nogal wazige manier minstens, hoezeer Hughes de plank misslaat als hij de Oudheid in beeld brengt. Bijvoorbeeld doordat hij aan Nero de bouw van het colosseum toeschrijft, wat hem de hoon van Mary Beard oplevert. Je kunt dat wel weer allemaal rechtzetten. Maar hoe preciezer je dat doet, hoe meer je op afstand raakt van de cultuur. Want dat is nu eenmaal een wazig begrip, en zal dat altijd blijven. Hoe preciezer je naar de cultuur kijkt, hoe waziger het wordt.

Precies daarom kan Hughes, als geïnteresseerde toerist, weer dingen zien die ons anders zouden ontgaan. Zo ben ik behoorlijk onder de indruk van de parallel die Hughes trekt tussen het Rome van Romulus en Remus en de westernstad Dodge City, de grensplaats van de staat Kansas die rond de ontgonnen spoorlijn het schuim der natie aantrok:
De embryonale stad, geworteld in een onverklaarbare broedermoord, had één stichter, niet twee, maar nog geen inwoners. Romulus zou dit probleem hebben opgelost door een asiel of toevluchtsoord aan te leggen op wat het Capitool zou worden, en het schuim van primitief Latium uit te nodigen: weggelopen slaven, ballingen, moordenaars, allerlei criminelen. Volgens de legende zou het - om een moderne vergelijking te maken - een soort Dodge City zijn. Dit kan niet volledig waar zijn, al zit er een kern van symbolische waarheid in. Rome en haar cultuur waren niet 'puur'. (p.22)
Alles in dit citaat ademt wazigheid, de mythe van de stichting, de mythe van de zuivere oorsprong, de onwil of onmogelijkheid (welk van beide?) om dit wetenschappelijk op te helderen, de parallel met Dodge City (bedoelt Hughes de plaats of de film? en sluit zijn 'legende' niet ook zijn parallel in?), de aanhalingstekens rond het woord puur.

Pas later, veel later, ten tijde van Augustus, wordt Rome een idee, een ideaal. En dan zitten we dus al in het tweede of derde leven van de stad. Augustus heeft belang bij zuiverheid, precisie, vooral in morele zin. Maar die zuiverheid gaat altijd samen met het verdonkeremanen van de echte oorsprong, en laat dat nu precies de manier zijn waarop die oorsprong richtinggevend voor de cultuur blijkt te zijn. Niet alleen Grieks (zoals Brague het graag wil), maar evenzeer Etruskisch. Hoe dan ook onzuiver, 'exotisch'.

Uiteraard moeten we bij Dodge City wel denken aan Australië, de 'fatale kust' zoals Hughes die in zijn bestseller heeft beschreven. Ik moet dat boek nog lezen, maar ben al gelukkig besmet door het fabuleuze en onderschatte boek van Inez van der Spek, 'Kraaienwacht - Een gevorkt verhaal over migranten en moderne kunstenaars in Australië', oftewel een ogenschijnlijk tweeluik over de mislukte emigratie met haar ouders en broertje naar Australië en over kunst van Aboriginals. Via dit boek winnen we een nieuw zicht op Rome, als we het (evenzeer gevorkte) pad van Hughes volgen.

Mijn hypothese: we kunnen cultuur pas begrijpen als we oorsprong en ondergang aan elkaar gelijkstellen. Dat klinkt nogal abstract. Maar het wordt duidelijker wanneer we Hughes zien worstelen met Mussolini. We zijn geneigd om hem ofwel als een soort Hitler te zien, dus het absolute kwaad, ofwel - met zijn waarschijnlijke ex-minnares Barabanoff - als een angsthaas. Hughes ziet Mussolini anders, zo ongeveer als een wetmatigheid van de Italiaanse cultuur, en misschien kunnen we die lijn wel doortrekken naar de politieke dimensies van cultuur als zodanig. Hij citeert hem met een theatrale pose:
'Ik heb het fascisme niet gemaakt. Ik haalde het uit het onderbewustzijn van de Italianen. Als dat niet zo was geweest, hadden ze me niet allemaal twintig jaar lang gevolgd, ik herhaal: állemaal.' (p.461)
Met andere woorden: Mussolini is niet meer dan een 'tussenpersoon', hij is in die zin zelfs 'onfeilbaar', onfeilbaar voorzover hij de al te feilbare onderbuikgevoelens van de Italianen voor politieke doelen wist in te zetten. Hij kon zijn stempel op de cultuur drukken omdat hij de cultuur in verheven zin, als ideaal, tegelijk met de grond gelijk maakte. Bekend is zijn opgraving van oude tempels onder het Largo Argentino, waarvoor hij de zestiende-eeuwse kerk San Nicola ai Cesarini sloopte.

Over twee maanden zit ik opnieuw met mijn schoolklas in Rome. We gaan er de toerist uithangen. Voorheen deed ik daar nogal schamper over. Het levert vooral selfies op, en de gelato's vormen het hoogtepunt van elk dagtripje. Maar ik zal ditmaal kijken met het wazige oog van de exotische vis, een oog waarover elke toerist, en misschien juist hij, beschikt. Deze toerist is een toppunt van beschaving vergeleken met de toeschouwer van de gladiatorengevechten in de tijd van Augustus. Midden in de Sixtijnse kapel houden de toeristen waar mogelijk afstand van hun buren en schuifelen vooruit, zich amuserend met de kreten van de bewakers ('Silenzio!').

Niet de wraak van Fellini, die wraak effende het pad voor een nieuw leven van Rome. Dat nieuwe leven aanschouw ik hier op de luie bank, waar ik Rome kan bezoeken met street view of via de virtuele musea, of bladerend in Hughes. Het nieuwe leven houdt in dat we virtueel door de zeven levens over de zeven heuvels wandelen. Noem het schijndood, en dat is nu precies de reden waarom we dat wazige vissenoog nodig hebben.

Afbeeldingsresultaat voor dodge city







Geen opmerkingen:

Een reactie posten