donderdag 27 december 2018

De zelfgave van pianiste Hélène Grimaud

We zoeken nog steeds hoe we door muziek genezing kunnen vinden voor de algehele depressie, waarvan Agamben gewag maakt in zijn wending naar Aristoteles. Het is dus niet overdreven om Hélène Grimaud te lezen, Ongewone lessen - Een spirituele reis door Italië. Fabuleuze pianist, iets met onderwijs, en schrijven kan ze ook al. Toch is ze diep ongelukkig. How come?

Dat weet ze zelf ook niet. Ze maakt er een persoonlijk project van, een reis door Italië zoals de ondertitel zegt, maar eindigend in Hamburg, de stad van Brahms. Haar portret staat op de voorkant, een type vrouw met dromerige blik en glimlach dat alle mannen aantrekt, maar die zich door haar spirituele honger zelf vooral tot oudere mannen aangetrokken voelt. En wel voor de spirituele lessen die ze haar te bieden hebben.

Misschien kan ze bij die mannen weer een klein meisje zijn. Dat is in elk geval deel van haar zoektocht. Kleine meisjes worden verwend met poppen, maar als ze zo zijn als Grimaud hebben ze de pest aan poppen. De poppen zijn handlangers van de dood. De meisjes laten hun poppen bij de dood 'inslapen onder het zingen van vreemde bezweringen' (p.86). Het is dus oppassen geblazen als we door Grimaud worden betoverd, door haar fabuleuze spel.

Maar onder die almacht en de vriendschap met de dood schuilt dus die depressie. We vermoeden een trauma of zoiets. Pas gaandeweg wordt duidelijk - voor ons maar ook voor haarzelf - dat haar leegte au fond niets met een trauma te maken heeft. Ik zei al dat Grimaud goed kon schrijven. Ze bouwt de spanning op tot vlak voor het eind, wanneer ze zo diep mogelijk is gedoken in haar ziel om te ontdekken wat ze mist.

Facilis descensus Averno, zegt Vergilius. De afdaling naar het inferno is makkelijk, moeilijker is het om weer boven te komen. Lange tijd lijkt het of Apollo Grimauds leidsman is. Een man had haar na weer zo'n diepzinnig gesprek een muziekmechaniekje gestuurd met Apollo erop. Apollo is de god van de genezing, maar ook van de muziek, het licht en het inzicht. Het lijkt dus alleszins logisch om het spoor Apollo te volgen. Temeer daar Apollo het kind is van een wolvin. En Grimaud heeft iets met wolven, heel veel zelfs. Ze is verbonden aan het Wolf Conservation Center nabij New York. Als ze even een dip heeft loopt ze naar haar wolven en is alles weer oké. En natuurlijk pianospelen. De vergelijkbaarheid van beide verwijst als vanzelf naar Apollo.

(Laat ik en passant nog even memoreren dat Aristoteles niet ver weg is. Hij stichtte het Lyceum, 'Loukeion', zo geheten omdat in de buurt van zijn college een beeld van Apollo stond, de god van de loukos, wolvengod. De zon is - tenminste in Griekenland - verwant aan de wolf omdat hij ons kan verscheuren als je je er teveel aan blootstelt.)

Je zou kunnen zeggen dat de wolven en de muziek Grimaud misschien wel beschermen tegen haar depressie, maar ze verhinderen ook dat ze echt tot de leegte doordringt. Daar komt ze pas achter wanneer ze op advies van haar 'leraar' een musicus in Hamburg bezoekt, die haar kan inwijden in de diepere betekenis van haar muziekmechaniekje. Ik probeer nu om niet te spoilen, maar misschien kan ik dat wel het beste doen door de ontknoping maar gewoon te vertellen. Daarbij laat ik me inspireren door een suggestie van Grimaud zelf:
Hoe moest ik hem [een jongeman die ze onderweg ontmoet, 'de Onbekende'] nou uitleggen dat ik niets verzwegen had, maar alles had gezegd? Dat mijn leven, mijn hele leven bloot lag, dat ik ervoor gekozen had om het middaglicht lief te hebben? Dat door geen geheimen te hebben, niets meer te verbergen, wijzelf geschilderd worden in de kleuren van de wereld, altijd in het harde licht van de volle dag, en zelf een geheim worden. Het grote geheim is als men niets meer te verbergen heeft en door niemand kan worden gepakt.
Zo wordt alles mysterie.  (p.134)
Nu lijkt het of Grimaud zelf de echte leraar is, en dat ze bij haar Onbekende op een muur stuit. De Onbekende wil alleen maar nuchterheid, hij wil het lot aanvaarden zoals het is, ook al brengt ons dat niets dan ellende. Tegenover hem verzinkt Grimaud in onmacht, met al haar licht en blootstelling. We kunnen er dus vanuitgaan dat dit niet de zelfgave is die ze aan de wereld te bieden heeft. Uiteindelijk is toch niet Grimaud de leraar, maar de Onbekende, omdat hij haar duidelijk maakt dat ze met haar zelfgave geen succes heeft, en dat het ook maar weer een poging is om de echte zelfgave in de liefde te ontvluchten.

Het probleem met Apollo is dat hij niet goed kan falen.

Ik moet nu denken aan het beroemde verhaal waarin Apollo de nimf Dafne achtervolgt, omdat Cupido een fatale pijl in hem heeft geschoten, waardoor Apollo niet anders kan. Dafne roept haar vader aan, een riviergod die de macht heeft om haar in een boom te veranderen (een laurier; Dafne betekent net als het Latijnse Laura laurier). Beeldt dit verhaal nu het falen van Apollo uit of wordt hij juist tegen zijn eigen falen beschermd door de metamorfose van Dafne?

Hoe het ook zij, Grimaud komt bij het falen niet via dit verhaal uit, maar via het verhaal van Orpheus en Eurydice. Maar ook daar is Apollo in het spel. Hij is de god die bij de bruiloft van het paar een hoofdrol speelt. Maar zoals bekend mislukt het huwelijk. Eurydice sterft, en Orpheus mag haar weliswaar terughalen uit de onderwereld, maar maakt daarbij de fout tegen het verbod in achterom te kijken. Met andere woorden, het zijn sterfelijke mensen, dus zonder perfectie. Maar precies daardoor beschikken mensen over een bijzondere mogelijkheid. Ze kunnen zich bewust zijn van hun beperkingen door zelfonderzoek. Breken met de luiheid, aan het werk gaan. Daardoor bereiken ze een vrijheid die neerkomt op de taak om jezelf te zijn.

Deze les wordt Grimaud verteld door de blinde musicus in Hamburg. Maar Grimaud is niet tevreden, ze is vooral voor zichzelf het enfant terrible dat volgens de achterflap tot haar reputatie behoort. Grimaud kan alleen maar Grimaud zijn als ze de les van haar leraar op unieke wijze volgt, als ze er een draai aan weet te geven die op dat moment nog onvoorzien was.

Het is moeilijk om die draai goed te begrijpen. Ik lees de laatste bladzijden nog een paar keer. Het lijkt zo simpel. Grimaud was gewoon even vergeten dat je voor geluk moet werken. Het is een taak, de taak om jezelf te zijn en om dit te delen met anderen. De pianist is een leraar doordat z/hij het geluk met anderen deelt, zich in de uitvoering blootstelt aan anderen.

Is het dat? Is geluk inderdaad een taak, is het hard werken? Offer, zelfoffer?
Als dat zo is, dan heb ik in dit boek iets gemist. Ik heb het boek zo gelezen dat Grimaud zich van het begin af aan al gaf, en dat ze hard aan het werk was. Het is moeilijk te zien hoe ze door haar nieuwe inzicht ineens bevrijd kan raken van haar leegte. Het kan natuurlijk dat het boek bij herlezing muziek is geworden, licht. En daardoor mysterie...

Het kan ook zijn dat de les van Hélène Grimaud pas tot me doordringt wanneer ik op mijn beurt afvraag hoe ik mezelf kan worden op zo'n manier dat ik het met anderen deel. De zelfgave van Grimaud werkt alleen als ik het kan zien als een voorbeeld dat ik - op mijn eigen, onnavolgbare manier - moet volgen doordat ik overga tot zelfonderzoek.

Ik sluit niet uit dat het onderzoek waarin ik me bevind inderdaad zo werkt. Ik schrijf blogs, en in die blogs doe ik aan zelfonderzoek. Ik faal keer op keer, als muziekstudent, als filosoof, als leraar... Het falen is echter nog tezeer achter iets of iemand aanrennen, alsof ik Apollo ben of zou moeten zijn. Maar die hele Apollo is ook niet meer dan een poppetje op een mechaniekje... een pop waarover een klein meisje praat dat haar leraren in haar magische ban brengt .... aha, de herlezing brengt me dichter bij de les van Grimaud, en wie weet dichter bij mezelf... mijn lezing is mijn zelfonderzoek als performance waarin ik mijn geluksstreven met u deel, u, mijn publiek dat ik nodig heb.

Laten we deze structuur orfisch noemen, het centrum is het werk van Orpheus die uit de onderwereld de weg omhoog gaat, waarbij hij achterom kijkt, precies daardoor faalt, en zich daarvan bewust is. Zijn falen wordt nu de zang van Ovidius, de Ovidius die op zijn beurt weer faalt, in zijn verbanning, afgesneden van zijn vrienden naar wie hij niettemin blijft schrijven, aan de Zwarte Zee. Met andere voortekens zou je het ook Faustisch, Platoons of jezuïetisch kunnen noemen, een deal met de dood waarbij je gokt op de wedergeboorte, een leven dat ontstaat doordat je afdaalt in de diepte van je onbewuste, uit zelftherapie.

Terugkijkend - alweer terugkijkend, met het terugkijken van Orpheus of iemand anders - naar Agamben en Aristoteles lijkt het me geen overbodige luxe om dit centraal stellen van taken en werken, werken aan je zelfgave als taak, te deconstrueren, vanuit de buiten-werking-stelling die de volledige zelfgave van het zijn als vermogen in de verwerkelijking (energeia) tegengaat. Muziek kan pas ontstaan uit werken als de zelfgave eraan voorafgaat. De zelfgave is geen werk. Ze is er op een of andere manier al, zoals Grimaud weet en ook zegt.

Ze kijkt naar de wolvin die haar jongen zoogt. Die wolvin heeft niet gedaan aan zelfonderzoek, en is evenmin een god. Ze geeft ons een beeld van zelfgave dat misschien wel heel anders uitpakt dan hoe wij het meestal opvatten. Wij denken bij zelfgave aan opoffering, jezelf net zo lang leegzuigen tot de burn-out erop volgt. De depressie is het teken dat we ons restloos hebben gegeven. Zo niet de wolvin. Grimaud:
De wolvin die haar jong lag te voeden gromde niet, verroerde zich niet. Ze schudde even later de sneeuw van zich af zonder haar mimiek te veranderen: geen medelijden of ontferming, geen gêne, geen vals en luidruchtig vertoon van medeleven. (148)
Een groep gehandicapte kinderen staat te kijken en krijgt volgens Grimaud een kick, omdat ze via de zogende wolvin geconfronteerd worden met hun eigen levensinstinct, terwijl ze gewend zijn om te worden omgeven worden met medelijden en zorg. Levensinstinct: het intense geluk om te bestaan.

De wolvin zou je leraar of voorbeeld kunnen noemen. Maar Grimaud komt erachter dat de wolf ook de ander is, die vraagt om nauwkeurige observatie. Haar onbevangenheid in de omgang met haar wolven beschermde haar meestal, maar niet per definitie. De wolf is de ander, hij is net als wij uniek. Je hebt dus die onbevangenheid nodig en evengoed die behoedzaamheid. Dus ook bij pianospelen, als we Grimaud moeten geloven. En zij kan het weten.

Afbeeldingsresultaat voor dom aachen wolf







1 opmerking:

  1. Helene Grimaud is een INFP-er. Kenmerk van dat persoonlijkheidsprofiel is 'wounded at the core'. Dat heeft dus idd niks met een trauma te maken. Andere bekende INFP-ers zijn Schubert, Tchaikovsy, Satie en filosoof Kierkegaard.

    Kenmerken van INFP:
    creative, smart, idealist, loner, attracted to sad things, disorganized, avoidant, can be overwhelmed by unpleasant feelings, prone to quitting, prone to feelings of loneliness, ambivalent of the rules, solitary, daydreams about people to maintain a sense of closeness, focus on fantasies, acts without planning, low self confidence, emotionally moody, can feel defective, prone to lateness, likes esoteric things, wounded at the core, feels shame, frequently losing things, prone to sadness, prone to dreaming about a rescuer, disorderly, observer, easily distracted, does not like crowds, can act without thinking, private, can feel uncomfortable around others, familiar with the darkside, hermit, more likely to support marijuana legalization, can sabotage self, likes the rain, sometimes can't control fearful thoughts, prone to crying, prone to regret, attracted to the counter culture, can be submissive, prone to feeling discouraged, frequently second guesses self, not punctual, not always prepared, can feel victimized, prone to confusion, prone to irresponsibility, can be pessimistic

    BeantwoordenVerwijderen