donderdag 23 augustus 2018

In de ban van Agamben

Soms fantaseer ik dat deze blogs in al hun vluchtigheid een kristal vormen. Vanuit verschillende kanten kijk je naar de kern van het kristal. En het enige wat je ziet zijn die vlakken zelf. Het voelt alsof ik mezelf in dat kristal heb gerealiseerd. De vlakken geven me de mogelijkheid mijn bestaan te accepteren. Ik kan eindelijk weerstand bieden aan de wereld. Als die me aanklaagt kan ik zeggen: kijk maar, ik ben een kristal!

Zonder er erg in te hebben zegt dit beeld tevens dat mijn ik behalve die weerstand als zodanig onzichtbaar is. Het kristal is niets anders dan die massa en die vlakken met hun resistentie en hun kleurwerkingen. Je hoeft het kristal niet eens te pellen, als dat al zou kunnen. Je kijkt er dwars doorheen en ziet niets anders dan de vlakken aan de andere kant.

Ook de gewenste resistentie is niet gegarandeerd. Mijn blogs zijn - ook als je overtuigd bent van het beeld van het kristal - evengoed een sneeuwkristal dat al smelt als je ernaar kijkt. Er hoeft maar een storinkje op te treden, gedoe met wachtwoorden of censuur van Google, en mijn blogs zijn voorgoed verdwenen.

Nu goed, kristallen zijn mooi, vanwege hun symmetrie met name. En daar belanden we dan toch bij het thema van de esthetica. Mooi, zou kunnen. Ik lees mijn blogs achteraf met plezier door. Ze voegen iets toe aan de kernloze, wezenloze indruk die ik van mezelf heb als ik niet schrijf. Het lijkt nu of ik iemand anders ben geworden zonder op te houden mezelf te zijn. Verrijking zowaar. De kern van mezelf als kristal is de esthetische ervaring.

En laat het nu net de esthetische ervaring zijn die door Agamben - in navolging van Benjamin - onder vuur is genomen in zijn eerste boek, 'De mens zonder inhoud' (L'uomo senza contenuto, 1970). Alleen al die titel vertelt me wie ik ben en hoe ik mezelf ervaar. Ik heb geen inhoud of weerstand, bij het minste of geringste grijp ik naar een boekje van Agamben om te weten hoe ik over zaken moet denken. En diezelfde Agamben bevestigt mijn zelfbeeld vanuit een historische en filosofische analyse. Geen wonder dat ik een mens zonder inhoud ben, ik ben het resultaat van een ontwikkeling die al eeuwen gaande is.

Ik ben me ervan bewust dat ik in een paradox ben beland, of een andere vorm van tegenspraak. Ik heb geen inhoud en ben vast ook mede daardoor in de ban geraakt van een denker met heel veel inhoud. Die dus zegt dat onze situatie zodanig is dat we mensen zonder inhoud zijn.

Grote denkers kunnen zich uit de tegenspraak redden door op niveau te denken. Ze herkennen elkaar. Agamben schreef zijn boekje toen hij de séminaires van Heidegger in Le Thor volgde. Ook kende hij het werk van Walter Benjamin en zijn politieke kritiek van de esthetische ervaring. Denkers van zo'n niveau kunnen spreken van 'ontmoeting'. Ze lezen een denker en zijn meteen verkocht. Oké, dit is niet helemaal waar. In mijn vorige blogs zagen we dat Agamben bang was zich in Benjamin te verliezen, en daarom ook Heidegger nodig had. En andersom natuurlijk. Divide et impera.

Voor een denker van mijn niveau zou het ridicuul zijn van 'ontmoeting' te spreken. Ik ben vooral een lezer en kan verslag doen, met mezelf als eerste adressant, van wat ik lees. Niet meer dan een indruk van hoe het gelezene op me overkomt (esthetisch!) en een poging het enigszins te verwerken. Misschien heb ik door dit niveauverschil wel een andere oplossing dan Agamben gekozen om me niet in een denker te verliezen. Niet de ontmoeting en een of andere strategie is mijn oplossing, maar het avontuur.

Voor een avontuur kies je niet. Je raakt er eerder in verwikkeld. Vanuit het gezichtspunt van de (christelijke of spirituele) zelfrealisering zijn die avonturen niets meer dan 'omzwervingen' die afleiden van de hoofdzaak. Ook bij avonturenverhalen zoals Kuifje is de hoofdrichting in principe gegeven met de strijd tegen het kwaad die eindigt met de overwinning. Toch zie je ook bij Kuifje dat hij niet start met een beslissing om het kwaad op te zoeken. Er doen zich incidenten voor en Kuifje wordt geleidelijk in het avontuur gezogen. In tweede instantie bouwt hij het avontuur om tot een oorlog die hij uiteindelijk wint.

Om het avontuur te onderscheiden van de zelfrealisering kunnen we weer bij Agamben terecht, zonder wie ik uiteraard mijn deels gefakete zoektocht in deze blog niet eens was gestart. (Ik vind dus ergens een konijn waarvan ik al wist dat het in die hoed zat.) Agambens boekje Avontuur verscheen pas in 2015 en is in het Nederlands vertaald. Een kerngedachte is dat Heideggers uitleg van het Ereignis de verhouding tussen avontuur en zelfrealisering op speciale wijze belicht. Ereignis wil zeggen dat het zijn en de mens bij elkaar horen. Het ene is niet zonder het andere te denken, het doet zich tegelijk met het andere voor.

Er is nog één stap te gaan om bij het avontuur uit te komen. Daar wordt het ereignis verteld. Maar ook die rol van de taal vinden we bij Heidegger terug. De taal is in essentie gelijk aan de gebeurtenis: 'Wij wonen alleen in de gebeurtenis voorzover de taal zich onze essentie heeft toegeëigend.' (Agamben p.52). En de verteller dan? Het verhaal moet toch door iemand worden verteld? Ja, maar die iemand komt voort uit het avontuur. In het verhaal komt hij niet aan het begin voor maar pas verderop, het avontuur overkomt hem.

We moeten dit overkomen niet opvatten zoals Goethe. Die zag zijn bestaan als schatplichtig aan de demonen en goden. Daarmee liet hij zijn eigen morele verantwoordelijkheid buiten spel. Er is niet eerst een goddelijke kracht en daarna pas het verhaal en de mens. Mens en verhaal (dus ereignis) komen elkaar tegen. In het verhaal ontdekt de mens wie hij is. Dus toch zelfrealisering? Ja, maar niet als een zelf dat het verhaal gebruikt om zich te realiseren. Verhaal en mens (zelf) bestaan altijd al en vinden elkaar in het avontuur.

Hier vinden we een nieuwe kans voor dat woord 'ontmoeting'. Stel dat ik door Agamben te lezen en blogs te schrijven in een avontuur verwikkeld ben. Dan geeft dit me een kans om mezelf als mens te realiseren. Dit ben ik, deze blog die u nu leest, hier ontsta ik, de Anton Simons die voorheen nog mens zonder inhoud was. We kunnen nu ook het beeld van het kristal situeren. Het kristal is het beeld dat ik u voorhield als deel van mijn verhaal, het was een kristal met een betekenis die ik toen ik het bedacht nog niet kende, en die het wellicht ook nog niet had. Pas nu, in het avontuur, lost het kristal op als element van een voorbijgaande ervaring, het verhaal dat wordt verteld. Zoals nu blijkt: door mij, door 'mij', of door Agamben.

Hoe kan ik vermijden dat Agamben voor mij de godheid is die ik gebruik om me van mijn verantwoordelijkheid te ontdoen? Ben ik niet in de ban van Agamben, heb ik me niet totaal verloren in zijn filosofie zonder dat ik een list had om dit te voorkomen?

Lezen we Agambens bekende boek Homo sacer, dan zien we dat de ban een oorspronkelijke structuur is van de politieke mens. 'Homo sacer' is de mens die in de ban wordt gedaan om hem als uitgeslotene weer binnen de samenleving te halen. Om enige vorm van zinvol leven te stichten, in morele of politieke zin, moet de scheiding tussen zinvol leven en het 'naakte leven' worden gesymboliseerd in die samenleving. In onze samenleving is het kamp het paradigma of voorbeeld waarmee die scheiding wordt gesymboliseerd. Onze bannelingen zetten we in kampen of soortgelijke ruimtes om onze zelfrealisering als moreel-politieke wezens mogelijk te maken.

We kunnen die structuur alleen veranderen wanneer we de vooronderstellingen van die structuur veranderen. Zou je dit zo kunnen opvatten dat we moeten begrijpen hoezeer we zelf in zekere zin ook bannelingen zijn? Als dat zo is, kan ik ook mijn eigen 'in de ban zijn van', in mijn geval Agamben, beter begrijpen.

Het grootste gevaar is dat we de verbanning van de homo sacer zien als een lot dat we dienen te omarmen, in de geest van Nietzsches ewige wiederkehr en amor fati. Het gaat niet om het zijn, maar om het wederzijds elkaar toebehoren van zijn en mens in het ereignis. Toegepast op de ban zou je kunnen zeggen dat we in de ban op een nieuwe manier moeten ontdekken wie we zijn. Niet ons zelf als een essentie, maar als een mogelijkheid. Het is dus niet voldoende om de ban te accepteren, maar als mogelijkheid om te worden wie we zijn.

Ik heb werkelijk geen idee of mijn ban, mijn situatie als geïsoleerde blogschrijvende intellectueel, mijn lot is of dat ik er zelf de hand in heb gehad. Lang heb ik gedacht dat het lag aan de anderen, aan het mislukken van de communicatie met andere filosofen die mij in een werk- of leefgemeenschap met soortgenoten hadden kunnen binnenleiden. Maar er is iets in mij, iets demonisch lijkt het wel, dat die communicatie ook gewoon te weinig opzoekt en in plaats daarvan het ongestoorde isolement. Van egocentrisch narcisme kan ik mezelf nauwelijks beschuldigen, zoveel waard is het ook weer niet wat ik schrijf en dat het isolement op zichzelf rechtvaardigt. Ik gooi het zoals u weet op straat voor de eerste de beste.

Verrassend genoeg - gezien zijn distantiëring van Goethe - heeft Agamben ook voor de verhouding met onze demonen iets in petto. De demon geeft ons niets, geen geluk en geen poëzie. Toch raadt Agamben ons trouw te blijven aan de demon. Het is de demon zelf die 'het uiterste geschenk is dat geluk en poëzie ons geven op het moment dat zij ons herscheppen' (57-58). Door onze daden en wat wij schrijven stellen we de demon in de plaats van het persoonlijke individu dat we dachten te zijn.

Het punt is alleen dat een demon nog geen god is. Hij is slechts ons zelf, we stellen hem op de plaats van ons gedachte zelf, als mogelijkheid. Daar komt de meeste verwarring vandaan. Op het moment dat we de demon tegenkomen moeten we ons losmaken van onszelf: 'Het poëtische leven is het leven dat in elk avontuur koppig vast blijft houden aan een relatie, niet met iets daadwerkelijks, maar met een mogelijkheid, niet met een god, maar met een halfgod.' (p.58)

Afscheid nemen van Agamben - de demon die als groot denker steeds mijn eigen leven dreigt te overschaduwen - hoe doe je zoiets? En hoe moeten we dat opvatten? Makkelijker gezegd dan gedaan. Er is een kracht nodig waarmee we de ban niet negeren maar hem wel kunnen doorbreken. Ik zou zeggen een bepaalde beweeglijkheid of flexibiliteit waarmee we over drempels kunnen stappen. Iets van die beweeglijkheid ervaar ik wanneer ik een boek van Agamben heb gelezen en het lege blogvenster open waarbinnen ik ga schrijven. En eveneens in die beweging waarmee ik die blog weer afsluit, in een gebaar van ab-ban-donare, het verlaten of geven van de ban, bijvoorbeeld aan de eerste de beste.

Afbeeldingsresultaat voor parsival  Parsival, tweede acte




Geen opmerkingen:

Een reactie posten