WAARSCHUWING - Deze overdenking van de Deense film Den skyldige bevat informatie over de plot en afloop.
Aan deze waarschuwing voeg ik meteen toe dat ik net als de filosoof Sören Kierkegaard een verhaal probeer te begrijpen alsof ik niet weet hoe het afloopt. Kierkegaard las in de negentiende eeuw het bekende bijbelverhaal over Abraham die van God de opdracht kreeg om zijn zoon Izaak te offeren. Abraham is bereid om dit bevel uit te voeren en neemt zijn zoon mee naar de berg Moria. Op het moment suprême, Abraham staat al klaar met zijn mes boven de vastgebonden Izaak, grijpt God in en zegt Hij dat Hij tevreden is dat Abraham Hem heeft getoond dat hij in Hem geloofde. Dat is voldoende. Kierkegaard titelt zijn tekst 'Angst en beven'. Alleen als we bereid zijn de goede afloop weg te denken kunnen we zien hoe eenzaam en angstig Abraham moet zijn geweest.
Je zou haast denken dat zo'n inkijk in de ziel van een moedig mens een kwestie is van nationaliteit. Ook in de Deense film Den skyldige van regisseur Gustav Möller draait het om die blik. Verder zou je kunnen denken dat de film slechts een illustratie is van een kernpunt van het protestantisme, al speelt godsdienst er geen expliciete rol in. Bij Luther draaide het toch ook om de directe relatie tussen jou en God. Je krijgt een bevel, je wil ook zelf het goede doen, en nooit ben je zeker van de goede afloop. Althans, je kunt aan de logica en gang der zaken geen zekerheid ontlenen. Wel als je op God vertrouwt. Sola fide, alleen door het geloof ben je in staat om te leven in de volle zin des woords.
De eerste uitbreiding van deze lokale blikvernauwing kunnen we al voltrekken als we ons realiseren dat Abraham niet alleen de aartsvader is van de christenen, maar ook van de joden en moslims. Abraham is voor alle gelovigen (en als je aan Agamemnon en Iphigeneia denkt ook de polytheïstische) een voorbeeld, inclusief de bereidheid tot geweld jegens je naasten. Maar films als die van Möller laten ook zien dat het verhaal van Abraham kan worden verwoord zonder terug te grijpen op religieuze symboliek. Je zou het kunnen omkeren: via de religieuze taal van de Bijbel (Thora, Koran) wordt iets onder woorden gebracht wat iedereen kan overkomen.
De filosoof Jacques Derrida kwam in zijn commentaar op Kierkegaard met een magistrale formule om deze universele strekking te verwoorden: Tout autre est tout autre. Deze zin kun je op nogal veel verschillende manieren vertalen. Allereerst natuurlijk met 'elke ander is elke ander', als we het over onze verantwoordelijkheid jegens een ander hebben, is daarmee indirect ook onze verantwoordelijkheid voor de andere anderen in het spel. Abraham is niet alleen verantwoordelijk voor God, maar ook voor Izaak en voor zijn nageslacht. Maar je kunt tout autre ook opvatten als le Tout Autre, de Totaal Andere, dat wil zeggen God. God is altijd anders dan hoe wij Hem voorstellen. We denken dat Hij goed is en ons dus nooit zal vragen om mensen te doden. En ineens doet Hij dat toch. Derde vertaling: elke ander is totaal anders. Wat voor God geldt, geldt in feite ook voor elke mens. Het staat aan de basis van onze mensenrechten. De ander verdient ons respect niet alleen om wat of wie hij is, maar ook als hij anders blijkt te zijn, en voorzover hij ook inderdaad ons beeld van die ander overschrijdt. Eenmaal op gang, vind je nog veel meer alternatieve vertaalmogelijkheden. Met andere woorden: misschien zegt deze formule zelf ook wel gewoon wat hij zegt, maar dan steeds weer anders.
Er is weinig voor nodig om deze zoveel zeggende formule toe te passen op Den skyldige. De hoofdpersoon Asger Holm is een gewone man, een ander zoals ieder ander. Hij doet zijn werk op een politiebureau. Maar hij is ook anders dan de anderen. Hij gaat niet netjes naar huis om vijf uur maar blijft doorwerken. Hij voelt zich namelijk verantwoordelijk voor een meisje van zes dat in een netelige situatie verkeert en voor haar redding afhankelijk is van Asger. De totaal andere dient zich aan Asger vooral aan met de moeder van het meisje. Ze is ontvoerd door haar ex en belt de alarmdienst, waar Asger op dat moment dienst heeft. Op een gegeven moment komt Asger erachter dat het niet om een ontvoering gaat maar om een poging van haar ex om haar naar een psychiatrische instelling te brengen omdat ze haar zoontje (een baby) heeft gedood. De moeder is dus in dit geval niet het slachtoffer van haar ex, maar zelf dader.
Moeilijker is het om de formule van Derrida toe te passen in de zin van God die het bevel geeft om te doden. De film speelt zich immers af in een seculiere context, nergens komt de godsdienst ter sprake. Maar we hebben al gezien dat de formule ons toegang geeft tot herformuleringen van de godsdienstige symboliek. De Totaal Andere is niet alleen God, het kan ook het Gezag zijn dat opduikt als een stem en bevelen uitdeelt. Laten we deze toepassingsmogelijkheid toe, dan klinkt dat Gezag van alle kanten. Allereerst van Asger zelf. Hij zit op het politiekantoor en heeft de bevoegdheid om allerlei collega's te bellen om hun te vertellen wat ze moeten doen. Maar we kunnen ook denken aan alle mensen die Asger bellen. Ze vragen om hulp, maar die hulpvraag klinkt niet zelden als een bevel: stuur een auto, want ik ben met mijn fiets gevallen en mijn knie doet pijn!
Het geniale van de formule van Derrida vind ik dat hij je overal heen stuurt. Eerst naar de allergrootste verantwoordelijkheid, zoals Abraham en Asger. Maar vervolgens ook, omdat je met die formule zoveel kanten op kunt, naar de maximale nietszeggendheid, naar de zinloosheid en absurditeit. Asger wil het meisje van zes helpen, maar het pakt totaal anders uit. Hij wil haar troosten in haar eenzaamheid (haar ouders zijn dus net vertrokken) en zegt haar dat ze bij haar broertje moet zitten om hem te beschermen. Maar Asger weet niet dat dit broertje zojuist is vermoord en dat de vader alle redenen had om zijn dochter opdracht te geven niet naar haar broertje te gaan. Er is dus evenzeer een teveel aan verantwoordelijkheid en bevelen dan een tekort. Asger en met hem de kijkers weten niet meer waar ze aan toe zijn. En dat vergroot dan weer de eenzaamheid en angst waarover Kierkegaard sprak. Maar ook weer niet altijd. De collega's van Asger bijvoorbeeld lijken weinig last te hebben van verantwoordelijkheid en angst. Ze gaan om vijf uur gewoon naar huis en achteraf bezien is dat zeker niet de slechtste optie.
Via de film zou je misschien de formule van Derrida kunnen relativeren. Wanneer de allergrootste verantwoordelijkheid ons brengt naar alle kanten, dan geeft ons dat weliswaar veel inzicht en wijsheid. Maar het is vooral het inzicht dat er geen uitweg is. Zelfs als we de goede afloop kennen, is dat niet de uitkomst van enig inzicht, het verhaal had evengoed ook slecht kunnen eindigen. Het is nu zelfs moeilijk te zeggen wat goed en slecht is. Dat weten we al sinds Kierkegaard, die het religieuze stadium al nadrukkelijk had onderscheiden van het morele stadium, en zeker ook met Derrida, die als geen ander in staat is onze ideeën over goed en kwaad eens flink in de war te schudden. Het woord is zodoende aan de toekomst, de toekomst die we nu eenmaal niet in de hand hebben en die anders is dan wij denken.
Het is dus de vraag of er misschien toch een uitweg is, of we de aporia (uitwegloosheid) van Derrida kunnen ombuigen in een euporia, een goede uitweg. Misschien kan de film ons daarbij helpen. De film beschikt over andere uitdrukkingsmiddelen dan het verhaal en het commentaar. Via mijn commentaar zou ik dus eens kunnen proberen iets uit de film op te diepen wat alleen de film kan zeggen.
De film Den skyldige is geprezen om zijn bijzondere invulling van het genre telefoonthriller. In dit genre zie je een of meer mensen die niets anders doen dan telefoongesprekken voeren. Er is dus een grote, en toch weer vaak onderschatte, rol ingeruimd voor de media. De film gaat dus over de kracht en zwakte van de media. Er klinken voortdurend piepjes, pieptonen, er gaat ineens een rode lamp aan, er lichten computerschermen op met extra informatie over de locatie van de gezochte personen. De personen lijken niets anders dan verlengstukken of uiteindes van de lijnen. Elk bevel is in feite nauwelijks meer dan een reactie op een impuls die opdoemt uit de lijnen, oortelefoons en schermen. Het menselijk drama wordt opgeroepen en ook weer steeds afgebroken door de media.
Het bijzondere van Den skyldige is dat het een film is, dus een medium dat essentieel werkt met beelden, maar dat deze beelden in de film niet worden gepresenteerd. Het enige wat we zien is Asger met zijn collega's op zijn kantoor. Maar alle drama's die zich via de media aandienen vinden buiten dat kantoor plaats, en die brengt de film niet in beeld. Toch is het niet moeilijk om de beelden voor ons te zien. Via de stemmen krijgen we genoeg mee om de plot te kunnen volgen. Maar er is ook weer zoveel dubbelzinnigheid in die informatie dat de plot ineens anders verder loopt dan we verwachtten.
In een eerdere blog zagen we dat niet alleen het beeld kenmerkend is voor de film, het medium film, maar ook de zwarte tussenruimte. De filmtheoreticus Janet Harbord verwoordt deze onzichtbare essentie van de film aan de hand van de filosofie van Giorgio Agamben en Walter Benjamin. Film draait niet alleen om beelden, maar ook om het interval, het zwart tussen die beelden.
Dat interval moeten we niet opvatten, met een term die Derrida vaak inzet, als een geheim. In Den skyldige is er geen geheim, althans geen cruciaal geheim dat ten grondslag ligt aan de betekenis die door de film wordt gegenereerd. Je zou eerder kunnen spreken van een openbaring, in de zin van de stem die Abraham of Asgar het bevel geeft iets te doen wat hij niet begrijpt. Maar het is wel een speciaal soort openbaring. Niet de openbaring van een geheim, maar van een tussenruimte die zelf geen beeld is maar zwart. We raken bevangen door de beelden, maar de beelden doen niets anders dan ons terugvoeren naar de momenten die zijn vergeten, verlorengegaan, onherstelbaar.
Daarin zou je de ethische of morele kern van de film kunnen aanwijzen, elke film maar vooral ook deze film, Den skyldige. We zien heel veel niet, eigenlijk zowat alles, en door wat we wel zien worden we meegevoerd naar de volgende stappen. Maar al die stappen voeren ons uiteindelijk mee naar een einde dat geen einde is, er is geen uiteindelijk, geen geheim en geen verlossende betekenis. En terugkijkend kunnen we zien dat deze non-conclusie er altijd al inzat, op elk moment en bij elk telefoongesprek.
Niemand die dit beter begreep dan mijn filmvriend Maarten. Meteen na de film zei hij dat hij verschillende inzakmomenten had gehad maar alles had meegekregen. De slaap der onschuldigen. Wakker worden: verloren onschuld. Terug naar deze verloren momenten, de droom, het fantasma.
In een klap begrijp ik nu ook weer iets meer van de filosofie van Benjamin. In zijn opvatting van kunst en drama staat de term allegorie centraal. Letterlijk betekent dit 'anders zeggen'. Het drama van de barok, het onderwerp van Benjamins Habilitationsschrift, is allegorisch en niet symbolisch. Kort gezegd is het symbool de romantische manier om in een esthetisch beeld nadruk te leggen op de beweging en de ambivalentie. De allegorie drukt daarentegen conventies uit, ze drukt uit wat onbetekenend en indifferent is. De allegorie zelf is niet conventioneel, zoals de romantici later dachten, maar Ausdruck der Konvention. Via het drama krijgen we oog voor iets wat niet alleen in een uitzonderlijke situatie het geval is, maar in ons bestaan van alledag. De uitdrukking verleent extra intensiteit aan deze momenten, elk gewoon moment wordt een moment waarop iets kan gebeuren had kunnen gebeuren.
We zouden kunnen zeggen: Asger is ons voorbeeld, net als hij hangen we de held uit en moeten we ons verantwoorden voor de vaak sukkelige inzakmomentjes en onvoorziene gevolgen van onze beslissingen. Maar voorbeelden zijn evenzeer de wazig in beeld gebrachte collega's van Asger die zwijgend staan toe te kijken hoe de held naar de uitgang strompelt om weer iemand te bellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten