vrijdag 4 januari 2019

Het einde van de kinderliedjes van Mahler

Als ik in een stad kom denk ik er in alle onbevangenheid te bewegen. Maar al gauw duiken er bij dit of dat café, of die of die straat, herinneringen op, vage herinneringen, doorweefd met associaties, soms met verre landen of verre verledens. Gelukkig kent mijn zoekmachine al die zaken beter dan mijn broekzak en zelfs mijn broekzak beter dan ikzelf. Zo kwam ik in Leiden terecht, via de herinnering aan iets dat ik gelezen had, over een gesprek tussen Mahler en Freud, bij een aantal sites, waaronder deze, waar het een en ander werd uitgelegd.

Met een vriend zat ik te lunchen en ik dook in Google toen hij even naar de wc was. Trouwens, met een vriend is het minder erg wanneer je even wat dingen uitzoekt terwijl je eet. Mannen kunnen nu eenmaal goed multitasken. Trouwens, die vriend had het net over het probleem van moeders en vooral van vaders. Trouwens, ergens in datzelfde Leiden had een vriend net een proefschrift voltooid over die kwestie van de vaders, dus ik begon een schimmig verband te vermoeden tussen de stad Leiden en een problematische verhouding tot de vader.

Ben ik aan het doordraven? Kan zijn, misschien wel uit haast, ik weet dat ik altijd snel alles bij elkaar moet rapen omdat er altijd weer een moment is dat ik naar mijn vader moet, en dan is hij degene die vertelt. Hier in deze blogs kan ik doordraven, en nu begrijpt u beter waarom ik dat wel moet doen. Het heeft met mijn vader te maken.

Terug naar Mahler. Het is onbekend wat Freud en Mahler daar in Den vergulden Turk, om de hoek bij de zaak waar ik met mijn vriend zat te lunchen, heeft besproken. Maar als u de site heeft aangeklikt weet u dat Freud Mahlers huwelijk met Alma heeft gered. Zij was een verhouding met de jongere Gropius begonnen en Mahler was daar achtergekomen. Anderen wezen hem op Freud die toevallig in Katwijk op vakantie was, enfin, u heeft dat net allemaal zelf gelezen. Maar wat mij dus treft, is dat Mahler niet alleen een moederblokkade had, maar ook in zijn jeugd last had van zijn gewelddadige vader. De zesjarige Mahler vluchtte naar buiten en suste zichzelf met kinderliedjes.

Het zijn de voorlopers van de Kindertotenlieder waarover ik al eens heb geblogd, en die Kindertotenlieder waren weer de aankondiging van de dood van zijn dochter vijf jaar later. Blijkbaar helpen kinderliedjes niet alleen om je te overleven, maar kondigen ze ook de dood van je kind netjes aan zodat je alvast kunt beginnen met rouwen ofzo. Trouwens, we hebben bij pianiste Hélène Grimaud ook gezien dat kleine meisjes graag liedjes zingen voor hun poppen en misschien kunnen we haar pianospel dus interpreteren als een soort Kindertotenlieder.

Onze ban zou dus zomaar een soort dood kunnen zijn. Kinderliedjes helpen ons tussen dood en leven snel heen en weer te schieten, zoals het kiekeboespelletje dat Freud op het idee bracht zijn libido aan te vullen met de doodsdrift en in plaats van een verklaring een soort mysterie te zoeken dat ons kan helpen wanneer we tezeer lijden onder de dood.

De doodsdrift heeft te maken met herhaling. Het kinderlied helpt ons bij de verwerking, maar de echte dood kan ook de herhaling van dat kinderlied zijn. Herhaling is ook wat me overkwam in Leiden. Mijn vriend wilde graag naar de film die ik afgelopen maandag al had gezien en waarover ik u heb verteld, de Poolse film Cold War. Toen we met onze juist gekochte kaartjes langs de Leidse grachten liepen, trof me het gedicht dat per fresco op een muur was aangebracht:
Ik schreef
een ogenblik lang of een uur
een avond een nacht
ik werd kwaad
ik beefde of zat
zwijgend naast mijzelf
mijn ogen vol tranen
ik had al die tijd geschreven
tot ik plotseling merkte
geen pen in mijn hand
(Tadeusz Rozewicz, Pisalem)
Was het mogelijk, vroeg ik me af, met deze twee hints met frisse blik te kijken, voor de tweede keer, naar Cold War? Hoezeer moest mijn Vader Zijn best doen om me aan het verstand te peuteren dat Hij altijd bereid was me te helpen, via mijn belevenissen en mijn blogs? (Hopelijk vat de lezer deze woorden met hoofdletters niet op als een geloofsbekentenis, we zitten nog steeds in de sfeer van herinneringen en geesten die opdoemen in de straten van een stad die ik bezoek.)

Helpen, dat is absoluut wat mijn (aardse) vader altijd deed of wilde doen. En het is ook wat Wiktor in Cold War steeds wil doen. Hij helpt zijn geliefde Zula bij haar carrière van provinciaal naar topdanseres. Hij helpt haar in Parijs. Maar het wil niet vlotten. Het is niet goed wanneer je zelf een Scheppend Wezen bent, om dan ook nog anderen te willen helpen, zo lijkt het. De boosheid (gniew) van Wiktor roept hij eigenlijk over zichzelf af. Zula bekent hem dat ze hem in Berlijn niet naar het Westen kon volgen omdat ze niet goed genoeg was. Uiteindelijk volgt ze hem toch, maar dan blijkt inderdaad dat ze in Parijs niet kan leven. De plaat waarop ze schittert, Loin de toi, gooit ze in de fontein. Ze vertrekt naar Polen, Wiktor volgt haar en beëindigt daarmee zijn mogelijkheid om nog piano te spelen, in die zin dus 'geen pen in mijn hand'.

Zo is het misschien Gustav en Alma Mahler ook vergaan. Gustav was zo'n beetje God zelf, zeker in de Achtste waar hij de muziek laat ronddansen zoals de planeten in het heelal. Die symfonie staat op het punt om in München in première te gaan. Na zijn gesprek met Freud gaat Mahler wel naar München. Hij verzoent zich met Alma. Maar schrijven doet hij niet meer, vanaf dat moment.

Langzaam maar zeker belanden we in de situatie van de barrière, het vertrekpunt van Agamben, en zijn formule van de schepping, 'I would prefer not to', van kantoorklerk Bartleby die wel blijft zitten maar geen pen meer in zijn hand heeft. Ik zie mijn vader, ik zie mijzelf als mijn vader, bevend, elke tekst weer hulp zoekend in een zin zonder punt, een app. Of een aanleiding, een app van mijn dochter die mijn schrijven onderbreekt omdat ze wil weten hoe laat we bij haar zijn straks



Geen opmerkingen:

Een reactie posten