zondag 20 mei 2018

Schrikken van je eigen stem - Leren over de echo met René ten Bos

René ten Bos suggereerde me om zijn boek over de taal te (her)lezen, Stilte, geste, stem. Ik vat die suggestie zo op dat ik er een bevestiging vind van zijn interesse in de echo, het punt waarop ik uitkwam bij lezing van zijn recente boek Het volk in de grot. Daarnaast is hij toch een soort leraar die verwacht dat ik er iets van zal leren.

En inderdaad tref ik in Stilte, geste, stem de echo aan. Je zou de echo kunnen beluisteren als een stem zonder lichaam, een stem waarvan je niet weet waar hij vandaan komt. Mogelijk ook uit jezelf. En aangezien de stem het meest waarschijnlijke verbindingselement is tussen je geest (ziel) en je lichaam, worden met de echo ook de grens en daarmee het onderscheid tussen beide onhelder.

Je zou dus kunnen zeggen dat de echo het beste wapen is tegen de transparantie en dat Ten Bos alle kaarten op de echo moet zetten in zijn strijd tegen het transparantiedenken. Wat hem daarbij in de weg lijkt te staan is het horrorachtige van de echo. Als je je eigen stem hoort, bijvoorbeeld op een voicerecorder, valt niet uit te sluiten dat je je zelf bent kwijtgeraakt, je ziel. Daarnaast is ook de terugkeer naar een incarnatiedenken in enigerlei vorm van zijn stabiele basis beroofd.

We blijven dus zitten met een nogal ingrijpende tegenspraak, die aan het licht wordt gebracht door de ervaring van Ten Bos als hij zijn eigen stem hoort. Het is voor hem een vervelende ervaring, zowel in existentieel als in theoretisch opzicht. Ik moet net als hij denken aan Derrida. Ik denk aan de Derrida die bekende dat zijn oordeel over de dichter René (what's in a name) Char veranderde toen hij diens stem hoorde, met zijn regionale accent. Ten Bos heeft dus, in weerwil van zijn voetnoot op p.225, toch iets gemeenschappelijk met Derrida. Die noot:
'Uit eigen ervaring kan ik hier nog aan toevoegen dat ik altijd schrik wanneer ik mijn eigen stem bijvoorbeeld hoor op voice mail, omdat ze zo zwaar door een Twents accent gekleurd is. Ik denk meestal het Nederlands redelijk meester te zijn, maar zodra ik geconfronteerd word met mijn stem en die stem niet van binnenuit hoor, weet ik dat Nederlands niet mijn eerste taal is. De stem is, hoe uniek ook, juist niet wat me dicht bij mezelf brengt. Ik heb Derrida's punt over de stem als basis voor de aanwezigheidsmetafysica mede op basis van deze ervaring altijd volkomen onbegrijpelijk gevonden.' (p.225, n.16)
Ik herken overigens deze ervaring vanwege mijn Limburgse accent, maar begrijp nu ook weer beter waarom ik altijd zo gefascineerd ben door de beschouwingen van Derrida over spoken. Zou het kunnen zijn dat het onbegrip van Ten Bos een bezwering is van de mogelijkheid dat de echo een soort spook is? De terugkeer van het verdrongene die geen steun meer vindt in de ziel of het lichaam als het fundament van de metafysica? Anders kan ik niet verklaren waarom onze eigen stem ons zo laat schrikken. Er moet toch de mogelijkheid in zitten dat onze ziel juist wel in die stem zit, en dat die stem ons dus wel dichter bij onszelf (en ons zelf) brengt.

Ook is deze voetnoot interessant omdat de ervaring Ten Bos doet twijfelen aan zijn meesterschap over het Nederlands. En voor zover de taal meespeelt in het begrijpen van zaken als meesterschap, gezag en controle, wordt alles wat Ten Bos over deze zaken zegt een stukje betwijfelbaarder. Niet erg overigens, want het meesterschap van Ten Bos schuilt voor mij precies in deze ontwapenende verwoording van zijn ervaring die me tot denken aanzet.

Over de echo lees ik in dit boek ook naar aanleiding van het verhaal van Narcissus. Dit gebruikt Ten Bos eveneens voor zijn kritiek op Derrida. Als de stem aanwezigheid van het zelf bij zichzelf is, dan kan dit - volgens de plot van het Narcissusverhaal - alleen maar fout gaan. Maar waarom eigenlijk? Het is interessant dat Ten Bos Dolar volgt in zijn benadrukking van het visuele. Maar niet helemaal. De spiegel leidt tot zelfgenoegzaamheid, de 'akoestische spiegel' allerminst. Er is dus (filmtheoreticus Kaja Silverman volgend) een akoestische spiegel, de echo is een akoestische spiegel.

Hiervoor is de nimf Echo zo goed als verdwenen. Ze stierf, en slechts haar stem bleef. Treurig verhaal, want Narcissus sterft liever dan dat hij Echo toestaat zijn hart te winnen. Hetgeen geschiedt.
Omdat we ook Agamben beter willen begrijpen, zou het misschien iets opleveren wanneer we niet te snel meegaan met de spiegelmetafoor, maar inzoomen op de nimf en op de poëzie van bijvoorbeeld een Ovidius. Kunnen we een gedicht over een nimf opvatten als weerspiegeling van de waarheid over het zelf, inclusief het verschil tussen visuele spiegeling en akoestische spiegeling?

Als we Agambens dunne boekje Nymphs lezen, zien we een logica van de verbeelding (imagination) ontvouwd worden die ogenschijnlijk niets met echo’s en geluid te maken heeft. Ook blijft Derrida hier ongenoemd. Maar het is toch wel mogelijk om enkele lijnen uit te tekenen waarbinnen we de horrorervaring van Ten Bos kunnen relateren aan Agamben.

Agamben volgt de zestiende eeuwer Paracelsus. Kort gezegd zijn nimfen volgens Paracelsus sterfelijke schepselen zonder ziel. Ze behoren met andere wezens tot de ‘elementaire geesten’. Geesten is een enigszins misleidend woord, want nimfen hebben wel een lichaam. Ze zijn dus een soort tussenvorm tussen mensen en dieren, met een sterfelijk lichaam maar zonder ziel. Is dit alleen maar tragisch? In zekere zin wel, want anders dan de mens kan de nimf niet gered worden. Toch is er een uitweg. Nimfen kunnen zich verbinden met mensen. In dat geval krijgt niet alleen het kind een ziel, maar ook de nimf zelf.

Het gevolg is wel dat de nimf steeds op zoek is naar een mens, en hem of haar begeleidt als een schaduw. Schaduwen die ons begeleiden hoeven dus niet per se een spook te zijn! Omdat ze geschapen zijn in het beeld van de mens bieden ze de mens de mogelijkheid zichzelf te leren kennen via de nimf. Beide profiteren dus van de verbinding. Dankzij de nimf krijgt de mens zelfkennis, dankzij de mens krijgt de nimf een ziel.

Wij modernen hebben het niet alleen moeilijk in onze omgang met nimfen, maar bijgevolg ook met beelden. Ze zijn ons te ambigu. Daarom wellicht maken we er liever spoken van, die kunnen we lekker bezweren. Maar het is ook dan mogelijk om de kloof tussen onszelf en het beeld te repareren. Het gaat bij het beeld dus niet om een ambivalentie die wordt geïdealiseerd en onbereikbaar verklaard, we worden er steeds opnieuw weer toe aangetrokken, in liefde. Mancare a se stesso, ontbreken aan zichzelf, ons eeuwige falen, is dus geen definitieve aporie maar de mogelijkheid die mensen hebben om open te staan voor redding. Agamben legt - zoals ook in The unspeakable girl - de loper uit voor de dialectiek en voor het project Atlas van Aby Warburg om te laten zien dat we beelden niet moeten opvatten als een soort begrippen, maar integendeel, dat denken en geschiedenis mogelijk zijn door de verbeelding.

Misschien kunnen we de sprong naar de echo wel maken via de tekst. In de geschiedenis hebben de gedichten als het ware hun stem verloren. Geleidelijk zijn gedichten minder hardop gelezen en lezen we ze in stilte. Misschien is die ontwikkeling ook al in gang bij Ovidius wanneer hij zijn Metamorfosen schrijft, met tussen vele andere het verhaal over de nimfen Narcissus en Echo. Net als voor beide nimfen was ook voor de heiden Ovidius - vanuit christelijk perspectief - nog geen redding mogelijk. In die zin is een heiden ook een soort nimf en is hij aangewezen op de liefdevolle verbinding met de mens, de lezer dus, en anderen. Zou je kunnen zeggen dat het verhaal van Ovidius een echo is van onze pogingen om ons door het denken en de geschiedenis te worstelen? Een echo lijkt iets dat alleen maar kan volgen op onze stem, maar in dit geval is de stem, datgene wat we als onze stem beschouwen, mede gevormd door de gedichten van Ovidius en ligt Ovidius in zekere zin nog vóór ons.

Ik denk hier met name aan zijn dicacitas, zijn vermogen om van zowat alles een spelletje te maken. Bij hem geen horror zo groot of hij wordt lichtvoetig, zwevend gehouden door metrum, woordherhalingen en andere klankeffecten. Denk aan de boeren die in kikkers veranderen, wat Ovidius hoorbaar maakt met ‘nequaquam’. En de woordherhalingen in het Narcissusverhaal. ‘Vaarwel’, ‘vaarwel’. Dat klinkt toch als een liefdevol afscheid dat zich kenbaar maakt in de nagalm.

Wat steeds voor ons ligt is ons verlangen om de schuld, de veroordeling en kritiek te overstijgen en te spelen zonder doel. Raar genoeg zijn we hiertoe in staat, zelfs in de gruwelijke tijden waarin we nu leven. Die gruwelen zijn mede het gevolg van ons falen en ons verlangen dat te repareren. Het lijkt dus niet al te gepast om ons voortdurend in mystieke blijdschap te verheugen, spectrale angst en ook pijn zijn part of the game. Maar een filosofie van de echo zou ook hier helend kunnen werken. We denken steeds dat we stemmen moeten intensiveren of doven. Echo’s brengen de stemmen tot tempering en in een zweeftoestand. Herinnering en bevrijding van beelden gaan hierin samen.

Afbeeldingsresultaat voor narcissus echo






Geen opmerkingen:

Een reactie posten