maandag 13 december 2021

Het onderscheidingsvermogen van Genius - Harry Kuster over Alanus

Hoe kom ik weg van mijn persoon? Deze vraag vloeit voort uit de thema's van mijn vorige blogs: de herinnering aan mijn overleden vader, die je zou kunnen zien als het herhaalde afscheid van mijn verwekker; de filosofie van Agamben en Deleuze, personen die ons proberen te gidsen naar het onpersoonlijke in de mens; en de verhouding tot mijn vrienden, met wie ik de interesse voor dit soort thema's deel.

Een mogelijk antwoord zou dus kunnen zijn dat ik alle genoemde personen (vader, filosofen, vrienden, en natuurlijk jij, lezer van mijn blogs) zie als inspiratiebronnen die mijn schrijven op gang houden. Mijn vrienden nemen zodoende de plaats in van wat bij de oude schrijvers de Muze was, de god of halfgod die de schrijver dicteert, en waardoor dat schrijven eigenlijk een vorm van luisteren wordt. Maar die muzen zijn ietsje te goddelijk, en als we ze niet als goden zien, zetten ze ons op het spoor van halfgoden, wezens die ons kunnen verheffen ook wanneer de goden te ver weg of dood zijn.

Een mogelijkheid om die verhouding tot die persoonlijke halfgoden te benoemen is de genius, bij de Romeinen de beschermgod aan wie bij zijn geboorte ieder mens werd toevertrouwd. Daarvoor kunnen we terecht bij Agamben, zoals zo vaak. Lees zijn artikel in Profanaties, of zijn kritiek op Goethe in Avontuur, die zich misschien iets te veel beriep op de genius, waarmee hij zijn eigen verantwoordelijkheid uitwiste, en waardoor we kunnen beseffen dat we naast die halfgoden ook hoop en geloof nodig hebben. Volgen we Agamben, dan kunnen we ons bestaan leren begrijpen in het spanningsveld tussen persoonlijk en onpersoonlijk, waarbij het ons dus weinig baat om een van beide polen tot de andere te herleiden. Je hebt er meer aan om de beweging tussen die polen op gang te houden, op zijn minst middels het denken.

Soms is Agamben te ver weg, en dan grijpt de Voorzienigheid in door een boekje in mijn postvak te stoppen van een ex-collega met wie ik gewoon kan mailen, en die ook mijn blogs leest. Ik zou Harry Kuster zeker niet mijn genius noemen, zoals gezegd is de genius uniek voor elke persoon, maar ik heb dit soort relaties eerder al eens proberen te duiden in termen van engelen, die ook goed waren in dienstverlening. Er zijn zelfs engelen met geniusfunctie, de beschermengel.

In genoemd boek van Harry, Droomdichter, komen we die beschermengel niet tegen, maar wel draait alles er om de genius. Hij wekt de indruk dat het een soort sleutel vormt waarmee hij twee geliefde inspiratiebronnen op één lijn kan brengen, te weten de middeleeuwse schrijvers en Gerard Reve. Reve is vooral schatplichtig aan de romantische traditie van de genius, waar de schrijver zich uitlevert aan woest gedrag en taalvirtuositeit. Hij maakt zich daarmee los van zijn publiek, maar op paradoxale wijze levert hij zich tegelijk aan dat publiek uit:

'Weg met die vrieskou van normaliteit! Vooruit met de dwingelandij der hartstochten! Tja, dan kunnen we mutatis mutandis in de twintigste eeuw voor Gerard Reve min of meer dezelfde synthetiserende paradox gebruiken. De vraag wordt alleen wie de genius eigenlijk is: de auteur of zijn (wel of niet) geliefd publiek?' (p.110)

De schrijver kan zich dus niet verschansen in zijn ik, want als hem dat al zou lukken, zou hij niet schrijven. Wat bij Reve de vorm aanneemt van een paradox verraadt een structuur die je kunt veralgemeniseren als je ook minder scherpe tegenstellingen toelaat. Het schrijven blijft in beweging wanneer het ik en de genius op elkaar afgestemd blijven.

Reve had daarvoor nog een andere oplossing. Hij had zijn telefoonverbindinkje met Maria, die je zou kunnen zien (zoals hij deed) als vierde persona van God. Maria is iets anders dan een genius, zeker als ze God zelf is. Maar ze kan prima functioneren wanneer we de andere gestalten van God tezeer associëren met de morele wet die te groot voor ons is. Met de voorspraak van Maria kunnen we de hoop en daarmee ook het geloof weer tot leven wekken. En zo bewoog onze Gerard zich tussen hoop en vrees, de vrees voor het geweten, die de genius tegelijk activeert en verstoort.

De vraag die ik uit Harry's boek destilleer is of de studie van christelijke middeleeuwse denkers ons helpt een nieuwe verhouding tot de genius te vinden. We hebben in het zicht van de wereldcrisis zoiets als zelfbeperking hard nodig, en een beroep op het geweten of de verantwoordelijkheid (zoals Rutte steeds doet) helpt niet echt. Natuurlijk weet Harry ook wel dat we niet meer terug kunnen naar de twaalfde eeuw, toen de instituties nog min of meer garant stonden voor de moraal en de zelfbeperking. Maar het beroep op de vrijheid en verantwoordelijkheid brengt ons dus ook niet verder.

Het draait dus om ethiek, en wel zoals we die via Aristoteles hebben opgevat, dus als gewoonte en houding, en niet zozeer om geboden en bevelen. Thomas van Aquino is de grote naam die deze ethiek probeerde af te stemmen op de christelijke heilsboodschap, zonder daarbij het redelijke denken op te offeren. Centraal daarbij stond de natuur die, hoe onvolmaakt ook, uitgangspunt bleef voor de werking van de goddelijke genadige bovennatuur.

Harry heeft zich met Aristoteles en Thomas eerder beziggehouden. Maar uit zijn inleiding maak ik op dat een andere denker voor hem zo mogelijk nog aantrekkelijker is, en wel Alanus van Rijssel. Harry heeft aan deze dichtende denker al lang geleden zijn promotie-onderzoek gewijd, en sindsdien is Alanus hem blijven vergezellen. Gaat het te ver om Alanus zelf te zien als genius van Harry? Laat ik het inhoudelijker houden: Harry ziet juist in de combinatie van dichter en denker een potentialiteit die ook voor de huidige crisismens van betekenis is.

Uiteraard doet Harry dat op zijn manier, met virtuoze zinnen, doorspekt met Latijn, veel historische gegevens, veel voetnoten en veelal korte verwijzingen die je als pedanterie zou kunnen misverstaan. In de toonzetting overheerst het verlangen naar Unzeitgemäßheit, waarmee de historisch geschoold schrijver vertrouwd is. Dat heeft het voordeel - ook voor onwetenden zoals ik - dat je ook als er weinig blijft hangen veel door je vingers is gegleden: mooie zinnen, wetenswaardigheden, suggesties, opwindende fetisjen.

Misschien is dat maniërisme nog minder onbelangrijk dan je na de eerste bladzijden zou kunnen denken. Immers, als je eenmaal de denker zoekt in de dichter, dan moet je je bewegingsvrijheid zoeken tussen twee of drie polen, rationele argumenten, poëzie en moraal, waarbij je ervoor zorgt dat je geen van deze polen reduceert tot de andere. Ik zou dus die geschiedkundige omwegen willen zien als de taal waarmee Harry zijn denken op gang houdt. En het is aan de lezer om met enig zoekwerk uit te komen bij de opbrengst.

Laat ik me beperken tot de genius in de belangrijkste tekst van Alanus, het gedicht De planctu Naturae, 'over de klacht van Natura'. De hoofdletter van Natura geeft al aan dat we hier met een personificatie te maken hebben, en dat we de filosofische bedoelingen op het spoor kunnen komen door de tekst te lezen als allegorie. Natura is de door God geschapen, dus onvolmaakte natuur, en ze klaagt over allerlei tegennatuurlijke zonden die in haar tijd plaatsvinden, in een droomvisioen van de verteller, die daarna weer uit zijn droom ontwaakt. Naast Natura is Genius hoofdpersoon in het gedicht, haar echtgenoot, priester en alter ego. Genius is de oordelende instantie, hij oordeelt over de tegennatuurlijke daden waarover Natura zo moet klagen. In zijn rol staat Genius tussen God en Natura, hij bemiddelt tussen hen. Hij moet de balans tussen bovennatuur en natuur herstellen, die kennelijk verstoord is, zoals uit de klacht van Natura blijkt.

In zijn uitleg onderscheidt Harry Genius van Alanus van de genius zoals we die bij de oude Romeinen in individuele vorm tegenkwamen. In de middeleeuwen domineert de genius als bovenindividuele wereldziel. Toch ligt het ingewikkelder, want bij de individuele genius moeten we de goede genius en de kwade genius onderscheiden. De Genius kunnen we behalve met de bovenindividuele wereldziel ook identificeren met de goede genius (p.55).

Hoe kan de Genius zijn werk doen, te weten het herstellen van de balans? Daarvoor moet hij in contact blijven met de brenger van het goede (bovennatuur) en met de natuur, als die ontspoord is en moet worden bestraft. Hij heeft beide handen nodig. Harry parafraseert Alanus als volgt:

'Genius brengt evenwicht tussen goed en kwaad. Hij volbrengt deze taak op literair begaafde wijze, alsof hij in zijn studeerkamer zat. Met zijn rechterhand beschrijft hij uit de klassieke literatuur en mythologie de grote goede helden en beelden, met zijn linker brengt hij negatieve helden uit de ware realiteit tot leven, en wisselt slechts van hand indien zijn rechterhand vermoeid raakt. Hij bemiddelt tussen de mens en de goddelijke gerechtigheid: zijn rechterhand symboliseert rechtvaardigheid, zijn linkerhand bestraffing. Niet zelden wordt hij goddelijk geheten: Genio divinità. Zijn symboolrijke taalgebruik laat de zonde zichzelf straffen door de zondaar af te snijden van de goddelijke Liefde. Zo maakt homoseksueel gedrag steriel en neutraliseert de sekse of gender.' (p.55-56)

Deels hebben we nu helderheid over de betekenis van de genius voor een nieuw zicht op de ethiek. Waar de morele wet vaak op te grote afstand staat van het alledaagse leven, hebben we een bemiddelende instantie nodig die de wet afstemt op de natuur. Daarin voorziet de genius, doordat hij ook in staat is de natuur haar werk te laten doen wanneer dit leidt tot het beoogde doel. De homoseksueel kan geen nageslacht verwekken en tegennatuurlijk gedrag wordt zodoende weer op het goede spoor gebracht.

Natuurlijk onderschrijft Harry dit doel en deze homovijandige invulling van de moraal niet, hij is na zijn jaren met Alanus in staat zijn visie op de natuur en de genius breder te zien, met het oog op de zelfbeperking die de huidige mens goed kan gebruiken. We hebben instanties nodig met twee handen, met de carrot en de stick. Wellicht even bruikbaar is de nadruk die we in het citaat hierboven op indirecte wijze zien opduiken. Genius doet zijn werk niet buiten op straat, maar in zijn studeerkamer, al schrijvend met mooie literaire zinnen, zo'n beetje als Harry zelf.

Hoe ver gaat die rol van de taal? Minstens zo ver als de zonde zelf. Wat wij zonde noemen, heeft meestal betrekking op bepaalde handelingen. In de middeleeuwen had vitium een bredere betekenis, zegt Harry, ze omvatte ook de fout tegen de grammatica. De taal maakte dus, als grammatica, intern deel uit van de ethiek, en was dus meer dan een middel om bepaalde handelingen te veroordelen en te sturen. Nu wordt het alweer een stuk minder neutraal dat Harry en Alanus naar de dichtkunst grijpen voor hun ethiek. We moeten de mogelijkheid toelaten dat de ethiek zelf allegorisch is. Personificatie en depersonalisering spelen zich af in een taal die verschilt van de logische argumentatie en juridische formuleringen. Ze zijn geen, of niet alleen, uiterlijke omhulsels voor essentiële inhoud, maar zijn zelf essentiële inhoud.

Tussen neus en lippen vallen de namen Wittgenstein en Peirce. Zijn we zomaar de taalfilosofie in gegleden. Nu zouden we nog een grens kunnen trekken om de taal haar functie als instrument haar plaats te wijzen. Zo zet Harry Peirce in om de taal ten dienste te stellen van de ethiek, nu opgevat als 'rationele idealiteit' (p.57). Maar elders geeft Harry er blijk van dat hij goed op de hoogte is van de beperkingen van dit soort idealiteit. De Kerk kan wel van alles beweren, maar iedereen, inclusief Thomas, weet dat de praktijk anders was en dan heb je altijd nog de fronèsis, de vaardigheid van de rechter om de algemene regel af te stemmen op het bijzondere geval. Eigenlijk ook wat Genius doet, in het gedicht van Alanus.

Verder gaat Harry met de naam Wittgenstein. Is de omgang met teksten van Alanus een taalspel in de zin van Wittgenstein (p.48)? Dan wordt het lastig om deze nog te relateren aan de integriteit van de schrijver, zoals Harry ons wil laten geloven. Misschien moeten we Harry niet te serieus nemen op dit punt, Wittgenstein wordt alleen maar genoemd omdat hij net als de middeleeuwers aandacht had voor wat er woordelijk staat in een tekst. Zo zouden we dus altijd weer weg kunnen uit die tekst, zolang je maar gelooft in de taalspeler achter het taalspel.

Je zou ook kunnen zeggen: wat Harry doet is een spel met het taalspel. Zijn verwijzing naar Wittgenstein is speels bedoeld, is maar een spelletje. Bestaat er zoiets? Een taalspel der taalspelen? Wittgenstein had daar ernstige twijfels bij. Je kunt wel spelen in een taalspel, en overgaan naar een ander taalspel, maar niet buiten alle taalspelen stappen om te beoordelen of je daar ook nog een taalspel bent, een spel der spelen.

In termen van de middeleeuwse filosofie: je kunt je uit de taal redden met de negatieve theologie. God is altijd groter dan wat we van Hem zeggen. Maar om dit te begrijpen hebben we de taal weer nodig, al weten we niet meer waarnaar die taal precies verwijst. De taal is symbolisch of allegorisch. Geen probleem meestal, maar wel als je de taal afhankelijk maakt van het menselijk onderscheidingsvermogen. Dan brengt de negatieve theologie (en bijgevolg ook de negatieve ethiek) je niet verder.

Is de uitkomst van mijn onderzoekje nu dan wel negatief? Verzaakt Genius als oordelende instantie omdat we hem slechs als allegorie kunnen inzetten en niet zeker kunnen weten of onze interpretatie op waarheid berust? Nou nee, want Harry geeft onmiddellijk toe dat Genius faalt. 'Zij [Genius en Natura]  zijn één in gedachte, woord, daad; zij slagen en falen gelijkelijk.' (p.68) Gelukkig is er nog de liefde, en hoe dan ook belanden we via de genius (ook volgens Agamben) in een soort glijbaan omhoog, naar de liefde, wellicht via hoop en geloof. Neoplatoons eerder dan aristotelisch. Maar zonder garantie, want dan had je je ook met de filosofie of de instituten wel kunnen redden. Nu echter lezen we de uitleg van het gedicht.

Harry mailde me vorig jaar dat hij eigenlijk geen lezers heeft. Ik had hem geschreven dat er drie of vier filosofen hadden gereageerd op mijn blogserie, en daarnaast veel familie en vrienden die mij een warm hart toedragen. Misschien, denk ik nu, ben ik nog niet ver genoeg gegaan, en moet ik me afvragen wat ik kan zeggen als ik me bevrijd heb uit de reviaanse paradox (zie boven), en oog in oog sta met mijn genius. Ik kijk ernaar uit.

Evil Genius 2: World Domination Deluxe Edition | PC Steam Spel | Fanatical

1 opmerking:

  1. 888 Casino NJ Reviews & Ratings | 2021 - Dr.MCD
    Find 888 Casino NJ reviews, 세종특별자치 출장샵 ratings, complaints, 목포 출장샵 & 경상북도 출장샵 more for 888 Casino in New Jersey. Check out 888Casino.com for real-time customer ratings 제주도 출장샵 and reviews. 포항 출장샵

    BeantwoordenVerwijderen