maandag 1 mei 2023

Pas op voor vleiers! De betekenis van Canetti's roman

Elias Canetti, Die Blendung, Wenen 1935

Deze beroemde roman van Canetti moest ik wel lezen toen binnen een week twee verschillende vrienden, die elkaar niet kennen, erover begonnen. Er stond zelfs een afspraak met een van hen om hem te lezen. Daarnaast zag ik dat Canetti bewonderaar was van de satiricus Karl Kraus. Zo ontstond de mogelijkheid om de lijn te blijven volgen van mijn vorige leeservaringen. Bij Slaapwandelaars en Walter Benjamin over Kraus, en eerder al bij Peter Lenssen, ging het over de Oorlog en de verstrikking in de verhouding met anderen. We worden getuige van het uiteenvallen en de dreigende ondergang van de mensheid, waaraan we ons niet kunnen onttrekken.

Via Kraus kwam ik uit bij de suggestie dat satire een passende manier kan zijn om binnen deze ervaring te blijven schrijven en denken. Bij Benjamin zocht ik steun voor een manier van lezen die niet louter destructief is maar 'reddend', een houding waarin we het leven en de ander kunnen liefhebben. Concreet gesproken kunnen we die houding met Benjamin zelfs - of met name - bij de harde satire van Kraus onderkennen, omdat zijn oordelen betrekking hebben op de uitspraken van anderen, waarbij hij die anderen voortdurend citeert. Citaten zijn destructief omdat je ze uit hun context haalt, maar uiteindelijk weer positief omdat je ze een nieuwe betekenis geeft binnen een andere context.

Dit is ook precies de reden waarom Elias Canetti zo'n fan van Kraus was. Kraus liet werkelijk iedereen aan het woord komen en was niet in staat om zelfs maar 'de geringste, de nietszeggendste, de holste stem op te offeren' (Canetti, Karl Kraus, school van verzet, Raster 1997, nrs 77-80, p.138). Tegelijk formuleert Canetti kritiek op een element van deze houding. Dat betreft de context waarbinnen de geciteerde uitspraken betekenis krijgen. Dat zijn steeds harde oordelen. Kraus bouwde als het ware een Chinese muur met alle blokken die bestonden uit die oordelen. Het werd steeds minder helder wat er met die muur beschermd moest worden. Ook eiste Kraus alleenrecht voor zijn oordelen op. Canetti had daar geen zin meer in, maar zag ook de zin van al die oordelen niet meer.

Canetti is ook weer niet zo dom dat hem de tegenspraak ontgaat van zijn kritiek op Kraus. Als hij niets meer zag in die harde oordelen van Kraus, wat voor zin heeft het dan om Kraus daar dan weer op te veroordelen? Daarom verheldert Canetti zijn strategie. Het is heel normaal, zegt hij, wanneer je als schrijver overweldigd wordt door de autoriteit van een andere schrijver, maar 'in de vernedering van je verkrachting, als je voelt dat je helemaal niets eigens hebt, niet jezelf bent, niet weet wat je zelf bent, beginnen je verborgen krachten zich te roeren. Je persoon vormt zich, hij ontstaat uit verzet, overal waar hij zich bevrijdt was iets aanwezig wat hem bevrijd heeft.' (Ibidem p.144)

Nu zijn we wel zo ver dat we een volgende stap kunnen zetten in onze verkenningen. Allereerst winnen we via de visie op Kraus een perspectief op de twee bekende boeken van Canetti, zijn roman Die Blendung ('Het martyrium') en Massa en macht. Iemand kan een persoon worden wanneer hij zich als individu kan afgrenzen tegen de enorme krachten van de massa. Maar daarvoor moet hij die krachten eerst wel ondergaan. Dat geldt uiteraard voor de geleerde hoofdpersoon Peter Kien uit de roman. Hij leeft voor zijn boeken, en de massa spreekt tot hem via die boeken. Hij kan pas zichzelf worden als hij zich bevrijdt van die enorme last, zelfs als dat uiteindelijk betekent dat hij zijn bibliotheek in brand steekt.

Daarnaast zien we nu ook beter hoe deze bevrijding samengaat met de lach. Niet voor niets eindigt de roman met de zin: 'Als ihn die Flammen endlich erreichen, lacht er so laut, wie er in seinem ganzen Leben nie gelacht hat.' In die lach gaat de positieve, zelfbevestigende kracht samen met de zelfvernietiging. Ik las ergens over Canetti's visie op humor dat hij de lach interpreteert volgens filosoof Thomas Hobbes, als teken van superioriteit over de ander. De ander wordt door de lacher symbolisch verslonden, wat bij de toeschouwer en slachtoffers ontzetting teweegbrengt. Maar, en dat maakt Canetti's visie toch weer anders, over deze ontzetting kun je ook weer lachen. Het is dus niet moeilijk om deze visie met de filosoof Michail Bachtin te betitelen als 'grotesk realisme', waarbij het evenmin vreemd is dat Canetti dit perspectief ruim baan geeft in de roman (een gegeven dat je bij Kraus en Benjamin niet tegenkomt). De lach is destructief en creatief, kritisch en zelfkritisch.

Nog een derde verbinding die ik nu makkelijker kan leggen is met de filosofie van Plato. In mijn vorige blogs suggereerde ik al dat het terugdeinzen voor filosofie eigenlijk wel goed past bij die filosofie. De oersituatie is het dichtknijpen van de ogen van de grotbewoner die naar buiten wordt gesleept en voor de eerste keer de dingen ziet zoals ze door de zon worden beschenen. Dat doet pijn aan zijn ogen. Denk alleen al aan de titel van Canetti, 'Die Blendung', en je ziet in hoe centraal deze ervaring in zijn roman staat. Nog helderder wordt het aan het einde van het hoofdstuk 'Ein Irrenhaus', wanneer Plato zelf opduikt. De broer van Peter is psychiater en krijgt bericht van hem dat hij mesjogge is geworden. Georg besluit hem te gaan opzoeken. Zijn vrouw ziet dat niet zitten en scheurt (te laat dus) het telegram in stukjes. De patiënten storten zich op de snippers: 'Plato der Philosoph stand würdig daneben. Er verbeugte sich und sagte: "Madame, wir leben in der Welt!"' (uitg. Hanser Verlag 1973, p.458) Of Plato nu echt Plato is of de naam van een patiënt die denkt dat hij het is, doet er hier niet toe. Met de hoofdpersoon ondergaan wij lezers ook de ervaring van verblinding die het gevolg is van ons contact met de wereld.

Hoezeer die ervaring - zelfs inclusief de fetisjistische verhouding tot boeken - een therapeutische betekenis kan hebben ontdekte ik op internet, tot mijn verbazing in een interview van Leo van Haaften met een andere satiricus, de onlangs overleden Wim de Bie. Deze bleek Canetti-adept te zijn en zelfs therapie te hebben gegeven aan groepen, waarbij overwinning van de aanraak-fobie het doel was. Gaat het hier om satire of heeft De Bie deze therapie echt gegeven? In zekere zin doet dat er hier niet toe, omdat we nu zo ver zijn dat je ook in de 'verblinding' van de satire - of juist dan - dingen kunt zien die je anders niet ziet. Maar waarom moeten de cliënten het boek Massa en macht ook echt op zak hebben? 'Komen ze onverhoopt in een massa terecht (moge God het verhoeden), dan kunnen ze in het boek tenminste nog opzoeken of het een dichte of een open massa is, een dubbelmassa, of een omkeringsmassa.' (zie deze link, p.31)

Canetti is dus nu ons grote voorbeeld, niet alleen voor filosofen zoals ik, maar ook voor satirici zoals De Bie. Dit schept de mogelijkheid om ons ook weer van Canetti los te maken en zo contact te maken met wie we zijn. Daarvoor hebben we dus de ervaring van de massa nodig. Daarom moeten we de wens van De Bie dat we niet in een massa terecht komen niet zomaar voor zoete koek slikken. Als precies de poging om ons van de massa los te maken vormende kracht heeft voor onszelf als persoon, is dus ook het contact met de massa nodig, als element van dat losmakingsproces. De ervaring van de massa zou ik passage willen noemen. Ze fungeert dubbel, als vertrekpunt maar ook in de taal als doorgang naar de ervaring van de massa's zoals bijvoorbeeld in de wereldoorlog, 'opdat we niet vergeten'.

Nog steeds hebben we de stap niet gezet waartoe de roman Die Blendung ons uitnodigt, en die in het verlengde ligt van de bewegingen die ik in voorgaande blogs heb gemaakt. Het gaat nu iets te makkelijk de kant op van het 'gij zult niet oordelen', en van de zelfkritiek die bijvoorbeeld Jezus ons aanraadt: wijs je broeder niet op de splinter in zijn oog maar let op de balk in je eigen oog'. Jezus is bij uitstek iemand die de massa probeerde te mijden maar door diezelfde massa werd opgezocht en - zo zou je kunnen zeggen - door die massa's vele malen is verslonden, symbolisch dan wel letterlijk.

Jezus moest niet veel van boeken hebben, dit geheel in tegenstelling tot Peter Kien, de sinoloog van Die Blendung. Hoewel we onze beschouwingen startten vanuit de Eerste Wereldoorlog, wordt bij het onderwerp van de roman van Canetti gewezen op de parallel met de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, de boekverbrandingen door de nazi's. Boeken moet je verbranden omdat ze intellectuele kritiek symboliseren, en in samenhang daarmee de religieuze of seculiere joodse cultuur die de nazi's als bedreigend zagen.

Het is niet makkelijk in te zien hoe Peter Kien symbool kan zijn van verzet wanneer hij zelf zijn boeken in brand steekt. Is hij een voorbeeld maar dan in negatieve zin? Brengt de boekverbranding van Kien ons bij respect voor boeken? Daarin zit iets circulairs, omdat je kunt verwachten dat je deze roman niet gaat lezen als je niet al respect voor boeken hebt. Daarom denk ik dat je de opvoedende waarde van deze roman niet moet overschatten, en dat we de betekenis in een andere richting moeten zoeken.

Ik zou die betekenis eerder zoeken in de kritiek op vleierij die op de laatste bladzijden van Die Blendung naar boven komt, maar die al vanaf het begin het boek draagt. Broer Georg is psychiater, en hij probeert vat op zijn broer te krijgen om hem te kunnen genezen. Peter heeft dat echter door en verzet zich daartegen. Hij verschanst zich in rare ideeën en een hele interpretatie van de oude Griekse mythen en de hele geschiedenis als waarschuwingen tegen de rol van vrouwen. Eigenlijk heeft Peter daar (in veel beperktere zin uiteraard) best een punt, want hij was al snel door zijn huishoudster, met wie hij trouwde, binnen zijn huis verbannen, waardoor zijn geliefde boeken ook steeds meer het teken van zijn verbanning werden.

Merk op dat hier weer een opmerkelijke parallel met onze Plato voor het grijpen ligt, die zijn aanhanger Dion op Sicilië wilde helpen om de politieke situatie te verbeteren. Plato werd er door de machthebber Dionysius II in een huis vastgehouden, waarbij de politicus Plato overlaadde met belangstelling en complimenten. Canetti speelt deze parallel in zijn roman niet uit, maar laat zoals gezegd Plato ook weer niet onvermeld.

We kunnen de dialoog tussen Georg en Peter opvatten als verzet, waarbij alle aandacht getrokken wordt naar de vrouwvijandige wanen van Peter. Daarbij zou dan wel de therapeutische inzet van Georg buiten schot blijven. Dat werkt identificatie in de hand. We willen met Georg meer vat krijgen op de wanen van Peter, wat ons helaas niet al te best lukt. Wat overblijft is ontzetting en medelijden. En misschien nog wel superioriteit, want Georg wordt door Peter weggejaagd, terwijl wij lezers tot het einde bij hem mogen blijven. Een superieur soort medelijden dus, waarbij wij aan de kant staan van de goede burger die boekverbrandingen nooit zou goedkeuren.

De positieve betekenis van het verzet van Peter Kien is naar mijn idee dus het wantrouwen tegen vleierij. Dat houdt zeker verband met het thema (af)godenverering zoals Canetti dat zelf heeft ervaren in zijn verhouding tot de grote Karl Kraus. Vleierij is zelden oprecht, het is zeker in het geval van Georg vooral een poging om vat te krijgen op zijn broer, om hem aan het praten te krijgen zodat hij hem beter kan redden. Uiteindelijk slaagt Georg er echter niet in zichzelf ondergeschikt te maken aan het lot van zijn broer. Hij hoopt vooral te mogen delen in de toekomstige beroemdheid van hemzelf als therapeut en van zijn broer als geleerde, waarin hij met zijn zelfde achternaam evengoed deelt.

We zouden het verzet van Peter door zijn vrouwvijandige theorieën ziekelijk of minstens onhandig kunnen noemen. Maar Peter wijst zijn broer erop dat hij lang niet de enige is met dergelijke theorieën. De hele geschiedenis van Oost en West is gedomineerd door dit soort visies. Is hij waanzinnig, dan ook het gros van de mensheid in de wereld. En zo komen we dan toch weer terecht van de persoon in de taal. En daar ligt de stap die ik hoopte te zetten.

Nog een keer expliciet: vaak lijkt het of de massa bij Canetti een puur negatieve categorie is. Zijn moraal zou luiden dat we de massa op afstand moeten houden, zo'n beetje zoals Seneca voorstond. Dat is echter slechts deel van de betekenis van de massa zoals we die in Die Blendung en in de visie op Kraus zien. De massa is ook het geheel van uitspraken en visies dat we niet moeten veroordelen. We kunnen met Peter Kien in een situatie terechtkomen waarin we deel uitmaken van de massa. Maar dan is het nog steeds onze taal waarin het ethische en politieke centrum ligt van iets wat we redding of goedheid kunnen noemen. Goed is niet het individu op afstand van de massa, maar de taal als passage van deelname aan de massa en losmaking ervan.

Dicht in de buurt komt Salman Rushdie wanneer hij de boekverbranding van Kien opvat als menetekel van de boekverbranding door de nazi's. 'Menetekel' is in het bijbels akkadisch een onheilverkondigende waarschuwing, een dreigend voorteken. De stap verder die ik voorstel is misschien wel iets te riskant, maar wel in de geest van Benjamin's 'andere engel'. De engel komt iets berichten, variërend van de komst van de Messias tot de aankondiging van de rampen aan het eind van de geschiedenis. Wanneer redding niet bestaat in de afstand tot het geweld, maar in de groei in het verborgene wanneer we het geweld ondergaan, dan is ook de boekverbranding geen puur negatieve gebeurtenis.

Dat we Die Blendung hebben gelezen bewijzen onze geïrriteerde ogen en dat is een gewaagd grapje waard. De fik erin!

Wim de Bie, d e scherpe tv-satiricus die zelf bang was om uitgelachen te  worden | De Standaard Mobile



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten