vrijdag 20 augustus 2021

Genieten van stervende natuur - Beuys, Oudolf en Geene

Een tuin heb je om van te genieten. Zo eenvoudig is het. Toch genereert de mensheid al heel lang ideeën rondom de tuin, en bij ideeën gaat het toch ook om de waarheid. Genot en waarheid, voorwaar een sterk koppel. Ik denk aan de Griekse filosoof Epicurus, die met zijn aanhangers 'de Tuin' werd genoemd. 'Leef in het verborgene', was hun devies. Je leeft om te genieten op afstand van de reuringen van het openbare leven, en daar geniet je, en genieten lukt des te beter als je dat met mate doet, van de vruchten die de natuur je aanreikt.

Tja, de natuur. Er moet wel worden gewerkt, in de tuin, anders wordt het een zootje. En we kennen het verhaal van God, die bij het eerste scheppingsverhaal vooral zelf aan het werk was, maar in het tweede verhaal een man bedacht die zijn gewassen moest begieten. Dat werd dus Adam, die moest ook weer een helper krijgen, en we weten hoe het verhaal afliep. Op het genieten volgde de harde arbeid in het zweet des aanschijns, en je zou kunnen zeggen dat de mens vervolgens de aarde schiep naar zijn beeld en gelijkenis. Kapotgewerkt, uitgewerkt.

Maar inderdaad, God liet de mens steeds opnieuw beginnen. Zo lijkt de geschiedenis op het in elkaar schuiven van de straffen van Sisyfus en Tantalus. De mens moet steeds weer vanaf het nulpunt beginnen, in zijn koloniën en na de oorlogen. En als hij dan naar zijn vruchten reikt, wijken die, omdat de mens niet meer in staat is om gewoon te genieten, en dit vervangt door werk en consumptie.

Iets van die geschiedenis lijkt zich met de moderne kunst te herhalen, zodra die zich buigt over de natuur. Afgelopen week bezocht ik met mijn gezin een expositie in Heerlen over tuinarchitect Piet Oudolf en enkele anderen, onder wie Joseph Beuys. Beuys was afkomstig uit Kleve, en daar bezochten we gisteren het Kurhaus, waar hij ooit zijn atelier had, en waar nu een overzicht van enkele vroege werken rond zijn interesses te zien is.

Theologische motieven ontdek je al gauw, zodat je erop gespitst raakt. Beuys schonk de stad Kassel zevenduizend eiken. Aanvankelijk had het hoofd parkverzorging gezegd: zestig kunnen we maximaal hebben. Wellicht zag hij de reactie van Beuys al aankomen: 'Het moeten er zevenduizend zijn.' Beuys had in de jaren zeventig gezag in Duitsland en ver daarbuiten. Beuys sprak en het werden zevenduizend eiken.

In een video zien we Beuys uitleggen dat bomen worden onderschat. Ze zijn intelligenter dan mensen (ik moet hier denken aan het boek van Angela Roothaan, wat me weer helpt om Beuys als een sjamaan te zien zonder het gevoel dat ik daarmee een karikatuur van hem maak). Maar helaas, de mens heeft de bomen - en de dieren - hun rechten afgepakt. Het hout van de bomen is hetzelfde hout als dat van het kruis van Christus. Misschien kunnen we de schenking van Beuys dus ook interpreteren als een offer. Aansluitend bij deze uitleg kunnen we ook een verband leggen met het bevel (en dus met de schepping). De video heet: 'Zeige deine Wunde'. De bomen doen dat al, hun rechten hebben we immers afgepakt. Je zou de titel van de video dus kunnen opvatten als een vertaling van het gebaar van de bomen: wij tonen onze wonden, maar het zijn ook jullie wonden. Toon je wonden, zoals ook wij onze wonden tonen. Zo komen we theologisch uit bij het motief van navolging. Beuys, de goddelijke kunstenaar, komt midden onder de mensen, hij laat ons zijn bomen na, en wij kunnen in zijn geest zijn scheppingsarbeid navolgen.

Ook in de expositie van Heerlen, museum Schunck, komen we de schenking van Beuys tegen. Het is onderdeel van de bredere expositie waarin de tuinarchitectuur van Piet Oudolf centraal staat. Oudolf heeft zijn gezag opgebouwd in Zweden, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In Engeland werd hij weleens herkend op straat, terwijl hij in Nederland niet leek op te vallen. In het Gelderse Hummelo woonde hij met zijn Anja, en stelde hij zijn tuin open voor bezoekers. Die tuin was een soort proeftuin waar hij ideeën kon uitproberen die hij toepaste in grotere projecten in het buitenland. Sinds 2018 is de tuin voor publiek gesloten, zodat Oudolf in zekere zin nog weer meer aansluit bij het devies van Epicurus, 'Leef in het verborgene.'

Oudolf is niet zomaar een tuinarchitect, hij is wel degelijk ook kunstenaar. Dat hebben ze in Heerlen goed begrepen. Voorop staat het genieten. Zijn tuinen zijn geen botanische tuinen of kruidentuinen, met kaartjes naast de afzonderlijke planten. Het gaat om de aanblik van het geheel, en zelfs om een intense ervaring die we opdoen. De tuin verandert zo van een omgeving in een soort Gesamtkunstwerk, waarin we ons op harmonieuze wijze opgenomen voelen. Zeker, er zitten ook educatieve kanten aan zijn werk. We moeten dat genieten weer leren, en er is gewoon nog te weinig natuur. In grote steden zoekt Oudolf de uitgeputte natuur, die hij met zijn uitgekiende ontwerpen weer tot leven wekt. Bekend is The High Line in New York, een verlaten spoorlijn van twee kilometer die begroeid was met wilde planten. Nu is het na intensieve bewerking een icoon van landschapsarchitectuur geworden, met acht miljoen bezoekers per jaar.

Ik zie Oudolf graag als erfgenaam van Beuys, een visie waartoe de organisatoren van Heerlen me hebben geprikkeld. Is Oudolf ook een Christus die zijn wonden toont en ons Zijn geest nalaat? Het lijkt er niet erg op, hij is eerder iemand die de wonden geneest, zoals bij The High Line, en nu ook in de Leisure Lane, een wandel- en fietspad van veertig kilometer door het Oostelijk Mijngebied. Hij is eerder de God van het tweede scheppingsverhaal. Zijn ontwerpen maakt hij zelf. Maar zoals hij zegt: als hij klaar is, begint het werk pas. Zijn tuinen vragen om intensief onderhoud. Soms is er een hoop geld voor, maar soms - zoals in het Maximapark in Utrecht - moeten er een hoop vrijwilligers aan te pas komen om de tuinen te onderhouden.

Het gevaar bij tuinen en parken is dat ze verkommeren. Het worden desolate gebieden waar mensen zich niet veilig voelen en die ze gaan mijden. Leef in het verborgene is ook een devies van de misdaad. Het verschil tussen de tuin waarvan het publiek geniet en de verkommerde tuin is het uitgekiende ontwerp en de intensieve arbeid. Kunnen we die arbeid dan ook opvatten als navolging? Beleven we hier misschien een wederopstanding van de mentaliteit van de broeders van het gemene leven, van Geert Grote en Thomas à Kempis?

Ik hoop het van harte. Oudolf werpt zijn effecten vooruit ook zonder dat je zijn eigen werk hebt gezien. Twee maanden geleden zag ik op tv de video Five Seasons van Thomas Piper over Oudolf (ook deze was natuurlijk in Heerlen te zien), en sindsdien loop en fiets ik al anders door de natuur. Ik let nog steeds op bloemen en vogelzang, kan zeker ook genieten van vergezichten (geholpen door Agamben, die het kijken naar een landschap beschouwt als de meest eminente manier om gebruik te maken van de wereld en ons lichaam). Maar nu zie ik ook de grassen en pijpestrootjes. Ik zie wanorde met distels. Ik knijp mijn ogen half dicht en fantaseer dat Oudolf hier is geweest.

In een eerdere blog legde ik impliciet al een verband met Timaeus van Plato. Niet via een kunstwerk van Oudolf zelf, maar van Anne Geene, dat ook in Heerlen te zien was met 'Eeuwig herbarium/ Oudolf' (2021). Ik kwam op dat idee doordat Geene binnen eenzelfde lijst enkele planten uit de Hummelo-tuin van Oudolf opneemt en gefotografeerde versies daarvan. Het is een kunstwerk in verandering: de echte plantjes vergaan langzaam, en het verschil met de gefotografeerde versies wordt steeds groter. De overeenkomst met chora van Plato is evident: de lijst kunnen we zien als een 'ontvangstoord' waar de 'imitaties van de echte dingen' worden opgenomen. Chora is geen onveranderlijke idee, en zo is ook het kunstwerk van Geene in permanente verandering, totdat de planten volkomen dood zijn.

Via chora, zegt Agamben, kunnen de ideeën en de dingen in hun waargenomen en veranderende gestalte met elkaar communiceren. Geldt dat ook voor het 'eeuwig herbarium' van Geene? Ja, we zien de planten als origineel en de foto's als imitaties. Maar de toevoeging slash Oudolf in de titel suggereert dat we moeten denken aan de ontwerper. We kunnen de foto's ook als ontwerpen zien, de modellen die regelen hoe de imitaties (dwz de echte planten) moeten worden geselecteerd en gepresenteerd.

Zeker, de planten zijn levend en de foto's niet. Maar misschien denken we ook te snel dat Geene de kunst van Oudolf tot leven wil wekken, dat het leven altijd het origineel is. Daarmee gaan we voorbij aan een belangrijk motief bij Oudolf zelf. Hij wil ons afhelpen van de idee dat een tuin zijn hoogtepunt beleeft in het voorjaar, als alles groeit en bloeit. Het gras en de pijpestrootjes tonen hun mooiste schoonheid soms in de winter. Daarop heeft Oudolf zijn ontwerp afgestemd. De tuin wordt zodoende een meditatie over niet alleen het zich hernieuwende leven, maar ook over het stervende leven.

Om de redenering rond te maken: kunnen we het herbarium van Geene niet ook zien als een meditatie over het sterven, maar ditmaal van de tuin door het weer terug te brengen tot een herbarium? De plantjes zijn afgeknipt, en afgezonderd uit het geheel van de tuin. Hun sterven is aangekondigd door de levenloze foto's en het woord 'eeuwig' in de titel.

Van Epicurus kennen we de uitspraak die we veelal aan Mulisch toeschrijven: als ik er ben is de dood er niet, en als de dood er is ben ik er niet. Maar lieve jongens, als de Nederlanders ergens goed in waren, was het in schilderen van natures mortes, stillevens. We waren al in staat om te genieten van de dood. Zo kunnen we ook weer anders kijken naar het 'Zeige deine Wunde' van Beuys. De natuur sterft, de stad betekent steeds meer het sterven van de natuur. De tuinen brengen de natuur weer tot leven, maar langs die weg kunnen we misschien ook meer vrede hebben met het sterven van de natuur. Ineens zien we ook de vergeten basaltblokken van Beuys. Bij elke boom moest een basaltblok worden geplaatst. De boom wordt een basaltblok, en het basaltblok wordt weer een boom.

Kunstwerke aus Baum und Basaltstein (Archiv)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten