maandag 15 juni 2020

Onderhandelen met de geesten - Angela Roothaan

De noodzaak om te onderhandelen kennen we allemaal. Soms kun je iets niet veranderen, of het nu om terroristen gaat of om het virus. Maar je moet wel door. Dan schakel je over op plan B. Derrida heeft daar ooit de formule voor bedacht: onderhandelen met wat niet onderhandelbaar is. Dat zou je kunnen zien als een korte samenvatting van zijn ethiek, die hij ontwikkelt in zijn venijnige dialoog met Levinas. De Ander kan nooit een punt van onderhandeling zijn, zhij is het meest ononderhandelbare wat er is. Maar er is ook altijd de ander van de ander, en zo word je toch weer gedwongen om, juist omwille van de Ander, zelfs over het ononderhandelbare te onderhandelen.

Onderhandeling in het Frans of Engels gaat terug op het Latijnse negotium en het werkwoord negotior, handeldrijven of bankierszaken doen. Het is de ontkenning van otium, vrije tijd, nietsdoen, rust, vrede. Ik moet bij otium behalve aan Agamben ook denken aan een gedicht van Catullus (84-54 v.Chr.), waarin hij zijn bewondering voor Sappho tot uiting brengt in een parafrase die hij tot zichzelf richt:
Niets doen, Catullus, wordt nog jouw ondergang;
niets doen maakt je te blij en overmoedig;
niets doen heeft vroeger doen vallen heersers en
bloeiende steden.
(Carmen 51, vert. Lucette Oostenbroek)

Voor mij is de sprong van Derrida naar Agamben zeer verleidelijk, en die overgang lijkt ook onvermijdelijk als je dit vanuit diverse invalshoeken bekijkt. Het belangrijkste verschilpunt is de interpretatie van de letter bij Aristoteles. Derrida startte zijn metafysicakritiek met de constatering dat de letter in de filosofie sinds Plato en Aristoteles steeds wordt bezien vanuit de stem. Dat was wellicht iets te snel. De letter maakt evengoed deel uit van de betekenis als de stem. Daardoor slaagt Derrida er volgens Agamben niet in om afstand te nemen van de metafysica.

Het is dus niet uitgesloten dat we in de metafysica blijven hangen als we in onze verhouding tot de ander blijven aarzelen tussen onderhandelen en niet onderhandelen. In beide gevallen sluiten we onszelf uit van het otium. Inzet van onze ethiek is hoe dan ook de onderhandeling, hoe onmogelijk die ook is. Maar ik zei niet voor niets dat de overgang naar Agamben voor mij te verleidelijk is, te makkelijk ook. Daardoor loop ik gevaar me te verschansen in een nieuwe dogmatiek: eerst die van Derrida, nu die van Agamben, wat me overmoedig maakt. Daarom heb ik mezelf even op de vingers getikt met Catullus, die de schaduwzijden van het nietsdoen belicht.

Nu ik het boek van Angela Roothaan heb gelezen, hoop ik door mijn zelfkritische move meer open te staan voor de belangrijke zaken die ze opwerpt. Oké, alles lijkt te draaien om de onderhandeling, getuige haar ondertitel 'Negotiating the environment'. Is het inderdaad allemaal een kwestie van geven en nemen, van een religieuze verhouding tot de natuur waarin we bereid zijn offers te brengen om de Ander gunstig te stemmen zodat zhij haar gulle gaven blijft geven? Of zijn we zozeer verweven met de natuur en het milieu dat het systematisch onhelder is wie iets geeft aan wie?

Gaandeweg zag ik dat het boek van Angela allesbehalve dogmatisch is. De ene keer worden wij moderne mensen gemaand om onze hybris op te geven, als startpunt van een doelgericht proces dat moet uitlopen op een interculturele dialoog. Dat kan ons à la Catullus nog behoeden voor de ondergang. De andere keer is Angela zelf al op exemplarische wijze betrokken in die interculturele dialoog, en projecteert ze die zelfs terug, zoals naar de Belgische priester Placide Tempels (1906-1977), die als missionaris naar Afrika ging en daar zo onder de indruk raakte van de levensbeschouwing van de inheemsen dat hij aan hen een heel nieuwe ontologie ontleende, en werd hij een soort missionaris in omgekeerde richting. Op zo'n moment ben ik niet erg geneigd zijn ontologie te zien als een spookhuis, waarin ik achterna word gezeten door een geest die me wakker schudt uit mijn zelfvoldaanheid. Integendeel, ik vind het boeiend en leerzaam, en krijg zin om dat boek van die priester eens te lezen.

In een opzicht voel ik me wel zelfvoldaan. Ik dreig soms te vervallen in dogmatiek door me op te sluiten in de denkwereld van een coryfee, eerst Derrida, nu Agamben. Angela skipt met ogenschijnlijk gemak van de ene idee naar de andere, ze verwoordt de stemmen van voor mij onbekende denkers, en houdt en passant een pleidooi voor een ontologische beschouwing van praktijken zoals het sjamanisme, die door de moderne wetenschappelijke geest naar de buitenwereld zijn verbannen.

Met een blog als deze probeer ik te varen tussen de Scylla van de kritiek (recensie) en de Charybdis van de prijzing. Ik zoek samenhang, een samenhang die evengoed onzichtbaar wordt door fascinatie als door eenzijdige analyse. De eenvoudigste weg daartoe is gewoon lezen, de pragmatiek van het lezen, bij elk hoofdstukje weer opnieuw beslissen wat ik ermee kan, hoe het aansluit bij ideeën die ik belangrijk ben gaan vinden.

Nu ben ik zelf niet zo'n goede onderhandelaar. Ik herinner me een lezing voor een kleine groep, in de tijd dat ik nog filosoof was, voor een kleine groep. Ik probeerde uit te leggen waarom we altijd moeten blijven onderhandelen, ook met terroristen. Een vrouw werd vreselijk kwaad. Het lukt me op geen enkele manier om haar te overtuigen. In zekere zin was die vrouw voor mij erger dan een terrorist, want met haar had ik te maken.

Misschien, denk ik nu, was ik me in die tijd al aan het voorbereiden op een post-negotium, mijn tijd dat ik niet meer betaald werd voor mijn denken, en wie weet zelfs mijn otium. Daarin schuilt zeker iets van onmacht. Maar nu, twintig jaar later, probeer ik mijn otium te gebruiken als een kans om het leven te leiden waartoe ik in staat ben.

Hoe kunnen de geesten van Angela me daarbij helpen? Zou ik hen als leermeesters kunnen zien die me leren om te onderhandelen, handel te drijven, op mijn manier, met mijn vermogens, niet vanuit de slaafse onderwerping aan de Ander, maar vanuit mijn zijn en mijn milieu?

Met maar heel weinig inspanning (passend bij het otium) zie ik hoe Angela zich probeert te situeren binnen een kantiaanse visie op educatie (en daarmee verbonden is met het otium dat de Latijnse vertaling is van het Griekse scholè). Dan zie ik dat het Angela niet gaat om zomaar welke onderhandeling dan ook, maar om ware onderhandeling:
'To arrive at true negotiations we should start by looking honestly at the ways modern society makes us live. We should look into the ways colonials introduced legislation of land ownership while denying already existing indigenous legal systems. Into the ways modern liberal democracies even today denigrate indigenous education of children while stressing all children should get modern education in schools.' (Roothaan, 20190523, pp. 138-139)
Roothaan, A.  (20190523). Indigenous, Modern and Postcolonial Relations to Nature [VitalSource Bookshelf version].  Retrieved from vbk://9780429808227
Controleer de nauwkeurigheid van citaten altijd goed voordat u deze gebruikt.

Onderhandelen mag dan iets zijn waarvoor je meer of minder talent hebt (ik heb het bijna niet), je kunt het wel leren. Nu is de vraag of je dat moet doen op een moderne manier, in scholen, of dat je meer oog kunt hebben voor het al bestaande onderwijs van inheemsen. We hebben met andere woorden te maken met levensvormen die vragen om bepaalde manieren van inwijding die bij die levensvorm passen.

Er zijn zoveel verleidingen en misverstanden die bij deze onderneming op de loer liggen. Zo kunnen we er een cultureel antropologisch project van maken, waarbij we voorbijgaan aan de manier waarop onderzoekers bewust of onbewust zijn ingeschakeld in de postkoloniale kolonisatie, waarbij de culturele en economische dominantie van het Westen alleen maar wordt verstevigd. Ook kunnen we van de weeromstuit de inheemse culturen gaan verheerlijken, waardoor we er in feite een plaatje van maken dat de dynamiek van die levensvorm zelf tenietdoet en daarbij ook nog onze relatie ertoe.

Wat zou 'waar' onderhandelen kunnen betekenen binnen een situatie waarbij we ons met de ander bevinden in een netwerk waarbij de posities gedeeld worden? Kunnen we dan volstaan met de kantiaanse oproep tot respect en verantwoordelijkheid? Kunnen we ons beperken tot een pragmatiek waarbij we de ontologie overlaten aan filosofen in hun otium? Angela sluit niets uit, verbindt al deze posities aan elkaar met ragfijne maar ook stevige draden. Arachnè.

Misschien hoeft er dus ook helemaal geen tegenstelling te bestaan tussen negotium en otium. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de boom waaronder we liggen uit te rusten ook wordt gebruikt als plaats om recht te spreken, om in zijn schaduw handel te drijven of juist als demonische kracht die de religieuze redding blokkeert en moet worden geveld. De boom is met andere woorden een symbool voor al deze verschillende betekenissen en praktijken. Misschien leidt het ertoe dat we even de pas inhouden, dat we niet meteen iets omhakken voordat we er goed naar hebben gekeken. De boom wordt zodoende agens van opvoeding. Doordat we de boom, zou Agamben wellicht zeggen, gebruiken, op welke manier dan ook, verandert er iets in ons, wordt er een overgang mogelijk tussen onszelf als overmoedige westerlingen en de enorme wijsheid rond de boom waarvan we ons hebben afgesloten.

De dialoog waarnaar we op weg zijn zou die kunnen zijn van twee herders, Meliboeus en Tityrus, uit de eerste van de Bucolica van Vergilius (70-19 v.Chr.). Het kan best zijn dat je onder een boom lekker ligt te fluiten op je rug. Maar dat alles is mogelijk gemaakt door de god die niet alleen Vergilius zelf maar ook de andere Romeinen begunstigde. Ongetwijfeld wordt met die god Caesar Octavianus bedoeld, die geholpen met het geld van zijn vriend Maecenas oog had voor cultuur en ook bereid was om die te betalen.

Lang heb ik gedacht dat spiritualiteit iets zweverigs was, iets wat kon compenseren voor de materiële aspecten van het bestaan. Maar Angela kennende, en preciezer lezend wat ze zegt, ook in dit boek, weet ik dat we haar spiritualiteit beter kunnen opvatten als iets dat ook de materiële aspecten insluit. Ja, er is geld mee gemoeid, er moet worden onderhandeld en er moeten bankzaken geregeld worden om de wijsheid te bekostigen. Al die mannen met hun kettingzagen in de Amazone moeten we vrijkopen om de bomen te redden. En omdat we door allerlei relaties met hen verbonden zijn, moeten we ook voortdurend onszelf aanspreken. Zodoende kijk ik ook weer anders naar mijn otium, bijvoorbeeld de blog die ik nu in de tijd van mijn baas zit te tikken, en naar de Latijnse gedichten die ik aan mijn westerse leerlingen onderwijs, en waarvoor ik word betaald. Otium en negotium gaan zodoende vloeiend in elkaar over.

Meliboeus
Jij, Tityrus, die op je rug daar neerligt
onder een brede beukekruin vol schaduw,
jij kan je herdersdeuntje onbekommerd
improviseren op je dunne rietfluit! -
ik moet het vaderlijk domein verlaten,
mijn langvertrouwde vele landerijen,
ik word uit mijn geboortestreek gewezen!
Jij, Tityrus, luilekker in het lommer,
jij doet de bossen eindeloos herhalen
hoe mooi zij is, je liefje Amaryllis!

Tityrus
Een god schonk mij dit onbezorgde leven!
want gód blijf ik hem noemen, Meliboeus:
het bloed van een jong ooilam uit mijn kooien
zal dikwijls nog zijn huisaltaar bespatten.
Hij was het immers die genadig toeliet
dat je mijn ossen stoorloos kan zien grazen
en dat ik op mijn landelijke rietfluit
mijn liedjes pijp naar lust en naar believen!
(vertaling Anton van Wilderode)

muziekinstrumenten | Burkinafaso.jouwweb.nl


Geen opmerkingen:

Een reactie posten