De Gutmensch is het mikpunt van de Nederlandse elite, die zich maar wat graag aansluit bij het populisme. Het maaiveld is nog steeds even horizontaal, zeker hier. Zo zou je makkelijk aan een complot kunnen gaan denken. Als iedereen samenspant tegen de Gutmensch, dan moet daar wel een plan achter zitten. En dan heeft het geen zin meer om te denken. Je wordt ofwel Gutmensch, wat gelijkstaat aan zelfmoord, ofwel criticus. Wat betekent: hakken, soms grof, soms fijnzinnig, maar als je maar lang genoeg doorgaat houd je mootjes over.
Iets van de kritiek op het goede handelen vinden we ook in de deconstructie. Derrida zei ooit dat hij graag de burgers van hun goede geweten wilde afhelpen. Dat is niet hetzelfde als kritiek op de Gutmensch, maar zeker in het denken liggen beide posities niet ver uiteen. Is de Gutmensch niet precies degene die houvast ontleent aan zijn goede geweten? Is dat niet precies zijn motivatie, die hem moet afschermen tegen het denken?
De Gutmensch is evenmin als het geweten het onderwerp van Het kwade denken van Bettina Stangneth. Daar gaat het over de ideeën van Immanuel Kant en Hannah Arendt. De formule 'banaliteit van het kwaad' blijft ons inspireren tot denken zolang we de lessen van Auschwitz niet hebben geleerd, en wie kan nu zeggen dat hij die lessen wel heeft geleerd? De Gutmensch soms?
Toen ik Rutger Bregman bezocht geloofde ik nog dat de moraal ons zozeer kan beduvelen dat we enorm kwaad kunnen aanrichten omdat we denken dat we goed handelen. Zelfs Eichmann dacht dat. Maar Stangneth slaat, Arendt volgend, een andere weg in: 'Kwaad is het vermogen van mensen om iets te doen wat zijzelf als verkeerd zien.' Om daar tegenin te gaan is het nodig om na te denken. Denken is het belangrijkste instrument om ons te bevrijden van zelfgenoegzaamheid, bijvoorbeeld door ons in te leven in andere mensen en de gevolgen te overdenken van ons handelen.
Hier belanden we wel meteen in een tegenspraak. De Gutmensch wil handelen, maar laat zijn handelen niet afhangen van de gevolgen. Zijn belangrijkste criterium is dat hij begint bij het handelen waarmee hij de wereld kan beïnvloeden, en waarmee hij de wereld ietsje kan verbeteren, of althans ertoe kan bijdragen dat die niet nog vervelender wordt dan hij al is. Als je jezelf opvat binnen de kaders van oorzaken en gevolgen, dan zou je idealiter alle gevolgen van je handelen moeten overdenken, en dat is niet wat de Gutmensch wil, want dan wordt hij beschouwer in plaats van actor.
De beschouwing is voor Stangneth een verleiding die de intellectuelen te lang heeft begoocheld. Daarom streeft ze een 'kritiek van de dialogische rede' na. Het handelen moet weer het richtpunt worden van ons denken. We zitten volgens Kant in een permanente crisis, en we moeten niet wachten totdat we alle oorzaken en gevolgen in beeld hebben. Bovendien is al dat beschouwen minder onschuldig dan het lijkt. In de rechtszaal blijkt dat Eichmann ook Kant heeft gelezen, degenen die kwaad handelen zijn vaak virtuozer in het hanteren van ideeën dan we vaak denken. En zo komen we dan ook via deze omweg weer terug bij de Gutmensch. Niet wachten totdat het beeld helemaal compleet is, maar denken om beter te handelen, waarbij we denken zelf ook als handelen opvatten, als deel van dat handelen.
De lijn tussen denken en handelen is dus uiterst dun. Een Gutmensch die nadenkt, is dat wel een Gutmensch? Was de bourgeois niet iemand die zichzelf voortdurend geruststelde omdat hij al beschikte over zijn goede geweten? Niet dus, in zekere zin zijn we allemaal bourgeois, inclusief Kant. En die riep ons op om zelf te denken.
Ik lees in de recensies dat Stangneth in Duitsland goed is ontvangen. De Nederlandse recensies zijn kritischer. Dat heeft dus misschien te maken met dat maaiveld. Zo lees ik in mijn Volkskrant dat Stangneth een drieste filosoof is, dat ze ferm begint maar de lezer daarna achter zich aansleurt. Er is dus ook een educatie-probleem in het spel. Je moet je tempo en je voorbeelden aanpassen aan de lezer.
Maar precies dit bekritiseert Stangneth in haar boek. Aanpassing van je tekst aan de lezer betekent inpassing in de dialogische rede. Ik snap de verwarring wel. Stangneth schrijft zonder voetnoten, en verwijst naar onze wereld, met de social media, de taal van politici en de wapenproductie. Doet ze dat niet om ons bij de les te houden? Ja en nee. Ja, ze zet zichzelf neer als een jonge Arendt, met een taal die ons wakker houdt en onze talloze en virtuoze smoezen resoluut afkapt. Nee, want ze zoekt niet de horizontaliteit, ze bekritiseert die juist.
We hoeven elkaar nu niet echt van de permanente crisis te overtuigen. Er is genoeg aanleiding tot handelen. Het punt is misschien die opvoeding. Hoe kun je je tegelijk binnen en buiten de dialoog opstellen? Dat kan alleen wanneer je jezelf verdeelt, en dat kan alleen weer als je bereid bent dat zelf te zijn. Dat is wellicht wat Stangneth bedoelt als ze zegt dat systemen niet kunnen handelen (en dus geen complotten kunnen vormen), en dat alleen individuen kunnen handelen. Een individu is iemand die zich verantwoordelijk voelt. Uiteindelijk worden niet systemen maar individuen afgerekend op hun deelname aan het kwaad.
Individu is wel een ongelukkig woord. Het betekent precies 'ondeelbaar'. Als we de dialoog bekritiseren kan dat alleen maar, denk ik (maar wie ben ik?), als we in gesprek gaan met onszelf, met ons zelf. Dan hebben we onszelf via de kritiek van de dialoog al bekritiseerd en moeten we op zoek naar een ander steunpunt om ons tot handelen te kunnen aanzetten. Haast automatisch komt Stangneth in het spoor van Kant terecht bij de hoop en de moraal, de moraal als uitdrukking van de hoop dat de wereld beter wordt. De prijs die we daarvoor moeten betalen lijkt mij (maar wie ben ik?) dat die hoop wordt geconcentreerd in het bevel dat ik mezelf geef, mezelf als individu.
Geleidelijk voeren we steeds meer beelden en ficties in, de betere wereld, het individu, het bevel. Ze functioneren nu niet meer om het denken buiten werking te stellen maar om het denken te lanceren, en wel het denken als onderdeel van het handelen. Het handelen splitst zich in tweeën, om maar een minder bekende formulering van Aristoteles te hernemen. We geven bevelen aan onszelf, en denken tegelijk na over die bevelen, wat ze betekenen en welke gevolgen ze allemaal kunnen hebben. De beschouwing is nu niet meer alleen een verleiding, het is ook onderdeel van ons handelen.
En nooit is ook maar enig station gepasseerd. Hoofdschuddend lezen we weer een Duitser die maar niet loskomt van Auschwitz. Maar vergis je niet, via de hoofden van de daders van toen kunnen we uitkomen bij zoiets als empathie. Om sadist te kunnen zijn, moet je weten wat het is om de pijn te ondergaan die je iemand aandoet. En zo haal je toch nog weer iets goeds uit dat kwade denken. Een volgende stap lijkt me om ook weer eens naar die zogenaamde slachtoffers te kijken. Dat doet bijvoorbeeld Agamben, die Arendt bekritiseert omdat haar handelingsbegrip tezeer gelieerd is aan het offer, de Romeinse actio is in essentie een juridisch begrip.
In het leven vinden we meer dan alleen rechtsgang en verantwoordelijkheid. Zelfs de slachtoffers gingen door met leven, ook in morele zin. We moeten de moraal herijken, niet alleen door naar de toekomst te kijken, maar ook door voortdurend weer terug te reizen langs de stations die we gepasseerd hebben. Het denken wordt zodoende een verblijf, een gewoonte. Geen beschouwing met het doel de crisis en het handelen af te weren, maar zelf handeling, zelf interventie in de permanente crisis waarin we ons bevinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten