Wat is echt, wat is waar? Als kunst een geïntensiveerde versie van het leven biedt, zoals we bijvoorbeeld bij Goethe gelezen hebben (zie hier), dan kun je ook een kunstwerk bekijken om contact te krijgen met het echte leven. Nog een stap verder en je kunt dat echte leven beleven in de bioscoop. Daar word je helemaal opgeslokt door wat je ziet en hoort, er blijft niets meer van je over.
We vertrouwen dit niet helemaal. We hebben al zoveel spektakel langs zien komen, de onwaarschijnlijke ontsnappingen, de formules, de bekende acteurs, dat we in die bioscoop weer iets echts willen zien. Vandaar dat we naar films gaan waar bijvoorbeeld wordt gewandeld. Er zijn wel acteurs, er is een plot, er is een wilde storm, maar we zien onszelf daar wandelen, dat zou zomaar kunnen, en dat bewijst dat het echt is wat we zien, en dat het ons echte leven is dat we daar beleven.
Dat zou verklaren waarom er zoveel heisa is rond The Salt Path. Het boek waarop de film is gebaseerd klopt niet, de vrouw was niet arm geworden door een slechte investering, maar had een hoop geld achterover gedrukt en was daarvoor gestraft. De man lijdt aan een dodelijke, slopende hersenziekte maar gaat steeds beter lopen en sterft niet. En de wandelende schrijfster heet ook geen Raynor Winn maar Sally Walker. Anderzijds ligt nu de weg open voor religieuze verwondering. Het is toch een soort pelgrimstocht die ze ondernemen, met schelpsymbooltjes op de tegels. En zo worden we geslingerd tussen waarheid, bedrog en wonder. Geïntensiveerd leven, ja, maar daarna kom je weer buiten en zit je aan de pizza in je winkelstraat.
In Heerlen kijkt de pizzeria uit op de bioscoop waarop een gigantische afbeelding van de Griekse blinde dichter staat, met zijn lier. Hij kijkt omhoog, naar de goden ofzo. Mijn filmvriend Maarten leest iets over films die iemand wil zien als gebeden. We zaten dus bij nader inzien niet bij Plato, de grot, het bedrog van de geprojecteerde beelden op de muur, maar we waren in de ban van de dichter die al meteen de god aanroept: 'Muze, vertel me over de veelwendige man die zeer veel geleden heeft'. Het verhaal wordt verteld via de dichter door Pallas Athena, of misschien is dat hele epos wel een groot gebed.
Zoals bekend waarschuwt Plato ons voor Homerus. Die geeft het slechte voorbeeld met zijn goden die aan kleutergedrag lijden, en de verbale virtuoos Odysseus is ook niet erg geïnteresseerd in de waarheid. Zodat de vraag weer opkomt hoe we kunnen leven met het verhaal, het verhaal dat ons bedriegt waar we bij staan, wat we niet erg vinden, integendeel. Hoe kunnen we dus leven met onszelf die zo intens blij worden van leugens, als ze maar goed verteld worden? Leert het verhaal ons te genieten van oorlog, zodat we onze grenzen verbreden? Naar de ondergrens en ver daaronder?
Een uitweg biedt misschien de literatuur. Dat Homerus op die bioscoop afgebeeld staat als een blinde zanger is een mythe, die waarschijnlijk teruggaat op iets wat vermeld staat in de Odyssee. Odysseus spoelt aan op een eiland, nadat hij zijn schip, zijn kameraden en zelfs zijn kleren is kwijtgeraakt. Toch weet hij contact te maken met de jonge prinses die daar toevallig aan het spelen is met haar dienaressen, en wordt hij meegenomen naar haar vader, die een feestmaal aanricht. Er treedt een zanger op, een blinde zanger, die een verhaal vertelt over een militair leider die meevocht in Troje en daarna op zijn terugreis allerlei avonturen meemaakte. Odysseus begrijpt dat dit verhaal over hemzelf gaat en moet huilen. Hij zit dus in het verhaal te luisteren naar het verhaal dat over hemzelf gaat, postmoderner kan haast niet.
Je zou dit complicatie kunnen noemen, letterlijk 'samengevouwen', het een zit gevouwen in het ander. In een andere blog heb ik dit behandeld als een belangrijke essentie, of misschien wel dé essentie van de politiek. Politiek is complicatie, je hebt bijvoorbeeld een vijand, en vrienden, en die vrienden blijken ineens ook vijanden (zie deze blog). Maar je moet je vriendelijk tegen hen gedragen, anders nemen ze jou te grazen. In de Odyssee zien we dit gegeven bij zijn thuiskomst, waar hij voorzichtig moet doen omdat de vrijers er de macht hebben, en met zijn vrouw willen trouwen. Athena helpt hem om te veranderen in een oude bedelaar, zodat Odysseus zijn wraak rustig kan voorbereiden.
Op diepzinniger niveau is politiek complicatie omdat de wereld waarin we ons bevinden op een bepaalde manier ook de wereld is die zich in ons bevindt. En nou naderen we weer Plato. De wereld is niet voldoende, de man die uit de grot naar buiten werd gesleept om de echte wereld te zien, gaat daarna weer de grot in om de anderen te vertellen over de echte wereld. Hij wordt zo zelf die echte wereld in de grot, en ineens wordt die grot zelf de echte wereld, de plaats waar de waarheid wordt verteld. De wereld zit gevouwen in de grot, de grot in de wereld, het is allebei waar.
Nu weer terug naar The salt path, de film over het wandelende echtpaar. Ze zijn gaan wandelen om bepaalde redenen, waarmee we dus bedrogen zijn, maar het komt erop neer dat ze dakloos zijn geworden. Ook de aanleiding is interessant. De vrouw ziet ineens, als de deurwaarders hun huis belagen, een wandelgids liggen. Daarom gaan ze wandelen. Vanwege een boek. Onderweg duikt er nog een ander boek op, het Oudengelse epos Beowulf in de nieuwe vertaling van de beroemde Ierse dichter Seamus Heany. De man zit het te lezen, en daarom denkt een voorbijganger dat hij een dichter is. Maar daarom komt die man later weer op het idee om op een krat te gaan staan en voor te lezen uit Beowulf. Zijn vrouw gaat rond met de pet en zo hebben ze weer even wat geld voor eten.
Zie je, de film zit geplooid in de bioscoop met Homerus op de gevel en op een bizarre manier blijkt het allemaal te kloppen. De vraag die nu overblijft is nog: waarom Beowulf? Ik weet bijna niets over dat verhaal, maar herinner me wel mijn leraar Engels die in de jaren zeventig, op een paar honderd meter van deze bioscoop, het verhaal voor onze ogen dramatiseerde door fysiek met het monster in gevecht te gaan. Er was geen monster, maar Heuts was wel echt aan het vechten.
Op internet lees ik dat Beowulf gaat over de nederlaag. Beowulf doodt het monster Grendel, maar moet het daarna weer opnemen tegen een ander monster, een vuurspuwende worm. Die neemt hem te grazen. Zijn neef weet die worm weer te doden. Zo gaat het verhaal. Beowulf delft het onderspit, maar de beide monsters delven ook het onderspit. Je gaat door dit verhaal toch weer iets anders naar de film kijken. De wandeling wordt in beeld gebracht als een worsteling met de elementen, die eindigt met de overwinning, want de dodelijk zieke man blijft tegen alle verwachting in leven en wandelt nog steeds. Maar door de spiegeling met Beowulf kun je de film ook zien als een bezinning op de dood, op wat je gaat doen als je zeker weet dat je zult verliezen. Wat valt er voor ons te halen uit het leven dat ten dode is opgeschreven?
De film is zodoende een beschouwing over een gedicht, het probeert het oude gedicht voor ons te dramatiseren zodat we het gedicht weer willen horen. Maar is het omgekeerde niet ook het geval? Kan het gedicht niet tot ons spreken doordat het een beschouwing bevat over wat die wandelaars daar aan het doen zijn, op dat doek voor onze neus? We denken dat we zitten te kijken naar bijzondere mensen in een bijzondere omgeving. We gaan daar zelf ook wandelen, en veranderen zodoende ongemerkt zelf ook in filmacteurs, niet zo'n heel beste waarschijnlijk, maar we voelen ons helden. Wat ons ontgaat is dat de goden naar ons zitten te kijken en zich om ons vermaken. Ze sturen een stormpje op ons af, een ziekte, een beetje geld uit de pinautomaat, ze zien hoe we wat geld geven aan een mishandeld meisje, ze zien hoe we opgaan in die lange lange rij richting het einde.
Ik heb het Zoutpad gelezen en - al dan niet waar gebeurd - de schrijver heeft veel empathisch vermogen, alsof ze het zelf heeft ervaren. Vooral de manier waarop je als medemens behandeld wordt als je geen bezit of status hebt is schrijnend. Stof tot nadenken voor elke lezer of kijker.
BeantwoordenVerwijderen