donderdag 21 juli 2022

Wat de genen ons geven - Richard Powers volgt zijn heldin

Een gen schrijft zichzelf. En dat niet alleen, het blijft ook nog eens, het is wat blijft als wij allang weer weg zijn, of het is wat van onze voorouders overbleef. Zo bezien is het gen, zelfs nu we het perfect in kaart kunnen brengen en in toenemende mate ook kunnen bewerken, de perfecte metafoor voor alle andere zaken die met creativiteit, handelen, emoties, realiteit en fictie te maken hebben. Denk bijvoorbeeld aan de schrijver dezes. Hij probeert de taal te laten spreken maar weer zodanig dat die iets zegt, bij voorkeur iets herkenbaars dat tegelijk ook weer nieuw is. Het schrijft zichzelf.

Je vraagt je eigenlijk af waarom we nog iets lezen. Is dat niet een hopeloze verdubbeling die ook nog eens vertragend werkt? De consequentie is dat alle ethiek en dus ook alle politiek hopeloos achterloopt op wat zich afspeelt in die zelfschrijverij, datgene dus wat zich afspeelt in de genen. De ethiek wordt façade, ze krijgt iets komisch of zelfs tragisch (hangt af van je stemming), de mislukking van de ethiek wordt pleonasme.

Als dit ergens op slaat, moet ook de wetenschap op haar tellen passen. Ze kan wel theorieën opstellen over genen, en die vervolgens testen met experimenten, maar die zullen hooguit resulteren in bevestiging. Dat is dus tempoverlies, want de bedrijven hoeven die bevestiging niet af te wachten om met die genen zaken te doen. Niets ligt meer voor de hand dan dat de onderzoeker zelf zijn bedrijf opricht, zodat hij de zaakjes nog een beetje in eigen hand houdt. Maar daarbij is hij wel weer geneigd om het recht te onderschatten. Onze economie dankt zijn macht aan de samenvloeiing met het recht.

Zoals bekend (en in mijn vorige blogs besproken) draait het in het recht om oordelen of beslissingen. Jij wil je goeie genen verkopen? Dan is het maar de vraag wat je dan precies verkoopt. Je genen horen bij je lichaam en dat kun je in principe hebben. Maar als er een product van is gemaakt moet de rechter beslissen wat van jou is en wat van het bedrijf dat de licentie heeft veiliggesteld. Neem dus juristen in dienst. Nu zitten we zo'n beetje onder het adagium van rechtsfilosoof Carl Schmitt, distinguo ergo sum, ik maak onderscheid dus ik ben. En dan zou het heel goed kunnen dat je uitkomt bij de oorlog waarin je vriend en vijand goed uit elkaar moet houden.

In de roman Generosity (2009) van de door mij bewonderde Amerikaanse schrijver Richard Powers speelt de oorlog een rol op de achtergrond en ver weg. Dat is zelfs in het Westen van na 9/11 nog onze ervaring. We kunnen wel denken over oorlog, maar het is niet onze ervaring, we voelen er maar weinig bij. Dat heeft deels te maken met die oorlog zelf, sinds 1914 is - zoals Walter Benjamin zegt - de ervaring voorbij, de soldaat in de loopgraven moet zijn gevoel uitschakelen en ervaart ook niet meer zelf wat zich afspeelt om hem heen. En de vrolijke mens in de steden slaagt er ook steeds beter in om zich van de oorlog af te sluiten.

De oplossing van Powers bestaat erin dat hij zijn hoofdpersoon van ver weg laat komen, uit een gebied waar de oude oorlog (Algerije tegen Frankrijk) heeft plaatsgemaakt voor de opstand van de islamisten tegen de dictatuur. En ze lijkt te beschikken over een uniek gen, waardoor psychologen haar kunnen diagnostiseren met hyperthymie, herkenbaar aan de permanente extatische glimlach. Ziedaar de wandelende fantasie van wie we allemaal willen zijn, als we tenminste gelukkig willen zijn. Het gen van deze Thassa Amzwar is dus niet alleen potentieel reproduceerbaar, het is zelf al de natuurlijke culminatie van reproductie. Zelfs als fantasie in een roman kan dit gen al zijn werk doen, want het stimuleert ons om na te denken over wat geluk nu eigenlijk echt is en hoe we het kunnen realiseren.

Zo zou ook het lezen alsnog zijn plaats vinden in de wereld van het schrijven. Anders dan Thassa kennen wij de realiteit van het verlangen en beschikken daarmee over iets extra's, een armoede die we hopelijk met een draaitje van het schroefje kunnen omzetten in spirituele rijkdom. Ook de schrijver kunnen we vervolgens opvatten als lezer, hij kan Thassa veranderen van het meest felbegeerde object in een subject dat zelf haar verlangens ontdekt. De roman wordt Bildungsroman en we belanden alsnog in de ons vertrouwde wereld van de opvoeding. Word wie je bent.

Je komt een heel eind met Generosity als je je rol als lezer gewoon speelt. De oorlog lijkt ver weg. Toch is er in de roman een moment dat de politiek het lot van de hoofdrolspelers lijkt te bepalen waarmee ook een plotwending in zicht komt. De docent van de schrijfcursus wordt door Thassa gebeld met een noodkreet om hulp. Zij wordt inmiddels belaagd door de media, het maakt inmiddels niet meer uit of ze held of slachtoffer is. Ook het slachtoffer kan tegenwoordig object van verlangen zijn, als iedereen slachtoffer wil zijn en zich met haar wil identificeren. Thassa wil terug naar Montreal, waar ze (in een immigrantengezin) is opgegroeid, en Russell is bereid haar daarheen te brengen. We zitten nu dus weer in een roadmovie met zelfs glinsteringen à la Lolita.

Aan de Canadese grens moeten ze hun pas laten zien. En hun signalementen zijn al overal verspreid. Ik mag niet spoilen, maar wel verklappen dat de grens nu weer een politieke ervaring wordt, uitgelokt door het islamitisch terrorisme ver weg. Voorheen kon je gewoon doorrijden bij de grens, na 9/11 zijn ze weer strenger. In zo'n situatie hoef je niet eens zelf te beslissen, er wordt al zo over je beslist dat er eerder een teveel aan beslissingen is dan een tekort. Als God al zoveel beslist, waarom moeten wij dan ook nog eens beslissen, denkt Thassa. En zo draait de roman naar iets dat niet erg lijkt op het distinguo ergo sum, het is eerder een grenservaring (ook in letterlijke zin dus) die zich misschien opent naar iets anders, naar iets dat het midden houdt tussen harde realiteit en fantasie.

Een van de vele mooie motto's en sententiae in deze roman brengen mij terug op het spoor van Plato:

"No hay extensión como la que vivimos." 

                        -Pablo Neruda, "Soneto XCII," Cien sonetos de amor

'No place is bigger than where we live', vertaalt Powers. Maar de plaats, waarbij ik dus denk aan mijn chora-verkenning van vorige zomervakantie, is niet de enig mogelijke vertaling van extensión. We kunnen hier zeker ook denken aan de res extensa van Descartes, het primaire kenmerk van materie dat hij onderscheidde van de res cogitans. Die materie is een zijnsmodus die we net als de geest alleen kunnen begrijpen vanuit een hogere substantie. Maar die substantie kun je weer moeilijk denken vanuit het onderscheid, tenzij je ergens een hoogste zijnde in je mouw hebt verstopt. Het wordt ook dan heel moeilijk om dat hoogste zijnde met je denken vast te stellen wanneer dat onderscheid al gegeven is.

De dichter kan iets zeggen waarmee hij de filosoof vooruit is, zoals in dit geval Neruda. We kunnen peinzen over de betekenis van materie en zoeken naar de juiste methode, maar de dichter kan in het midden laten hoe de extensie die hij noemt begrensd is. Hij spreekt en hoeft niet te wachten op de betekenis om al te kunnen zeggen waar die extensie is. Denk aan Chili, maar zeker ook in het gedicht, in het Spaans of de Engelse vertaling, in de fantasie, met herinnering en toekomst. Hoe dan ook waar we leven.

Als het geluksgen ons dus uiteindelijk bij de grenservaring brengt, bij de grens die het gevolg is van de permanente oorlog, dan hebben we daarvoor niet per se de wetenschap nodig, of de ethiek, maar kunnen we meeliften met de dichter zoals op zijn manier ook Powers doet. Door Neruda te citeren en door zijn plotwendingen suggereert Powers dat we delen in het lot van Thassa en haar vrijheid, en dat deze ervaring ons verder brengt dan de grens.

We denken bij geluk vaak aan een happy end. Maar dat happy end was al min of meer het startpunt van Thassa. Ze had geen spirituele rijkdom nodig, tenminste niet in de vorm van levenskunst of levenswijsheid, omdat ze al diep gelukkig was. Het enige wat ze nog niet had was armoede. Dat is een lastige positie, omdat je voortdurend omgeven bent door mensen die jou veel te geven hebben.

Op de laatste bladzijden van de roman vinden we reminiscenties aan het verhaal van Jezus in de woestijn, die op de proef wordt gesteld door Satan. Jezus wijst alle mooie zaken van de hand die Satan hem voorhoudt. In de versie van Powers hoort bij die verleidingen ook het schrift met gedichten en de schrijfcursus. Misschien moeten we onze interpretatie volgens de lijn Neruda dus weer even herzien. Wat zou Powers bedoelen met de afwijzing van de gedichten door Thassa, de gedichten die ze zelf in het verleden had geschreven?

Ik zou nu Powers kunnen mailen, of verder peinzen over wat Thassa zegt. Maar wat ze zegt is misschien ook maar wat de schrijver haar in de mond legt. En de schrijver vertelt wat hij wil zeggen door het op te schrijven. Als we hem zouden mailen zouden we de lezer aan het woord krijgen, niet de schrijver.

Het lijkt of de schrijver ons te hulp komt door het woord van Thassa over te nemen:

"It's not mine," she says, "Give it to Russell. He will need this." 

I will need much more. Endless, what I'll need. But I'll take what I'm given, and go from there. (295)

Dit klinkt heel raar. Thassa of de schrijver besluit om aan te nemen wat haar wordt gegeven, maar in dit geval wijst ze juist iets af, de twee schriften die haar worden aangeboden. Het lijkt er dus op dat Thassa - of de schrijver - kiest om niet te kiezen. Ze kiest voor de 'endless need', omdat ze met haar eindeloze geluk en rijkdom op grenzen was gestuit. En zelfs deze keuze om niet te kiezen doet zich eerder voor als een moment in de tekst, iets wat de schrijver ontdekt bij zijn personage en dan overneemt. Thassa's generosity is dus niet haar genetische bagage maar haar (non-)beslissing om haar leven te leiden.

Het gaat dus niet echt om een beslissing, niet om een bewuste, transparante beslissing. De schrijver laat Thassa verdwijnen zoals wij lezers ook het boek opzij leggen, en zoals ik ook zometeen deze blog beëindig. Het leven gaat door, en wij hangen ergens tussen iets wat we zijn vergeten en iets waar we nog geen zicht op hebben. 'The time for deciding is after you're dead.' (296) Tot die tijd blijven we met onze schrijver en onze helden in gesprek. Dat is zeker ook een beslissing, en in die zin zijn we al dood. We hebben moeten sterven, we zijn gestorven en zullen ook sterven, en dat weten we nu al. Dat is grofweg de ervaring van het 'vivimos' van Neruda en daarom stellen onze beslissingen voorlopig niets voor.

File:Pierre-Auguste Renoir - Femme algérienne.jpg - Wikimedia Commons

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten