zondag 20 september 2015

Hoogste armoede - Agamben

Heb je eenmaal iets vervelends geanalyseerd en aan de kant geschoven, dan ga je het betere alternatief al gauw in een heel andere richting zoeken. Zo leek Opus dei van Agamben een afrekening met de liturgie en de sacramenten, waardoor het Westen zich steeds meer concentreerde rond 'operationalisering', de inwerkinstelling van het zijn die voor een hoop problemen zorgt. In Hoogste armoede (ik las ditmaal de Engelse vertaling) duikt Agamben opnieuw in de kerkgeschiedenis en vindt in het kloosterleven zijn alternatief. Uiteraard is hij zich er goed van bewust dat de monniken steeds meer geïntegreerd werden in de kerk, maar hun levensvorm bood in aanzet iets dat voor ons nog steeds interessant kan zijn. Kortgezegd: in plaats van de 'liturgicisatie van het leven' brachten de monniken een 'vivificatie van de liturgie' teweeg.

Nog was mijn argwaan niet weg. Want kort geleden herlas ik Kharkhordin, die de kloostergeschiedenis schetst als een voorgeschiedenis van de vorming van groepen en individuen in de Sovjet-Unie en daar eveneens spreekt van een 'levensvorm'. Mij is niet opgevallen dat Kharkhordin in die levensvorm op een of andere wijze een positief alternatief ziet voor de problemen van onze samenleving.
Daarbij komt nog dat de rechtsstaat zich in Rusland mede door toedoen van de christelijke voorgeschiedenis slecht heeft kunnen ontwikkelen, dat is niet allemaal de schuld van Poetin. Wanneer Agamben dus zijn levensvorm ook nog eens met zijn waardering voor de Franciscaanse armoedepraktijk contrasteert met het recht lijkt hij de deur open te zetten voor de rechtvaardiging van het geweld.

Het is dus nodig de inzet van Agamben te verhelderen. Hij wil laten zien dat we het leven der monniken meestal verkeerd begrijpen, doordat we de 'regel' opvatten als een wet die op het leven wordt toegepast. Daartegenover probeert hij die regel te beschrijven als iets dat min of meer verwisselbaar met dat leven zelf is. De regel is niet uiterlijk aan het leven maar maakt er eerder deel van uit. Vandaar dat die regels geen juridische status hadden. Dat ze dat later toch kregen heeft te maken met de verdediging tegen aanvallen van buitenaf, met name door kerkelijke juristen. Verheldering van de juridische status leidde dus ongelukkig genoeg tot juridisering.

Agamben spitst zijn studie uiteindelijk toe op de armoede bij de Franciscanen. Die is geen doel op zichzelf maar een bepaalde, afwijzende verhouding tot de eigendom. Tegenover het recht op bezit stelde Franciscus de usus facti, het feitelijk gebruik der dingen. Dat wij dat onderscheid maar moeilijk kunnen begrijpen zegt ook iets over ons. Het westerse consumentisme is in feite het recht op bezit waarbij het feitelijk gebruik er niet toe doet. Zo projecteren we wellicht op Franciscus de idee van armoede als het afzien van het gebruik der dingen, iets dat we onszelf zouden moeten aanwrijven.

Vergelijken we met dit verrijkte inzicht opnieuw Agamben met Kharkhordin, dan proberen ze beide voort te bouwen op de late Foucault. Tegenover de disciplinering zocht deze bij de seksualiteit van de oude Grieken een levenskunst die niets met esthetisering van het leven te maken heeft, maar een vorm van het leven zelf is. Waar wij gewend zijn wetten en regels steeds tegenover dat leven te stellen, zien Agamben en Kharkhordin in het kloosterregels eerder een leven dat zich over zichzelf buigt om het mogelijk te maken, een 'plooi' om het met de term van Leibniz en Deleuze te zeggen.

Toch pakken de analyses van Agamben en Kharkhordin zeer verschillend uit. Bij de Rus fungeert hij binnen een genealogie van de Sovjetpedagogiek die helaas maar al te succesvol was. Bij Agamben is er van invloed op onze samenleving niets te bespeuren vanwege de dominantie van het werk, die voortvloeit uit de liturgie en sacramenten.

Dit verschil begrijpen we misschien al beter wanneer we ons realiseren dat de levensvorm die Kharkhordin beschrijft, het kollektiv, volledig geworteld is een een filosofie van het werk, via het marxisme-leninisme. De levensvorm van het klooster heeft het kollektiv wel beïnvloed, maar heeft daarbij zijn externe, kritische potenties onderweg verloren. Schijnbaar is er binnen de Sovjetmaatschappij geen sprake van eigendom, maar in feite is alles juist op een geïntensiveerde manier eigendom via de staat. Binnen deze staat kan een usus facti dat niet juridisch wordt gedacht geen betekenis hebben.

Om in de politieke ethiek af te zien van de idee van eigendom is allerminst makkelijk. Niet voor niets wijst Hannah Arendt op de centrale betekenis van eigendom in de republiek. Wel verschijnen er in de literatuur steeds utopieën en parodieën van een levensvorm zonder eigendom. Maar steeds veronderstellen ze een operationalisering die hun realisering blokkeert. Agamben noemt deze fantasieën dan ook nauwelijks, behalve (zoals de Abdij van Thélème bij Rabelais) om zijn levensvorm beter in het vizier te krijgen. Ook is hij hoogst onzeker over de mogelijkheid van een confrontatie tussen Westers consumentisme en de monachale armoede, die mogelijk een derde perspectief zou kunnen opleveren.

Wat het nu al heeft opgeleverd is dat ik met andere ogen terugkijk op de Franciscanen, hopelijk met een blik jenseits von Gut und Böse. De roman van Jeroen Brouwers, Het hout, lijkt een kritiek, maar het is opvallend hoezeer de hoofdpersoon Franciscus zelf volgt in zijn bevrijdingsperformance. Brouwers heeft de roman zitten schrijven in zijn illegale boshuis in Zutendaal en werd gesommeerd het huis af te breken. Ik denk ook terug aan mijn moeder die me mijn Franciscaanse naam gaf, en opgroeide in de boerderij die leunde tegen het Franciscaanse novicenklooster, en aan de Franciscaanse filosofiedocenten van mijn theologieopleiding. Uiteindelijk ben ik via hen beland op het punt waar ik nu ben.

Ik probeer mijn blogs te schrijven als direct gebruik van ideeën zonder ze in eigendom te houden, maar ook zonder ze te operationaliseren. Vorig jaar schreef ik een sectieplan voor school met de titel 'Ora et labora', waarbij ik me met de nodige ironie de school probeerde voor te stellen als een monachale levensvorm.

Er heeft dus met dit boek van Agamben waarschijnlijk weer een stukje verheldering plaatsgevonden, niet alleen van mijn, van onze plaats in de geschiedenis, maar ook erbuiten, in een virtueel heden, een heden waarin het zijn in zijn immanentie anders kan zijn dan we dachten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten