maandag 28 september 2015

Agamben - Il linguaggio e la morte

Dit seminar dateert uit 1979-80 en is dus een vroege Agamben. De filosoof was toen nog vooral bezig met Heidegger. Over Benjamin en Foucault lezen we hier dus niets. Gaat het over dood en negativiteit, dan verwacht je de naam Hegel. Tot zover weinig verrassends. Daar komt nog bij dat ik dit boek las na het recentere De macht van het denken. Wat daar over Heidegger wordt gezegd wordt hier al uitgezet.

Wat dit seminar bijzonder maakt is dat het inzicht biedt in het perspectief van waaruit Agamben filosofeert. Dat is toch echt vanuit de taal. Later lijkt hij in het spoor van Foucault in de richting te gaan van praktijken en paradigma's, waardoor het lijkt alsof de taalfilosofie slechts een stadium was waar hij even doorheen moest. In plaats daarvan blijft de taal de plaats waar over de ontologie en de ethiek wordt beslist.

Bekend is Hegels analyse van het Dieses en het Zeigen in de Phänomenologie. Wil je tot zintuiglijke zekerheid komen, dan kun je ernaar verwijzen met het woord 'dit'. Maar op het moment dat je dit zegt, spreek je alleen het verleden uit. Dat zal zo blijven. Hegels filosofie gaat wezenlijk over het verleden. Voorzover de taal een ervaring uitdrukt, is dat iets negatiefs, een mening. Positief gezegd: het is het feit dat je spreekt dat overeind blijft, de stem.

We zijn na enkele analyses alweer lang uit Hegel en belanden via recentere taaltheorie van de shifters bij het inzicht dat die stem door de taal zelf wordt opgeheven. In het vervolg spelt Agamben de stem (in mijn Duitse vertaling) als STIMME, een stemloze stem. Hier bepaalt hij ook zijn standpunt jegens Derrida. Deze mocht misschien denken dat hij de metafysica voorbij was door die te bepalen als fonocentrisme, de metafysica had die stem dus al opgeheven. Derrida had gewoon vergeten dat de metafysica evenzeer bestaat in zijn wezensgelijke negativiteit, de opgeheven stem, de γραμμα. In eenzelfde beweging zet Agamben Levinas op zijn plaats, de Levinas van επεκεινα της ουσιας. Het zijn probeert Levinas te denken in het 'ille' voor het 'ego', het zeggen voor het gezegde. Ook dit is niet meer dan het negatieve van het zijn dat nog in de metafysica besloten ligt.

Het is dus de taal die ons kan brengen voorbij alle problematiseringen naar het Heideggeriaanse Ereignis. In dit seminar al breekt Agamben moedig los uit de idee dat het Duits onvertaalbaar is in vooral de Romaanse talen. Adsuefactio zou een goede pendant zijn van de Duitse term. Het gaat om het eigene dat in alle Indo-Europese talen opduikt als 'sue', 'se', 'he' of andere vormen. Het gaat om een ontsluiting van het eigene via zijn en tijd zonder het een uit te leggen via het ander, maar precies volgens het 'en' (und) dat beide scheidt en verbindt, of volgens het 'es' van het 'es gibt'.

Maar goed, het zijn was niet alleen het doel, het zijn van de ontologie of van het 'es gibt', het gaat ook nog om niets minder dan een ethiek. Zou deze kunnen ontspringen vanuit de STIMME zonder zich op te sluiten in het negatieve van het zijn dat nog steeds tot de metafysica behoort? Die ethiek kan geen 'sigetiek' zijn, een zijn dat zich mededeelt in de stilte of het zwijgen. Ook dat is nog precies die STIMME zelf.

Agamben zoekt - u had het zowat kunnen raden - zijn uitweg in een STIMME die niet slechts dood is, maar zelfs nooit heeft bestaan!

Wat rest is een gedicht, een excurs en een epiloog. Boeiend is dat Agamben hier al uitkomt bij de betekenis van het offer, ook weer zo'n motief dat hij vele jaren later weer oppakt, in feite in de hele Homo sacer-serie. Hoe komt Agamben van een nooit bestaan hebbende STIMME bij het offer? Als kerncitaat wijs ik het volgende aan:
Die Grundlosigkeit jeder menschlichen Praxis verbirgt sich hier im Sich-selbst-überlassen-Sein einder Handlung (eines sacrum facere), in der jedoch jede zulässige Handlung begründet ist: Obgleich jedem menschlichen Handeln und Sprechen unsagbar ( αρρητον [arrèton]) und unüberlieferbar, ist es das, was den Menschen in die Gemeinschaft und die Überlieferung schickt. (170)
Je kunt met dat offer alleen afrekenen door de taal weg te halen uit de fundering in de negatie of het niets en hem over te laten aan zijn eigen transparantie. Het 'ethos' van de ethiek bestaat, zo besluit Agamben, in de zichzelf doorziende sociale praxis, het zichzelf doorzichtig geworden woord van de mens'.

Het is dus de transparantie die Agamben boven het heilige zwijgen stelt, de transparantie van sociale praktijken én taal, waarmee we ons kunnen ontworstelen aan de duistere funderingen van de beschaving in het geweld.

Betekent dit opnieuw dat het denken zich voor een oneindige opgave gesteld ziet, de taal opnieuw vanuit de stem te doordenken? Dat stadium waren we toch allang voorbij? Inderdaad, de epiloog eindigt met de constatering dat het denken ooit een keer moet ophouden, wanneer het zich realiseert dat het via de STIMME weer uitkomt bij de stem. Het is dan de stem zelf die het einde van het denken bezegelt.

Het slot zou ik liever in het Italiaans hebben gelezen om de afstand met Heidegger te meten, maar misschien is het juist wel passend dat het vanuit het Italiaans is vertaald in het Duits om te onderstrepen dat het Duits voorgoed 'ereignet' is, vanuit de ander naar een eigene dat in feite nooit bestaan heeft, een Heidegger zoals Heidegger nooit gelezen was en had kunnen zijn, volgens de Heidegger die vond dat filosofie alleen mogelijk was in het Grieks en het Duits:
Folglich ist die Sprache unsere Stimme, unsere Sprache. Wie du jetzt sprichst, das ist Ethik. (176)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten