zaterdag 28 juli 2018

Paradox bij Aristoteles (over muziekonderwijs)

Aristoteles blijft ons bezighouden wanneer we over filosofie en muziek nadenken. Zelfs nu ik op vakantie ben. Of allicht moet ik zeggen: vooral nu ik op vakantie ben. Want Aristoteles is uitgesproken over de relatie tussen werk en vrije tijd. Je werkt voor je vrije tijd, en niet andersom. Daarnaast is Aristoteles ook erg voor activiteit (zoals bekend) en niet voor passiviteit.

Hieruit kun je al opmaken dat muziek voor hem betekenis heeft in de vorm van actieve muziekbeoefening in de vrije tijd. Maar omdat de mens ook al gevoelig is voor muziek voordat hij gevoelig is voor taal, verdient muziek ten volle de centrale plaats in de opvoeding die ze bij de oude Grieken al had. Muziek vormt het karakter en het bespelen van een instrument bereidt kinderen voor op het serieus nemen van vrije tijd. Dat is dus geen uitvinding van Aristoteles.

Aan de andere kant, het bestaande en het nieuwe liggen dicht bij elkaar. Muziek behoort tot de sfeer van wat de mens aan de natuur toevoegt. Maar de effectiviteit van muziek in de vorming van het karakter is wel gebaat bij het aansluiten bij de natuur. Je moet bij de keuze van de muziek dus wel rekening houden met de natuur.

En zo resulteert de Politica van Aristoteles in een betoog over de toonsoort die het meest geschikt is in de opvoeding. In de kwestie van de meest geschikte toonsoort verdicht zich in zekere zin de hele politieke filosofie van Aristoteles. Een voorbehoud dat je kunt maken is dat er wordt getwist over de status en volgorde van de hoofdstukken. Maar ook bij een andere volgorde valt te verdedigen dat alles culmineert in de toonsoort.

Nu verneem ik van Wikipedia dat de stelling dat toonsoorten van elkaar afweken door hun stemmingsinvloed onjuist is. Het zijn abstracte reeksen van hele en halve toonsafstanden, net zoals onze majeur- en mineurladders. Uit de bekendere muziekpraktijken van India, de raga's, valt af te leiden dat de stemmingsinvloed eerder te danken is aan melodische patronen. De Grieken kenden zoiets waarschijnlijk ook. Toonreeksen schieten te kort als bouwstenen van muziek, zeker wanneer die - zoals de Griekse - overheersend eenstemmig was. Melodische patronen vormen dus het minimum om iets te laten horen wat de stemming beïnvloedt.

Mij valt aan deze kritiek op dat ze berust op een vooronderstelling die we bij Aristoteles eveneens terugvinden. Muziek is niet primair getalsmatig, mathematisch, abstract, maar stemming. Stemming die stemming beïnvloedt. Aangezien het karakter ('ethos') gevormd wordt door de stemming, is er iets in de stemming zelf dat wel en niet overeenkomt met dat karakter. Je zou kunnen zeggen, met de differentiefilosoof Jean-Luc Nancy in ons achterhoofd: er bestaat een 'fundamentele resonantie' die voorafgaat aan het verschil tussen natuur en cultuur, klank en muziek, getal en emotie.

Door de kritiek van Wikipedia zou je haast over het hoofd zien dat die differentie tussen karakter en muziek niet alleen te wijten is aan de abstracte aard van de toonladders. Die differentie gaat terug op iets oorspronkelijkers, te weten de natuur en wat de mens eraan toevoegt, natuur en cultuur. Met andere woorden, ook met melodische patronen komen we niet bij de identificatie van muziek en karakter. Het kan altijd gebeuren dat muziek met melodische patronen ons koud laat. Abstractie vormt een noodzakelijk element in de cultuur en dus ook in muziek. Je bent bij het denken over muziek aangewezen op een differentiedenken in enigerlei vorm.

Daarnaast, zo luidt de belangrijkste les van Agamben, en wellicht ook van Nancy en Aristoteles, wordt die differentie altijd tot zweven gebracht, in suspensie of resonantie. Anders kan er van stemmingsinvloed geen sprake zijn. In de muziek wordt structureel onhelder waar precies de grens loopt tussen het beïnvloedende en het beïnvloede element. Wellicht is dit de reden dat we muziek zo vaak zien als uitdrukking van de stemming die wij zelf hebben. Aristoteles zag het precies andersom, muziek is een belangrijke manier om het karakter actief te beïnvloeden. Alleen daardoor kan de deugd of voortreffelijkheid (aretè) worden versterkt waardoor mensen zich in het leven actief opstellen. Maar of muziek nu uitdrukking of beïnvloeding is, in beide gevallen moet je ervan uitgaan dat het verschil tussen beide polen, passief en actief, wordt gesuspendeerd om überhaupt te kunnen werken.

Via deze voorbereidende beschietingen kom ik nu bij het doel waartoe de hele muziekfilosofie bij Aristoteles dient, en bij de paradox die ik in mijn titel aankondigde: actieve muziekbeoefening is - naast het noodzakelijke werk dat nu eenmaal moet worden gedaan - de beste voorbereiding op de vrije tijd. Het toppunt van vrije tijd is wanneer we samen zitten te eten en luisteren naar de muziek die door anderen ten gehore wordt gebracht.

Om deze droom uitnodigend te maken grijpt Aristoteles terug op Homerus en Odysseus:
"De zanger, die men als enige noodt tot een feestmaal"
 en, na nog een paar anderen op te sommen die worden genodigd, toevoegt
"die de zanger vragen hun allen genot te verschaffen".
Elders verklaart Odysseus dat de mooiste tijdpassering is
wanneer mensen vrolijk zijn en als
"disgenoten naast elkaar gezeten in 't paleis
naar een zanger luist'ren". (Politica 1338a25-29)
Blijkbaar zijn mensen niet vanzelf in staat om zo gelukkig samen te eten. Daartoe moeten we worden opgevoed. En zo kan het gebeuren dat we alles moeten doorstaan: pianolessen waarin we op de vingers worden getikt, maaltijden waarbij we worden berispt als we de stemming verbreken, en niet te vergeten tragische personages zoals de voedster van Medea die ons wil troosten bij alle trauma's die we ondergaan en waardoor we niet in staat zijn onbekommerd bij deze maaltijden te zitten.

De beloofde paradox: actieve muziekbeoefening in de opvoeding helpt ons om later onbekommerd samen te eten en te luisteren naar de minnestreel. Lekker passief dus.

Afbeeldingsresultaat voor fastfood lonely



Geen opmerkingen:

Een reactie posten