zaterdag 14 april 2018

Fundamentele resonantie - Nancy en Agamben

Hoe kan dat toch, de ene na de andere tekst kan ik hier becommentariëren, alsof dit recensies zijn. Dat zijn het zeker niet, ik wil over de rug van anderen iets beter begrijpen. Zijn het dan interpretaties? Nou nee, ik heb geprobeerd Agamben te volgen in zijn keuze voor een alternatief. Interpretatie impliceert een bevel, het bevel om te interpreteren. Agamben suggereert dat we beter Schürmann kunnen volgen, in zijn 'anarchisme'. Dat hebben we gedaan.

Nu is het volgen van Schürmann en Heidegger nog niet zo simpel. Iedereen leeft in een tijd, en die tijd wordt bepaald door een ἄρχη (archè, begin, heersend principe, bevel). Het maximale wat we kunnen doen is nadenken in voorbereiding op een andere tijd, waarin de archè plaatsmaakt voor het beschouwen van de dingen waarbij het zijn zich als presentie en absentie kan aandienen. We moeten deze andere tijd niet denken in termen van een na volgens de historische tijd. Omgekeerd moet de historische tijd worden overdacht als voortvloeiend uit de archè die ons in de greep heeft. Een consequentie waarbij Agamben in het spoor van Benjamin uitkomt is dat die opvatting van de historische tijd het product is van een religieuze verhouding tot de wereld, de religie namelijk van het kapitalisme. In werkelijkheid is dit kapitalisme al anarchisch. Het menselijk handelen verliest zijn fundament en doelgerichtheid.

Wellicht liggen in het verfoeide kapitalisme zelf mogelijkheden geborgen om ons tot de wereld te verhouden in armoede, in de zin van een verhouding tot de wereld die niet toe te eigenen is. Wanneer of naarmate we erin slagen de dingen te bevrijden uit de eigendom wordt het weer mogelijk ze te gebruiken. Gebruiken zouden we als een handelen kunnen opvatten waarin oorsprongen en doelen steeds opnieuw kunnen opkomen, in plaats van ze te fixeren en in plaats van controleverwerving.

Twee bakens doemen op die ons langs deze onzekere route verder kunnen leiden. Het eerste is de stem. Bij Agamben is de stem het merkteken van de metafysica. Misschien kunnen we dit merkteken dus ook - met of tegen Agamben - gebruiken om het domein van de archè achter ons te laten. Het andere baken is de verhouding die bij Heidegger een opening lijkt te bieden in het denken rond identiteit en differentie. Slaag je erin de verhouding beter te doordenken, dan kun je de valstrikken van identiteit en differentie ontlopen. Ik vat de nadruk op suspensie bij Agamben op als een voortzetting van de nadruk op de verhouding die je bij Heidegger al in het begin van Sein und Zeit aantreft. (Ik besef goed dat deze opmerkingen wel erg onuitgewerkt ogen, maar het is dan ook niet meer dan een aanduiding van het punt waarop ik me nu bevind.) De lezer van mijn voorbije blogs zal misschien ook denken aan chora van Plato. Misschien zouden we chora kunnen opvatten als een manier om de verhouding tussen de verschijnselen en de logos op een alternatieve manier te overdenken en de filosofie in verhouding te brengen met de poëzie, een noodzakelijke aanvulling die ik verder heb verkend met mijn Lucebertus-experiment.

Op dit punt aanbeland vond ik het tijd om twee minuscule boekjes van Jean-Luc Nancy erbij te nemen. Eerst À l'écoute uit 2002, waarin Nancy het begrip 'fundamentele resonantie' naar voren schuift. Dit is om meerdere redenen voor mijn zoektocht interessant. Allereerst omdat de stem via dit begrip in verhouding wordt gebracht met het luisteren. Op een of andere manier moeten we het luisteren zelf opvatten als een stem, zonder het tot de stem te herleiden. In die verhouding moeten we de identiteit-in-differentie of de differentie-in-identiteit tussen het uiten en het vernemen van de stem respecteren om zicht te krijgen op zowel de stem als het vernemen. Toen ik dit boekje herlas, stuitte ik in mijn boekenkast op een nog kleiner boekje, Le partage des voix uit 1982. Daar buigt Nancy zich over het begrip hermeneia dat hij losweekt uit de toeëigening ervan door de sociale wetenschappen. Daarin volgt hij Heidegger, maar komt hij uiteindelijk uit bij Plato, toch zo'n beetje de beschermheer van deze blogserie. Nancy komt in 2002 niet terug op zijn bevindingen van twintig jaar eerder. Maar het lijkt me alleszins mogelijk om het latere boekje te beluisteren in resonantie met het eerdere.

Om de portee van deze beschouwingen voor Agamben duidelijk te maken zou je naar het begrip 'resonantie' bij hem kunnen zoeken. Dat levert echter niets op, vooralsnog. Wel zie ik twee begrippen die voor het verbinden van beide denkwegen (Nancy en Agamben) iets opleveren. Allereerst natuurlijk het begrip 'abandonner', dat bij beide denkers een toegespitste betekenis krijgt. Bij Agamben uiteraard in Homo sacer waar de mens overgeleverd wordt aan de ban, en uiteindelijk het hele onderzoeksproject wordt abbandonato, in de steek gelaten of overgegeven aan een ander. Bij Nancy wordt het woord abandonner gebruikt als nadere bepaling van le don, en wel van de logos in bijvoorbeeld de hermeneia. Nancy gebruikt voor deze gegeven logos het woord sens (zin, richting), dat een centrale betekenis in zijn filosofie heeft. Welnu, deze sens 's'abandonne' in of aan het 'delen van de stemmen'. Er is geen stem zonder dat die wordt overgegeven, zich overgeeft aan, het gesprek, de verhouding tussen de stemmen en de verhouding van het zijnde tot het zijn, ook wel Dasein genoemd.

Nauw hiermee verbonden is een voetnootje in À l'écoute waarin Nancy expliciet naar Agamben verwijst:
'La recherche de la voix dans le langage, c'est cela la pensée.' (p.45n; citaat ontleend aan La fine del pensiero, Le Nouveau Commerce, no. 53-54, Paris, 1982)
Het is vanuit deze gedachte nog maar een stap naar de hierboven geformuleerde idee dat de stem zelf noch te begrijpen is vanuit de taal als semiotische betekenissamenhang, noch als zelfidentieke substantie, maar als partage, in Platoonse zin op te vatten als deelnemende verhouding aan het zijn (methexis) en als hermeneia, aankondiging en (over)gave.

Het moet mogelijk zijn om vanuit de idee van resonantie niet alleen, zoals Nancy doet, Heidegger opnieuw te lezen, en wel door ons terug te voeren naar Plato, maar ook Agamben hierbij te betrekken. Hoe moeizaam de vriendschap tussen Nancy en Agamben ook was, alle tekenen wijzen op een filosofische affiniteit die misschien vergelijkbaar is met die tussen Nancy en Derrida. Een dergelijk project gaat me boven de pet, maar dat geldt vooral wanneer we de geduldige en uitputtende interpretatie van hun werk zouden beogen.

Een het is precies de interpretatie die door beide denkers, door Nancy en Agamben, in de steek is gelaten, en daarmee misschien - tot op zekere hoogte - ook Derrida. In plaats van de interpretatie komt de fundamentele resonantie, dat zou mijn hypothese voor het moment kunnen luiden.

Wat is het verschil tussen beide, volgens Nancy?
Hij legt het helder uit in À l'ecoute, p.19. Horen of begrijpen (entendre) is het begrijpen van de sens. Luisteren (écouter) daarentegen is 'être tendu vers un sens possible, et par conséquent non immédiatement accessible'. Luisteren levert dus niet altijd iets op, het laat met andere woorden ook de verhouding in stand tussen ons en de klank. Interessant is ook het adjectief 'possible', waarmee Nancy toch weer afstand lijkt te nemen tot een denken waarin alles draait om de aporie, en waarmee een koppeling met de filosofie van Agamben in principe mogelijk wordt. Op zijn minst in termen dus van resonantie.

Luisteren, de oren spitsen, heeft dus iets met resonantie te maken, meer nog - verrassenderwijs - dan horen. Luisteren, vervolgt Nancy, kun je op twee manieren opvatten. De eerste is het luisteren naar een betoog of een teken dat kan oprijzen uit de stilte. De zin bevindt zich dan aan gene zijde van de klank, de klank is niet meer dan een middel om de zin te vernemen. De tweede is de muziek, waarin de klank meer is dan een middel, en waarin zin en klank ononderscheidbaar vermengd zijn. Het lijkt er dus op dat zin (sens) pas mogelijk is doordat we hem relateren aan een klank, of die klank nu zelf zinvol is of niet. Resonantie is de uitdrukking van deze differentie, dat de zin altijd verwijst (renvoie) naar zichzelf of iets anders, dus moet worden gedacht als verhouding. Dit geldt evengoed voor de klank. Ook de klank is al verwijzing doordat hij zich voortbeweegt in de ruimte terwijl hij zich tegelijk terughoudt in het innerlijk.

Waar Schürmann dus met vele anderen (wellicht ook Heidegger) de onmiddellijkheid van het horen benadrukt en het horen daarom verkiest boven het zien, draait Nancy de verhouding tussen zien en horen op dit punt om. Het zien is bovenal onmiddellijke presentie, het horen is luisteren, resonantie, verwijzing van de klank en de zin zonder dat een van beide nog als archè kan worden opgevat. In de resonantie, zouden we met het begrip van Agamben kunnen zeggen, is de differentie tussen zin en klank 'gesuspendeerd', wordt ze 'ononderscheidbaar'.

Via het luisteren, als Nancy gelijk heeft, wordt het mogelijk zich tot de dingen te verhouden in hun presentie én absentie, naar het model van de klank die komt en gaat, in tegenstelling tot het beeld of de idee die model staat voor het onmiddellijk presente dat er eeuwig en onveranderlijk is. Uiteraard kunnen we, vanwege het verwijzende karakter van de resonantie, ook de andere waarnemingen vervolgens duiden volgens deze verhouding. Het is mogelijk om sonoriteiten in termen van kleur te benoemen, en dit is makkelijker dan beelden in sonore termen te beschrijven. Dit empirische argument is echter niet doorslaggevend, en - ik moet zeggen - ook voor mijzelf niet erg overtuigend. We zagen bijvoorbeeld in The Ancient Phonograph hoe we vanuit de tekst en door die tekst heen een stem kunnen beluisteren, bijvoorbeeld van Cicero.

Maar het gaat Nancy niet om de resonantie naar voren te schuiven als een nieuwe archè, de inzet is het doorbreken van wat hij met Heidegger beschouwt als het kenmerk bij uitstek, de archè van de metafysica, namelijk de cirkel. In Le partage des voix had hij Sein und Zeit gelezen en uitvoerig uitgelegd dat de cirkel niet het exclusieve model is van de uitleg van het zijn, dus van de hermeneia, maar slechts een mogelijke uitdrukking van die uitleg. Die uitleg moeten we opvatten als aankondiging (Kundgebung), een motief dat Nancy vervolgens handig deconstrueert met behulp van de latere Heidegger en Plato's dialoog Ion. Maar zelfs die deconstructie is niet iets anders dan aankondiging. De deconstructie opent de metafysica naar het andere (de ander), maar die opening moeten we niet opvatten als interpretatie, maar als aankondiging. De term resonantie komen we hier nog niet tegen, maar wel al 'aangekondigd' met de term nabootsing (mimesis) die oprijst bij het lezen van Plato. Resonantie is een gelukkigere term, zo schat ik in, omdat er in elke nabootsing van zintuigen bij andere zintuigen een klank resoneert, het 'timbre' (klankkleur zou ik geneigd zijn te vertalen, waarmee ik de logica van Nancy helaas weer enigszins verstoor...).

Het gaat bij de resonantie hoe dan ook om een methexis, een participatieve, 'besmettende', 'suspenderende' verhouding tot het zijn die door de stem wordt aangekondigd. We kunnen die resonantie fundamenteel noemen, met Nancy, maar niet in de zin van een fundament of andere archè. Fundamenteel wil hier wellicht niets anders zeggen dan dat de resonantie in elke verhouding tot het zijn meeresonneert, ook wanneer het gaat over taal, beeld, begrippen of ideeën.

We weten dat Agamben - wellicht in het spoor van Benjamin en Deleuze - eerder het spoor volgt van de beschouwing, als verhouding tot het zijn die de metafysica achter zich laat en ons 'overlevert' (abbandonare) aan het zijn als ontoeëigenbaar. Toch laat ook de klank hem niet onberoerd, alleen al doordat hij Plato blijft lezen. Net als Nancy gaat Agamben (overigens zonder hem te noemen) in op de idee van Plato in Ion dat de muziek een θεία μοίρα (theia moira, goddelijk lot) is, al legt hij deze ook heel anders uit. Nancy vertaalt theia moira met 'partage divin', en bepaalt dit nader als 'partage de voix'. De goddelijke kracht deelt zich mee aan de dichters en de rapsoden (degenen die de gedichten uitvoeren, voordragen, 'aankondigen' in de speciale betekenis van hermeneia) volgens de partage, in een verdeling (en dus resonantie, durf ik te zeggen) van de stemmen over allen die deze stem vernemen en er dus aan deelhebben.

Agamben (Che cos'è la filosofia? p.142) lijkt zich meer op de vlakte te houden met zijn vertaling van θεία μοίρα als 'sorte divina' (goddelijk lot) en 'destino divino' (goddelijke bestemming). Maar als je doorleest zie je hoe Agamben hier al de politieke macht in zijn achterhoofd heeft. In andere teksten, zegt Agamben, eist Plato de plaats van de muziek namelijk op voor de filosoof, die zich tegelijk bindt aan de taal en de memoria (Mnemosynè is de moeder van de Muzen). Wanneer Agamben onze samenleving dus herinnert aan de oorspronkelijke samenhang tussen taal en muziek, neemt hij zelf de plaats van Mnemosynè in, zou je kunnen zeggen, of nog beter: hij wijst Hannah Arendt deze rol toe, die het denken opvat als onderbreking van de woordenstroom van de taal, waarbij Agamben zelf de stem van de muzikale dochter verwoordt.

Afwezigheid van resonantie, zou je kunnen vaststellen, geen resonantie van de muziek in de taal, geen resonantie van Nancy in Agamben, geen resonantie - in onze tijd van muziekvervlakking - van de dichter in de filosoof. Maar hoe zou de filosoof van nu zijn taak kunnen uitvoeren als hij niet altijd al zijn oren spitste, à l'écoute was voor de stemmen die klinken wanneer de taal in zijn eigen leegte ronddraait?

De oerscène van het luisteren beeldt Nancy heel mooi uit met zijn verwijzing naar de liggende Venus van Titiaan, aangestaard door een organist die in de buitenlucht zit te spelen (zie onder). Hij kijkt naar haar buik, vermoedt Nancy, waarbij ik denk: er is niet altijd een maieutiek nodig om in relatie te treden met de dochter van een godin, je kunt in resonantie blijven doorspelen, nog voor de bevalling aanbreekt, of je blik laten afdwalen naar de putto of Cupido over haar schouder.

Vanuit mijn ervaring als organist weet ik waarover Nancy het heeft, orgelspelen is op een bepaalde manier wel op te vatten als echoscopie, in de pijpen resoneert van alles mee, zeker ook de höchste Lust van Tristan als hij Isolde ziet (en door Nancy met notenschrift wordt geciteerd). Het schilderij van Titiaan leert me bovendien dat we de resonantie kunnen opvatten als uso del corpo, van het lichaam, landschap en het zelf. Agamben leert me weer met een andere Titiaan, in L'aperto, dat we de désoeuvrement van Nancy ook anders kunnen opvatten dan als partage en resonantie. We zien een naakte nimf liggend bij een geklede herder. Even verderop staat een hertenkalf overeind tegen een boom. Hier is het dier het object van begeerte. De man heeft een fluit bij zijn mond, maar maakt op dit moment geen muziek. Désoeuvrement betekent hier: onwerkzaam. Er klinkt niets, er is geen resonantie. We hadden misschien eerder onze oren gespitst, maar nu rusten ze.

Door deze wederzijdse verheldering begrijpen we nu ook beter waarom Nancy niet aan dieren lijkt te denken, als hij naar zijn Titiaan (de organist) kijkt. En dus ook waarom hij eigenlijk überhaupt nooit aan dieren denkt, behalve wellicht als offer in het spoor van Bataille. De buik van de vrouw is niet alleen aankondiging, niet alleen object van begeerte, het is wellicht ook de peau tendu die Nancy in de bladzijden ervoor tot een soort quasi-oorsprong van de resonantie had verklaard. De gespannen huid over een trommel maakt de resonantie tot een corps battu, het betrommelde lichaam dat vroeger 'ziel' werd genoemd, de resonantie tussen het zelf en de wereld. Deze verhouding kent een zekere allure van spanning en ontspanning, genot en angst.

Désoeuvrement dus, twee keer hetzelfde maar dan anders. De ene keer partage des voix, de andere keer argèsis (buiten-werking-stelling). In beide gevallen zitten we aan de limiet van de stem. De stem is wat wordt verdeeld en gedeeld, en de stem is wat nu even niet klinkt, op het lome middaguur. Achter de resonantie van de klank of stem gaat misschien deze oorspronkelijkere resonantie schuil van een ontvangstoord of plaats waar de bewegingen worden gesuspendeerd en de abstracte mogelijkheden tot leven komen. Zullen we deze plaats maar chora blijven noemen of onze mond houden?
Afbeeldingsresultaat voor titiaan organist


Geen opmerkingen:

Een reactie posten