dinsdag 11 juli 2023

Gedegradeerd tot materie - De atoomtheorie van Marx

Hoe kunnen atomen bewegen? Dan moet er toch ruimte voor ze zijn. Daarom zegt de Griekse filosoof Democritus dat er lege ruimte moet zijn. Leegte bestaat echt. De jonge filosofiestudent Marx laat in zijn scriptie over de Griekse filosofie de leegte verdwijnen, omdat hij misschien toch liever Aristoteles volgt. Deze gelooft niet dat leegte bestaat.

Ik had de scriptie van Marx oppervlakkig gelezen. Dat heeft te maken met mijn methode om terug te lezen. Ik denk altijd dat we, als we iets missen, het bij een volgende keer wel ontdekken. En wat is filosofie anders dan het voortdurend herlezen van de oude bronnen? Ik houd erg van actualiteit en had lange tijd een hekel aan oude, achterhaalde meuk. Soms zag ik dat het toch loont om terug te lezen. Dat zou ook hier ook wel eens het geval kunnen zijn.

Marx verdiept zich in Epicurus, niet in Aristoteles. Het is niet onmiddellijk evident wat Marx bij Epicurus denkt te kunnen halen. Hij kent Hegel, en schakelt de dialectiek in. Daarin vindt hij in Epicurus een medestander. Het atoom als zodanig interesseert hem niet erg, het gaat om de manier waarop je vanuit de materie de natuur beter kunt begrijpen, en analoog daaraan de cultuur. Daarvoor moet het atoom in beweging kunnen komen. Het moet dus kunnen ontsnappen aan de voorspelde, regelmatige beweging omlaag. De zwenking staat voor de invoering van het toeval in de natuur, en daarmee de vrijheid.

Nu dreigt die vrijheid meteen weer te worden ingekapseld in de noodzaak en de voorspelbaarheid. De dialectiek gaat samen met een interne doelgerichtheid. Het zelf ziet zich geconfronteerd met zijn ander, de vijand, in dit geval de (externe) natuur. In de dialectische bewegingen raakt het zelf zichzelf kwijt, het raakt 'vervreemd'. De bewegingen voeren het zelf via zijn vervreemding weer terug naar zichzelf. Je kunt dit proces heel goed, zoals ook filosoof Paul Cobben schetst, opvatten als bevrijding. De natuur wordt bevrijd doordat we in de dialectische bewegingen onszelf gaan zien als natuurlijke wezens.

Blijven we zitten met een probleem. Waar haalt het zelf zijn vrijheid vandaan als het die eerst lijkt te hebben uitgeschakeld? Is het niet al zodanig verwikkeld in de noodzaak dat het letterlijk geen ruimte meer krijgt om af te wijken? Om daar meer zicht op te krijgen moeten we niet alleen lezen hoe Marx Aristoteles volgt (die niet in leegte gelooft) maar ook hoe hij de leegte bij Epicurus behandelt.

Welnu, dat vinden we in de sectie Atomai archai und atoma stoicheia. De kwestie die op tafel ligt is of we aan Epicurus de visie op het atoom als een element (stoicheion) kunnen toeschrijven. Daarvoor volgt Marx de gezaghebbende Johann Konrad Schaubach (1764-1849), die een geschiedenis van de Griekse astronomie heeft geschreven, en zich kritisch verhoudt tot Epicurus. Marx citeert hem voortdurend, waardoor je kunt denken dat hij - als student, zoals studenten dat nu eenmaal doen - zijn opvattingen gewoon overschrijft. Maar Marx neemt het op voor Epicurus, eventueel ook tegen Schaubach in.

Schaubach doet niet moeilijk over het atomon stoicheion. Hij haalt er gewoon Aristoteles bij. Marx is niet onder de indruk. Aristoteles stelt beide atomen aan elkaar gelijk, zegt Marx. Het atoom kun je zien als een archè (oerbeginsel) en als stoicheion. Heeft Aristoteles het over het element, dan heeft hij het meestal over het atoom. Dus. Schaubach verwijst ook nog naar Stobaeus (Στοβαίος), een Griekse letterkundige uit de vijfde eeuw, en naar Plutarchus. De twee soorten atomen zouden we kunnen onderscheiden naar hun gewicht. Marx countert dit argument doordat hij gewicht niet toekent aan het atoom op zichzelf, en pas ontstaat bij de zwenking en de botsingen. Schaubach overtuigt hem dus niet van het bestaan van twee soorten atomen.

Er is dus maar een soort atoom, volgens Epicurus zoals Marx hem leest. Oerprincipe en element zijn twee verschillende bepalingen die betrekking hebben op hetzelfde atoom. Dat komt Marx goed uit. Want hij kan het atoom nu gewoon element of, hoe hij stoicheion ook vertaalt, Grundlage of materielles Substrat noemen. Het atoom heeft voor zijn begrip, essentie en existentie niet alleen nodig dat we het als oerprincipe zien, maar ook dat we er bepaalde kwaliteiten aan toekennen, waaronder gewicht. Die kwaliteiten zijn misschien dan wel onverenigbaar met het atoom op zichzelf, maar dat is Marx' minste probleem. Integendeel, dan zitten we meteen in de dialectiek, en wel met Epicurus zelf.

Maar dan die leegte... Waar heeft Marx die verloren? Of liever gezegd: waarom duikt hij meteen weer op? Als het atoom al kan bewegen, zwenken en botsen, dan zitten we al in de dialectiek, en wel die van het atoom zelf. De leegte is al overwonnen doordat het atoom in vrijheid de ruimte doorkruist en vult met de vormen die ontstaan. Onnodig om de leegte überhaupt nog te noemen.

Toch brengt Marx de leegte ter sprake, en wel in een intermezzootje. Hij gaat in op de methode, de manier van formuleren ook, van Epicurus. Dat is nodig om de lezer te overtuigen dat het bij beide atomen (oerprincipe en element) niet werkelijk om twee soorten gaat. Dat was kennelijk nog niet afdoende bewezen. Misschien zit er iets in Epicurus' wijze van presenteren, zijn methode en formuleringen, wat ons op het verkeerde spoor brengt. Marx:

'Ehe ich diesen Unterschied auseinandersetze, mache ich noch aufmerksam über eine Manier des Epikur. Er setzt nämlich die verschiedenen Bestimmungen eines Begriffes gern als verschiedene selbstständige Existenzen. Wie sein Prinzip das Atom ist, so ist die Weise seines Wissens selbst atomistisch. Jedes Moment der Entwickelung verwandelt sich ihm unter der Hand sogleich in eine fixe, von ihrem Zusammenhang gleichsam durch den leeren Raum getrennte Wirklichkeit; alle Bestimmung nimmt die Gestalt der isolierten Einzelheit an.'

'Gleichsam durch den leeren Raum', als het ware door de lege ruimte. Het is niet echt zo, maar we begrijpen goed dat lezers dit kunnen denken, vanwege de manier van uitdrukken van Epicurus. Marx gaat dit weer verhelderen met een voorbeeld. Als Epicurus het heeft over het oneindige (to apeiron, wat overigens ook 'het onbepaalde' kan betekenen), lijkt hij het te hebben over een bepaalde, zelfstandige substantie. Dat is een misverstand.

Marx onderscheidt bij Epicurus drie manieren waarop het begrip oneindig wordt ingezet. Het heeft betrekking op 1) de veelheid van atomen en de lege ruimte samen, op het heelal dus;  2) de veelheid van atomen, die tegenover de lege ruimte staan;  3) de lege ruimte, die tegenover de atomen wordt gesteld. Het argument van Marx houdt in dat we het oneindige niet als zelfstandige substantie mogen opvatten, maar als accidentele bepaling van de natuur (atomen plus leegte). Het gaat dus eigenlijk niet over het oneindige, en ook niet over de lege ruimte. Het gaat nog steeds over het atoom, het gaat over de materie.

Dat Marx de lege ruimte toch noemt heeft zeker te maken met taal, met uitdrukking, methode, en met misverstanden. Hij is er om de zaken op te helderen. Niettemin is het interessant dat hij het oneindige erbij haalt, en wel als bijkomende, niet-substantiële bepaling. Kunnen we hieruit afleiden dat Marx de lege ruimte, en wel tegen Aristoteles en Hegel in, essentiëler acht dan de oneindigheid? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Een mogelijke interpretatie is dat we de materie zelf als oneindig kunnen opvatten. Maar wel op een manier die accidenteel is, bijkomend, niet-essentieel. Het zou kunnen zijn dat de materie, door Marx gezien als het substraat van de natuur, de ruimte-tijd en de geschiedenis, zich lijkt te verzelfstandigen. Of, zoals hij het zelf zegt, te degraderen:

'Bei diesem Übergange aus der Welt des Wesens in die Welt der Erscheinung erreicht offenbar der Widerspruch im Begriff des Atoms seine grellste Verwirklichung. Denn das Atom ist seinem Begriff nach die absolute, wesentliche Form der Natur. Diese absolute Form is jetzt zur absoluten Materie, zum formlosen Substrat der erscheinenden Welt degradiert.

Ik begrijp (nog) niet wat Marx hier bedoelt met jetzt. Ik neem aan dat hij er niet zijn eigen tijd, maar Epicurus mee bedoelt, zijn visie op het atoom. Het was oerprincipe, en als zodanig de absolute vorm van de natuur. Maar nu, doordat Epicurus het met zijn tegenspraken in beweging brengt, verliest het zijn vorm-kwaliteit en wordt het materie, materieel substraat, element. Je zou ook kunnen zeggen: nu pas wordt het atoom echt materie. Maar dus ook vormloos, en als zodanig degradatie.

Ik ben geneigd om deze passages, die ik hierboven een voor een ben langsgelopen, te zien in hun samenhang. Marx volgt Epicurus zo'n beetje net zoals ik Marx lees, van achter naar voren. Naarmate we beter begrijpen wat het atoom is, blijkt het geen oerprincipe te zijn maar vormloze materie. Het heeft niet zijn leegte verloren, wat ik gisteren nog dacht, maar zijn vorm.

In termen van Aristoteles zou je kunnen zeggen dat het atoom nu gelijkstaat met de mogelijkheid. Het is de mogelijkheid par excellence, datgene wat op de bodem van de geschiedenis voortdurend ligt te wachten op zijn realisering, zijn verbinding met de vormen en met de natuur. Maar Marx wil niet (zoals Schaubach) de sprong naar Aristoteles te makkelijk maken. En zo lijkt het of hij zich ook, al is hij nog maar student, voorzichtig tegen Hegel keert. Al is het maar impliciet.

Hierna volgt bij Marx de passage die we gisteren besproken hebben, inclusief het citaat van Lucretius. 'De onsterfelijke dood neemt het sterfelijke leven weg.' We begrijpen nu ietsje beter hoe Marx zich deze epicureïsche sententia toe-eigent. De onsterfelijke dood is de dood van de natuur, de gedegradeerde natuur van het atoom in de lege ruimte. Het vormt een onverbrekelijke eenheid met de lege ruimte, maar alleen als oerprincipe. Als element, als atomon stoicheion, verzelfstandigen atoom en lege ruimte zich, het worden nu drie oneindigheden, drie onbepaaldheden die met elkaar botsen en verzinken in vormloosheid.

Misschien kunnen we dat jetzt van Marx toch ook opvatten als betrekking hebbend op onze tijd. Het atoom in de lege ruimte is de dood van de natuur. Dat is wat we nu meemaken, met de vormloosheid van de politiek. Het atoom, ofwel het individu, kunnen we echter ook opvatten als de mogelijkheid in termen van Aristoteles, als iets dat er (met Leibniz) om vraagt te worden gerealiseerd. Maar niet te snel, we moeten, met Marx, een beetje weerstand aan Aristoteles blijven bieden.

Yip Harburg Quote: “Leave the atom alone.”

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten