vrijdag 17 augustus 2018

Emoties zonder gezag - Agamben over de idee van de muziek

Mede dankzij Leland de la Durantaye hebben de vroege boeken van Agamben weer meer gezag voor mij. Het Homo sacer-project is fascinerend vanwege de politieke urgentie die het uitstraalt. Maar de basis daarvoor is toch gelegd in de vroege boekjes over poëzie en taal. Langs deze weg ontstaat ook de kans om even iets te updaten van mijn muziekproject. Daartoe was ik aangestoken door de  appendix bij Agambens boek over filosofie en de link met Aristoteles.

Lees je Idee van het proza uit 1985 (ik heb de Duitse vertaling), dan valt al gauw op dat er schijnbaar geen verband is tussen de titels van de hoofdstukjes en wat erin staat. Alle titels beginnen met 'Idee van het...'. Het is duidelijk een experiment van Agamben om het tussengebied tussen literatuur en filosofie op te zoeken, waarbij de grenzen tussen beide domeinen diffuus worden. Geïnspireerd, behalve door Heidegger, vooral door Benjamin, aan wie Agamben de titel ontleent. Benjamin sloot zich ooit in een opmerking aan bij een uitspraak van de vroegromantici dat 'de idee van poëzie proza is'. Proza is daarom niet zomaar het tegendeel van poëzie, het staat ermee in een nauwe betrekking. Vergelijk hiermee de gedachte van Agamben dat een gedicht op de laatste regel geen enjambement kan bevatten. 'Het einde van een gedicht' is dus geen gedicht, het is de plaats waar poëzie en proza ononderscheidbaar worden.

Een van de korte stukken van Agamben in dit boek heet Idee der Musik. We verwachten er misschien een beschouwing over muziek. Maar in plaats daarvan gaat het over stemmingen, ervaringen en emoties die in de filosofie en literatuur van de eerste helft van de vorige eeuw hun weerslag hebben gevonden. Deze beschrijving mondt uit in een ogenschijnlijk sombere conclusie, waarin ineens alsnog de muziek lijkt op te duiken:
'Das Aufzeichnen der Stimmungen, das Erlauschen und Mitschreiben jener lautlosen Seelenmusik, hat in Europa ein für alle Mal um 1930 ein Ende gefunden.' (Idee der Prosa, p.84)
Is het werkelijk muziek, deze beschrijving van stemmingen zoals met name de angst bij Heidegger? Kunnen we ons iets voorstellen bij 'klankloze zielmuziek'?

Jazeker, dat kan, want sinds Aristoteles en zelfs eerder weten we dat muziek invloed heeft op de ziel, op de vorming van het karakter en de deugden. Ga je ermee akkoord (ja, ik ben me bewust van deze (schijn-)metafoor...) dat de ziel met de muziek resoneert, dan kun je de ziel en de emoties beluisteren als muziek.

Van Agamben weten we dat hij - opnieuw geïnspireerd door Benjamin - gelooft dat de ervaring sinds de Eerste Wereldoorlog ten einde is. Natuurlijk doen we nog steeds ervaringen op. Maar toch is er iets wezenlijk veranderd. En het gaat om een proces dat slechts geleidelijk tot ons doordringt. Agamben verwoordt het verschil met de term gezag:
'Nicht, dass es nicht mehr möglich wäre, die dialektische Zerrissenheit der Angst zu erfahren, wie auch, wer es wirklich will, gewiss die kathartische Kraft der Stimmungen empfinden kann: aber wir träumen nicht mehr, an eine Erfahrung - und zumal nicht an eine solche - den Anspruch auf Autorität zu knüpfen.' (p.85)
De conclusie luidt dat we onmuzikaal zijn geworden, volgens Agamben, 'on-gestemd', 'dat wil zeggen zonder beroep'. Met deze laatste term vertaalt Agamben de idee die hij aan Aristoteles ontleent dat we zonder 'werk' (ergon) zijn. Durantaye maakt er een belangrijk punt van in zijn boek. Het is de bestemming (het beroep) van de mens om zonder (vastgelegde) bestemming te zijn, zonder beroep, roeping, werk.

En we beschikken niet over de moed om deze toestand onder ogen te zien, aldus Agamben. Je zou kunnen zeggen dat de band met de deugden nog in stand is gebleven: met bepaalde muziek wilde Aristoteles in de opvoeding de jeugd moed bijbrengen. Maar als er geen muziek is, is er ook geen moed. En daarom, zegt Agamben, hebben we de moed niet deze situatie onder ogen te zien.

Via de stemming legt Agamben vervolgens (in het spoor van Heidegger) een band met de epoche, de tijd. De stemming is wat ongezegd blijft in die tijd maar als zodanig wel de taal en het zijn van de tijd op een bepaalde manier onthult. Dankzij de stemming hebben we besef van de ontoegankelijkheid van de oorsprong, van de bijzondere wijze waarop de taal en het zijn zich aan ons openbaren.

In plaats van een negatieve conclusie komt Agamben uit bij een positieve conclusie, waarmee hij vooruitgrijpt op een dialectische omslag die hij later rond zijn idee van de ervaring van de taal ('experimentum linguae') zal formuleren. Door het ontbreken van de muziek komt de taal aan bij de oorsprong die voorheen door diezelfde muziek werd geblokkeerd. Agamben:
'Ohne Epoche, erschöpft treten wir auf die selige Schwelle unserer unmusikalischen Wohnung in der Zeit. Unser Wort hat wahrhaft den Anfang erreicht.' (p.86)
Deze apodictische conclusie wordt begrijpelijker wanneer we de appendix van Che cos' è la filosofia (2016) erbij betrekken. Hier beperkt Agamben zich veelal tot Plato en Aristoteles en komt hij niet expliciet terug op de ideeën van Idee der Prosa. Maar in essentie vertelt hij hier een soortgelijk verhaal. Taal heeft alleen betekenis wanneer de grenzen van de taal duidelijk zijn. Muziek heeft de functie ons ervan te doordringen dat taal niet alles zegt, geen directe connectie heeft met de oorsprong van de cultuur. Gaat deze band verloren, dan gaan muziek en taal rondtollen in de leegte, zonder enige begrenzing. Denken en politiek gaan in deze toestand verloren.

Agamben is hier wel positief over de mogelijkheid er iets aan te doen. Hij spreekt verrassenderwijs zelfs van een 'taak', en wel de belangrijkste taak van de filosofie, om de muziek te hervormen:
'È in questo senso che la filosofia può darsi oggi soltanto come riforma della musica. Poiché l' eclisse della politica fa tutt'uno con la perdita dell' esperienza del musaico, il compito politico è oggi costitutivamente un compito poetico, rispetto al quale è necessario che artisti e filosofi uniscano le loro forze.' p.145 (Om deze reden moet de filosofie zich nu toeleggen op de hervorming van de muziek. Omdat de ondergang van de politiek samengaat met het verlies van de ervaring van het muzische, komt de positieve taak van de politiek nu neer op een poëtische taak, waarbij het nodig is dat kunstenaars en filosofen hun krachten bundelen.')
Muziek is dus cruciaal om een bepaald soort nefaste afhankelijkheid van het denken van de taal te doorbreken. Denken kan - zo citeert Agamben Hannah Arendt - alleen maar plaatsvinden wanneer de ononderbroken stroom van de taal wordt onderbroken. En daarvoor hebben we de muziek nodig, zegt Agamben, op grond van zijn beschouwingen over Plato en Aristoteles.

We zijn hier wellicht getuige van zoiets als een bijstelling van het experimentum linguae die Agamben aan het eind van Idee der Musik en in Infancy and History nog verwelkomt. Hoe kaler de taal, hoe onmuzikaler, hoe betekenislozer, hoe groter de kans dat we eindelijk ervaren wat taal eigenlijk is, het feit met name dat we in de taal opgesloten zitten. De taal komt aan bij zijn oorsprong. Maar er kan alleen maar geschiedenis plaatsvinden, met cultuur en 'epoche', wanneer we de taal zijn plaats toewijzen. Na de eclips moeten we de taal zijn beperkte plaats toewijzen in de cultuur.

De vraag is nu hoe filosofen de muziek kunnen hervormen, wanneer zij onmuzikaal zijn. Helpt het om zich te laten bijstaan door kunstenaars? Componisten en dichters? Is er niet een context, een 'epoche' nodig om deze helden hun plaats te geven die ze nodig hebben om hun essentiële taak te kunnen uitvoeren? Het is kip of ei. We moeten wellicht niet onze kaarten zetten op een Verelendungsdenken. Wat verhindert ons om geholpen door musici en dichters aansluiting te zoeken bij de ervaringen die voor ons - hoe diffuus ook - nog bereikbaar zijn?

Vannacht hoorde ik op de radio popmusicus Diederik Nomden praten over de verarming van de popmuziek die volgens hem sinds de seventies gaande is. Hij speelt (speelde?) met zijn band nummers van de Beatles na. Die waren zoals bekend voor hun laatste albums de studio ingevlucht om het gekrijs van de fans te ontlopen. Maar studiogeluid is ook niet alles. In zekere zin is het coveren van die studiosongs dus origineler dan die songs zelf. Het gaat erom, zegt Nomden, dat de luisteraar wordt geraakt door de muziek. We zijn nog in staat om het spektakel tot kleinere proporties terug te brengen, denk ik dan, en om ons gevoel nog te activeren.

Je zou dit coveren overigens, onder verwijzing naar Benjamin, citeren zonder aanhalingstekens kunnen noemen.

Afbeeldingsresultaat voor beatles krijsende fans

2 opmerkingen:

  1. 1930. ongetwijfeld brecht dreigroschenoper, https://m.youtube.com/watch?v=X7eO7MKEZAY&pp=ygUlYnJlY2h0IGRyZWlncm9zY2hlbm9wZXIgbWFja2llIG1lc3Nlcg%3D%3D

    BeantwoordenVerwijderen
  2. reactie van Cor Arends

    BeantwoordenVerwijderen