zaterdag 2 december 2017

Trofee uit de missie

Met vriend Jon bezocht ik het Missiemuseum in Steyl. Jon had een bericht gelezen dat zijn nieuwsgierigheid geprikkeld had. Dat bericht is sindsdien hopeloos zoek. Ook op internet vind ik niet iets dat het geweest kan zijn.

Om Steyl te bereiken moet je weg van huis. De bitse doch heldere stem van de Tomtomvrouw leidde ons naar het Zuiden en je hebt dan echt het gevoel er eens even helemaal uit te zijn geweest. Ben je eenmaal daar, dan wil je ook weer graag weten wat je ervan zult meenemen, van dat uitje. Is het inderdaad de moeite waard, dat museum? Om dat te weten te komen moet je van dichtbij gaan kijken. Er is daar werkelijk van alles te zien: een filmpje, Balinees houtsnijwerk, maar vooral heel veel dieren, opgezette dieren.

Nu raakt Jon in dubio. Het is wel fijn om zoveel dingen bij elkaar gelegd te zien. Maar moeten we niet ook weten wat het betekent? Zijn blik draait naar mij. Ik weet van alles over het Christendom, en ben ook nog afkomstig uit het katholieke Zuiden. En dan raak ook ik in dubio. Ik mag dan wel van alles weten, ik weet uiteindelijk maar weinig over de betekenis van Jons dubio. Is het de protestant in hem die op zijn kierkegaardiaans de twijfel zo ver mogelijk doordrijft? Is het ons verlangen ons te wentelen in de kerstsfeer, starend naar de vele rode achterlichten op de A15, driving home for Xmas?

Welnu, met die twijfel over de betekenis hangt ongetwijfeld de beslissing samen om wat er ligt ook maar gewoon te laten liggen. In 1980 is besloten dat het museum ligt zoals het ligt. De glazen vitrines die reiken tot het plafond, de enorm summiere informatie, de eclectische selectie en de willekeurig ogende opstelling. Er zijn plannen voor uitbreiding, maar ongetwijfeld wordt dat een uitbreiding in de zin van extensie, uitbreiding van hetzelfde, naar het naastgelegen klooster.

De website spreekt ook al erg summier over de doelen van dit geleg: schoonheid, wetenschap en educatie. In een tijd waarin er nog geen tv was konden de Limburgse inboorlingen kennismaken met de overzeese objecten. Educatie. De verzamelingen van insecten en vlinders wekken onze interesse in de soorten, taxinomieën en hebben zoals bekend Darwin voortgebracht. Wetenschap. De oogverblindende kleuren der vlinders openen onze ogen voor de vormenrijkdom der overige elementen van de wereld buiten Europa. Schoonheid.

Opnieuw voelen we ons bedrogen. De informatie was karig, nu komt daarbij dat dit alles niets met missie te maken heeft. Missie is toch iets wat we brengen? Nu is het precies andersom. Missie is het geleg dat ons uit de koloniën (Limburgs: kolonieën) is gestuurd. Missie is toch de verkondiging van Christus tot in de uithoeken van de wereld? Nu zien we Christus in het houtsnijwerk als een Javaanse prins voor het Javaanse stamhoofd Pilatus staan. Missie is toch embedded in de militaire operaties? Hier wordt ons geleerd dat missie accomodatie werd in de negentiende eeuw toen de bewoners zich bewust werden van hun eigen kracht. Aanpassing aan de lokale cultuur om afstand te nemen van de bezetters.

Langzaam laten we de teleurstelling op ons inwerken. Er treedt iets op dat ik filosofie of althans de ervaring van het denken zou willen noemen, of zelfs met Aristoteles een denken van het denken. Jon komt met het woord trofee. Ik bedenk meteen dat dit woord is afgeleid van het Griekse tropaion, iets wat je meebrengt van de plek waar de beweging omkeert, van het keerpunt. Ook de accomodatie kun je beschouwen als zo'n keerpunt. Dat hangt weer samen met de film biomimicry die in het museum naast de missiefilm voor de kijkers beschikbaar is. Om effectief missie te bedrijven moet je de adressant nabootsen, en in de nabootsing word je die ander. Wat je dan terugstuurt ben je zelf, jij als Javaan of Balinees.

Denken van het denken is volgens filosoof Agamben een activiteit die een verzwakkend effect heeft. We worden natuurlijk niet werkelijk die Javaan. We weten maar al te goed dat die Javaan zelf zijn cultuur heeft vormgegeven met onze ideeën en we kijken in werkelijkheid dus in een spiegel, al is het een vervormende spiegel, een spiegelpaleis en een freakshow. Dat houvast hebben we nog. Om dat te behouden moeten we de tijd stopzetten en het museum bevriezen in de toestand van de jaren dertig.

Maar het leven gaat door. We stappen naar buiten, gaan tegenover het museum in het Vaer Hoes aan de koffie en vlaai, omringd door poppen van echte Zwarte Pieten, en wandelen door de kloostertuin. Ik zie een vogel met een geel achterwerk en een rode kop. En dan raken we alweer in dubio. Jon vertelt me dat hij op vogelcursus is geweest en meer naar de vogelschouwers ging kijken dan naar de vogels. Ze wilden steeds die vogels determineren. Jon is erop afgekickt. Determineren hoeft niet meer zo nodig. Maar een beetje.... dat zou wel kunnen. We willen toch wel een beetje weten welke vogel dit was.... Thuisgekomen vind ik de kleuren terug bij de groene specht.

Steeds meer draai ik me hier in de logica van de tragedie die ik ontwaarde in de boekjes van Nancy en Critchley. Ook hier weer die expositie voor de ogen van het publiek, de ruimte waarin op een of andere manier zoiets plaatsvindt als geraakt worden. Omdat we zozeer naar dit raken verlangen raken we terecht in de spiegelpaleizen van de representatie. We gaan naar Steyl en eindigen bij een plaatje van de groene specht op Google, en bij een filosofische blog als deze. Tegelijk is er iets anders aan de hand, iets wat Nancy benoemt als de duisternis, het onzichtbare publiek of de ruïnes waartegen de gebeurtenis zich kan aftekenen, de ervaring van geraakt worden.

Met andere woorden, die ervaring vraagt om een ruimte die ontstaat in plaats en tijd. Om een doek dat valt, om een theatrale handeling die ons de gebeurtenissen in een gestolde vorm voor ogen voert. Misschien is de missie ooit uitgevonden om onszelf weer tot leven te wekken, oog in oog met de gestolde vorm van onszelf die ons wordt gestuurd vanuit de duistere uithoeken der aarde.

Nu heb ik ook weer iets meer helderheid over het paradigma van het geraakt worden. Lange tijd was dat voor mij de mystagogie, de traditie waarin we ons door teksten en ervarenen laten binnenvoeren in de ervaring van het geheim, het geheim van Christus oftewel ons nietige zelf. Deze week werd ik ineens opgebeld na mijn lessen. Liturgist en oudcollega Ad de Keyzer had me gevraagd of ik een stukje Messiaen wilde spelen bij de Nacht van de mystiek, die dit jaar de wending naar het Oosten centraal stelde. Nu had de organisatie voor een andere oplossing gekozen. Messiaen was toch iets te highbrow, er was nu een Turkse zangeres benaderd. Vandaag ga ik dus de partituur van Vingt regards sur l'enfant Jésus weer terugbrengen naar de bieb. Nog nietsiger dan de celebratie van het niets, dit terugbrengen. Het nietsige is geen celebratie, het is de verveling in de coulissen van de tragedie, de afbraak van het voetbal door de commercie, en naar nu blijkt ook de inlevering van het momentum bij de bibliotheek, Google afbeeldingen en het vertrouwde blogspot.

Jon is voor mij ook een mystagoog, hij wilde me ooit mee hebben naar een heel weekend zenmedidatie in Drente. Nu kwamen we dus terecht in Steyl, in het missiemuseum. Is dat een keerpunt, een tropaion? Zoiets weet ik pas als ik erover schrijf, zoals nu. Het is misschien een kwestie van stappen in de duisternis, zoals Nancy zegt, en geleidelijk wennen aan wat daar niettemin zichtbaar is, zoals Agamben zegt. We lopen de nagebouwde Calvarieberg op. Christus hangt aan het kruis maar kan nog praten. Hij praat tegen zijn moeder en tegen Johannes, zijn geliefde leerling, in wie ik Jon zie, de verweesde Jon. Moeder, ziehier uw zoon, zoon, ziehier uw moeder, zegt Jezus volgens de onderschriften en volgens het Johannesevangelie. Het lijkt of Jezus zijn plaats als zoon van Maria en daarmee als zoon van God afstaat aan zijn geliefde leerling. De duisternis in stappen.

Afbeeldingsresultaat voor groene specht


Geen opmerkingen:

Een reactie posten