vrijdag 6 maart 2015

De indirecte rede van Deleuze & Guattari

Franse boeken hebben vaak geen index. Dat heeft me destijds bij mijn proefschrift een onverwacht voordeel opgeleverd. Het ging namelijk op een laat moment mis met printen, en ik moest besluiten van de index af te zien. Daardoor deelde mijn proefschrift indirect toch in de status van mijn  Franse helden. Het nadeel van dat fenomeen begin ik nu pas te zien. Eindelijk heb ik de moed gevat om Mille Plateaux van Deleuze en Guattari te lezen. En ik stuit ineens op Bachtin die wordt gebruikt als een belangrijke inspiratiebron voor hun taalopvatting.

In mijn scriptie destijds voelde ik veel affiniteit met de visies van Deleuze en Guattari, zonder dat ik die direct besprak. Daarvoor waren ze voor mij toch net iets te ongrijpbaar. Een paar jaar verder, toen ik vastliep in mijn verhouding met mijn promotoren in Derridiaanse duisterheden, doken D&G opnieuw op. Via hun Kafkaboekje ontdekte ik de betekenis van hun 'lignes de fuite', die ik bij Bachtin herkende in zijn 'lazejka', wat te vertalen is met 'achterdeurtje', 'kruipgat'. Dat idee bracht mijn promotoren de helderheid of liever de schijnbare helderheid die ze eisten, en ik mocht alsnog promoveren.

Al eerder had ik de behoefte een en ander recht te zetten. Want de promotie voelde toch paradoxaal genoeg als een 'reterritorialisering', een terugkeer binnen de grenzen van het gebied. Maar het heeft niet geleid tot een herlezing van Bachtin of D&G. Behalve nu dan, en dan sla ik ook nog eens twee of drie vliegen in een klap. Via D&G maak ik opnieuw kennis met Bachtin en ik kom erachter dat bij D&G de verhouding tussen deterritorialisering en reterritorialisering minder moreel beladen is dan ik dacht. Steeds wordt het een doorbroken door het ander, steeds is sprake van allebei.

Wat me bij D&G vanuit mijn Derridiaanse vooringenomenheid tegenstaat is die achteloze aanname van onmiddellijkheid. Taal is een bevel dat onmiddellijke werking heeft op een lichaam. De hele idee van différance kan binnen dit frame niet meer verschijnen, zoveel is duidelijk. Maar als je dan gaat kijken wat die taal is, dan kan het D&G niet abstract genoeg zijn. Ze verwijten de structuralisten niet dat hun begrip van 'langage' te abstract is, zoals meestal gebeurt, maar dat het nog niet abstract genoeg is. Binnen de taal die werkt op lichamen vind je verschuivingen, dubbelheden, onbeslisbaarheden (my words), stemmen. Die staan in verbinding met een 'dehors', maar dat moet niet verstaan worden als ophanging aan transcendentie. Het gaat steeds om de relatie van diverse immanenties volgens een rhizoom-model, waarin geen permanent centrum is aan te wijzen.

Alle taal is indirecte rede, dat is de kern van de taalopvatting van D&G die ze openlijk (behalve dan in de index, want die is er dus niet) aan Bachtin ontlenen, en wel aan Marxisme en taalfilosofie. Daar pleitte Bachtin (inderdaad wordt vaak aangenomen dat hij de auteur is, terwijl destijds het boek onder de naam van zijn vriend Volosjinov verscheen) voor een opvatting van taal als ideologie, waarbij ideologie zelf maar een mogelijke taalstructuur is. Met andere woorden, taal en ideologie kunnen zich nooit voor elkaar afsluiten, en je kunt evengoed zeggen dat taal immanent is aan ideologie als andersom. Zo werd het in principe mogelijk de sovjetideologie te analyseren met de instrumenten van de westerse linguistiek.

Bachtin toont zich daar bijzonder gecharmeerd voor de idee van de 'vrije indirecte rede', die hij vooral in romans zag. De auteur lijkt de gedachten te beschrijven van zijn personage, maar feitelijk is het lastig zijn eigen gedachten van die van zijn personage te onderscheiden. De gedachten verschijnen als directe rede, maar zijn in dubbel opzicht indirecte rede: de auteur neemt lichtjes afstand van de gedachten van zijn personage, en het personage wordt als het ware belaagd door de stem van de auteur. Bachtin mocht dan nog misschien wel denken dat dergelijke uitingen in laatste instantie vanuit 'waardencentra', morele subjectiviteit, te begrijpen vielen, D&G rekenen daar beslist mee af.

Ook al omdat ze een alternatief begrippenapparaat bieden, met hun 'agencement', 'corps sans organes' en 'déterritorialisation'. Er is natuurlijk het een en ander gebeurd sinds de negentiende eeuwse linguistiek, en na de laatste pogingen van Althusser waren ook de Fransen vrij om het sociale determinisme aan de kant te schuiven, onder de inspirerende invloed van vooral Nietzsche. En terwij Kristeva Bachtin nog presenteert in het zog van Lacan hebben D&G daar in hun Anti-Oedipous mee afgerekend. Zo bezien is het eigenlijk eerder verwonderlijk dat Bachtin niet een prominentere plaats in Mille Plateaux krijgt. Maar als alle taal indirecte rede is, kunnen we zelfs dat niet uitsluiten.

Nog even een link met Plato, aan wie we in deze blogserie zoveel verplicht zijn. Is hij niet de keizer van de directe rede, als gemankeerd tragedieschrijver? Onmiddellijk schiet me het plaatje binnen, de beroemde ansichtkaart die figureert op Derrida's Carte postale. Het is onhelder wie schrijft, Plato of Sokrates. Maar dat geldt natuurlijk ook voor het hele oeuvre van Plato (of Sokrates dus...). Mogen we misschien spreken van vrije indirecte rede? En mogen we de namen naar believen verwisselen met die van Bachtin, Volosjinov, Deleuze, Guattari of Derrida?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten