maandag 20 juli 2020

Aansluiten bij Lyotard

Iemand zegt iets interessants. Zo interessant dat het van alles bij je oproept. Het is een bloem die opengaat en waar je blaadje na blaadje ziet ontluiken. Je wil erbij aansluiten met jouw herinnering, jouw verhaal. Maar dan keert de ander zich tegen je. Hij ziet zijn verhaal verdwijnen in jouw verhaal. Geen ramp, probeer je nog, laten we het begin hernemen. Maar het is te laat. De ander is het begin vergeten. Het gesprek is van eigenaar veranderd. Wat een ontluikende bloem leek, blijkt nu diefstal.

Ik duik in mijn verleden om te kijken of ik houvast vind voor overdenking van mijn overtredingen. Er komt een zinnetje in me op: 'Je moet aansluiten!' Het is van Jean-François Lyotard, de Franse filosoof met wie ik wegliep op het eind van mijn studietijd. Zijn 'bijbel' is het boek Le différend en stamt uit 1983. Iemand (ik meen mijn docent Henk Manschot) vertelde me later dat het boek bestond uit aantekeningen, losse stukjes, de vorm die het ook in zijn gepubliceerde versie heeft. Daarmee eerde Lyotard zijn inspiratiebron Wittgenstein. Maar het was ook een ode aan het onaffe, het gegeven dat iets nooit af kan zijn, want je moet aansluiten, en dus openbreken. Lyotard had het onaffe manuscript onder zijn kussen. Vrienden hebben het van hem gestolen om hem te dwingen het uit te geven. Weer die diefstal.

Ik pak het boek uit de kast en zoek naar dat zinnetje. Hier bijvoorbeeld al, op p.11:
Enjeu
Convaincre le lecteur (y compris le premier, l'A.) que la pensée, la connaissance, l'éthique, la politique, l'histoire, l'être, selon le cas, sont en jeu dans l'enchaînement d'une phrase sur une phrase.
Lyotard verheldert zijn inzet door hem te contrasteren met twee andere. Aan de ene kant heb je de economie, die zinnen tegen elkaar kan uitruilen. Aan de andere kant heb je het academische discours dat gericht is op maîtrise. De filosofie moet zich daarvan onderscheiden, middels le différend, door niet de ene zin in te ruilen tegen de andere (bijvoorbeeld in het relativisme) en evenmin de ene zin onder te schikken aan een hogere, waardere zin (wetenschap, metafysica).

De hamvraag is hoe Lyotard kan vermijden dat hij met die A. op de loop gaat, hoe hij de toeëigening en diefstal kan vermijden. Kijk je naar zijn boek, dan is Levinas naast Wittgenstein zijn grote inspiratie. Beide denkers belichten diverse kanten van meesterdenker Kant. Met bovenstaand citaat lijkt Lyotard zich tot deze ethische aansluiting bij Levinas de toegang bij voorbaat te hebben geblokkeerd. Is A. iemand die we moeten overtuigen met filosofie? Is hij onze eerste lezer? Nee, er staat 'y compris'. De lezer, dat ben ik ook zelf, zelfs wanneer we onszelf zien als die A., de A. van Ander of van Anton.

Ik blader door naar de excurs Lévinas op p. 163. Levinas, met of zonder accent aigu, ontneemt ons de illusie, zegt de andere L., Lyotard, dat ik zelf de eerste adressant van mijn zin ben. De Ander richt zijn bevel tot mij, en dat bevel bestaat vooral in de ervaring dat er een bevel is. Vreemde omkering: ik moet de Ander ervan overtuigen dat hij een bevel tot mij heeft gericht. Terwijl ik me daarvan zelf niet bewust ben, het is een bewustzijn dat voorafgaat aan mijn bewustzijn.

De 'diefstal' die hier in het spel is zien we op deze bladzijden verwoord als 'vervreemding'. Dat is hoe Lyotard bij Levinas aansluit. Hij wil het 'wonder' van Levinas in verband brengen met de 'vervreemding' (estrangement) bij de gnostici, waarbij hij zich vooral door Hans Jonas laat leiden:
'L'obligation aliène le moi : il devient le tu d'un autre absolument inconnaissable. Jonas emploie aussi Unheimlichkeit, qui ramasse en lui-même la relation contradictoire du moi et de l'autre...' (p.169-70)
We weten dus niet wat of wie ons toespreekt in de obligation. We zijn gijzelaar, en zelfs met de psychoanalyse komen we hooguit terecht in een oneindige serie verplaatsingen en vervangingen. Meer dus de economie dan de maîtrise van het weten, of, in termen van een eerdere blog: meer onderhandeling dan vertrouwdheid met onszelf.

Nu komen we wel in de problemen wanneer we de ambitie hebben om aan te sluiten bij Lyotard. Goed, ik kan het boek herlezen, ik kan mezelf beter begrijpen als filosoof die decennia lang in de ban heeft verkeerd van het bevel Il faut enchaîner. Maar diezelfde Lyotard voert me via Levinas binnen in het niet-weten van de gnostici. Ik weet dus ook niet of en hoe ik aansluit als ik denk aan te sluiten.

Dit verklaart wel mijn onvermogen, begin ik nu te denken, om op de juiste wijze aan te sluiten, alsmede mijn drang om aan te sluiten. Ik wil zo graag recht doen aan die A., en heb het er zelfs voor over om me te laten gijzelen, vervreemden... Het boek staat hier in de kast en kijkt me aan: gij zult aansluiten!

Ik vermoed dat mijn verlangen om aan te sluiten aangedreven is door de ethiek van de Ander, maar op beslissende punten omslaat in enthousiasme. Ik word enthousiast van de opmerking van de Ander en wil erop voortborduren, kijken waarheen die gedachte leidt wanneer ik haar overneem, in het gesprek, hopelijk heen en weer kaatsend. Mijn hele verkenning van de Muzen afgelopen jaar is - aansluitend bij Agamben - een uitwerking van de idee dat literatuur en filosofie voortkomen uit een ervaring dat jouw taal voortkomt uit muziek en het denken. Ik word niet overtuigd, maar meegenomen.

Hier lijken Lyotard en ik onze wegen te scheiden. Het enthousiasme is volgens Kant en Lyotard geen enchaînement maar 'ontketening', déchaînement. Beide denkers veroordelen het enthousiasme, die emotie die de Franse revolutie en de guillotines heeft gedragen. Toch is het enthousiasme niet helemaal fout. Het heeft geen ethische waarde (zoals het respect) maar wel esthetische, het is een emotie waarin aantrekking en afstoting elkaar snel afwisselen. Er vindt geen passage plaats, geen overgang naar de ethiek, maar wel een
"passage" en train de se passer, et son train, son mouvement, est une sorte d'agitation sur place (240)
Zouden we hier stuiten op een element dat kan bemiddelen tussen de esthetische ervaring en de verplichting die uitgaat van het bevel? Het kijken naar de revolutie als een ontluikende bloem? Ik snap best dat we er met het enthousiasme niet komen, wanneer het gehoor geven aan het bevel het doel is waarnaar we streven. We zouden het enthousiasme dan vooral zien als een blokkade van het bevel in onze ervaring.

Een blokkade, de blokkade van het teken, dat was het startpunt van de filosofie bij Agamben. Het teken verwijst naar de Ander zonder ernaar te verwijzen, het treedt als fetisj in de plaats van de Ander.

Met mijn enthousiasme heb ik me dus niet buiten Lyotard geplaatst, al kom ik dan niet in de richting die A. mij beveelt. Het is wellicht mijn manier (geweest, geworden) om aan te sluiten bij Lyotard. Het gaat samen met een veroordeling en buitenplaatsing. Het gaat samen met schaamte, ik word aangewezen als een dief. Ik heb de gedachte van de Ander overgenomen, gestolen. Maar ook die veroordeling is het bevel van de Ander, evengoed.

In dat bevel blijf ik staande, in beweging, in een soort agitation sur place.

Schuldbewuste Puccio: Na deze val hoop ik écht dat Dumoulin de Giro wint |  Foto | AD.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten