donderdag 19 juli 2018

De stille gitaar van Rosenboom

Stap voor stap bouw ik mijn betoog op. Mijn hypothese luidt dat de instrumentele muziek iets kan verhelderen over politiek en ethiek. Daarvoor kan ik deels terecht bij de filosoof Agamben, deels moet ik op eigen kracht koersen. Een belangrijke schakel in mijn betoog is dat we via de instrumentele muziek een verband op het spoor komen tussen taal en stilte. We kunnen alleen iets zeggen voorzover dat op een dieper, wezenlijker niveau een zwijgen is. En omgekeerd, de stilte spreekt, zoals de banale romantische wijsheid wil.

We hebben dankzij de studie van Miro over Aristoteles oog gekregen voor de verschillende emotionele effecten van instrumentele muziek en zang. Instrumentele muziek brengt een diathesis teweeg, ze bereidt de indruk van muziek op de emoties voor. De connectie met de politiek en ethiek is bij Aristoteles evident, en verloopt via de opvoeding. Voor een juiste opvoeding is muziek belangrijk, omdat kinderen er al gevoelig voor zijn voordat ze zich de betekenissen van de taal kunnen eigenmaken.

Ik lees de roman De rode loper van Thomas Rosenboom als meer dan een illustratie van mijn hypothese (zie hier voor een eerder blogje). Natuurlijk, diverse thema's van mijn vorige blogs resoneren erin. Het narcisme komt terug in de vorm van de mensen van Zevenaar die over de rode loper lopen en zichzelf vervolgens op de film kunnen terugzien. Daarmee is meteen de film aangeduid. Film is primair beweging, niet plot of structuur. Agamben zegt: gebaar, gebaar is beweging bij uitstek omdat het zo verschilt van het statische beeld. Begrijp je de film als beeld-in-beweging, dan wordt het beeld als het ware uitgesmeerd over de serie beelden. Het blijft magisch en houdt de kijker in zijn kring gevangen. Een gebaar is anders, het verbindt de situatie naar iets erbuiten, het doorbreekt de betovering. De troubadourspoëzie komt terug in de ode van Lou aan de onaanraakbare Lena. Enzovoorts.

Meer dan illustratie. De Fender-basgitaar op de kaft van De rode loper verraadt al dat de thema's worden geconcentreerd rond het muziekinstrument. Het instrument wordt tot klinken gebracht, volop, door Lou en zijn medebandleden. Echter, op diverse manieren krijgt de klank betekenis vanuit een achtergrond die we zelf noch als klank noch als beeld kunnen opvatten, maar als instrument.

Lezen we de roman, dan zien we dat de Fender vooral fungeert als begeerd object. Hoofdpersoon Lou kijkt ernaar, en ziet aan de vorm al hoe hij zal klinken. De Fender is een fetisjistisch symbool zoals Agamben dat uitlegt. Hij brengt Lou in contact met het seksuele object, de 35-jarige Lena, en kan haar zelfs vervangen. Maar nooit zonder ambivalentie. De begeerte geldt zowel de gitaar als de vrouw, de gitaar als symbool van de vrouw en als mooi ding op zichzelf.

Je kunt ook zeggen dat de Fender de muziek symboliseert, zelfs als hij zwijgt. Het beste komt hij - volgens Lou - tot zijn recht in de ballad (de grondvorm overigens van de Wagneropera's en daarmee van de meest intense muziekvorm, zoals Hub Zwart die beluistert). De ballad die tot vermoeiens toe steeds wordt genoemd en soms gespeeld is 'Blackbird' van The Beatles. Het schijnt dat Rosenboom zelf zich niet in de tekst van deze ballad had verdiept, maar wat geeft het? Zelf kan ik niet anders dan terugdenken aan de uitvaart op De Nieuwe Ooster van mijn jong overleden vriend, de filosoof Niels Helsloot, waarbij iemand Blackbird met verkleumde vingers speelde en zong.

Bij Rosenboom gaat het om de intro. De band in Arnhem heeft bedacht dat de Fender daar de melodie speelt, 'begeleid door de gitaar op tremolo, die klonk als een kabbelend carillon' (p.15). De jeugd moet tenslotte ook iets te schuifelen hebben. Daarmee wordt meteen geraakt aan de functionele betekenis van de muziek, de band laat bij de slow ballad zijn ware gezicht niet zien, maar pas weer daarna, bij de ruigere nummers. Het gaat dus ook niet om dat ware gezicht, dat boeit die schuifelende jeugd niet. Daarnaast ook is de muziek van meet af aan geplaatst in de sfeer van de opvoeding, en wel van de muziek van laag allooi die de goede opvoeding kan verpesten, zoals de aulos bij Aristoteles.

Een kwestie die ons zou moeten interesseren is het verband tussen de muziek en de heer-slaafverhouding bij Aristoteles. Agamben is niet de eerste die de essentie van de politiek vanuit deze laatste kwestie probeert te doordenken, maar opent wel een veelbelovend perspectief doordat hij van hieruit een draai geeft aan de instrumentaliteit en techniek. De slaaf is de manier waarop de heer het lichaam gebruikt, het gebruik is de sleutel tot de politiek inzoverre als de heer er via het gebruik van het lichaam in slaagt de voorwaarden te creëren voor zijn heerschappij. Na Aristoteles is in de ideeëngeschiedenis en praktijk de instrumentaliteit van de slaaf ontwikkeld, waarbij de heer-slaafverhoudingen model zijn blijven staan.

Dat verandert niet wanneer de instrumentaliteit bij Thomas van Aquino wordt opgewaardeerd tot een van de fundamentele oorzaken, en ook niet wanneer deze oorzaak de andere zozeer gaat overvleugelen dat ook de band met de oorzakelijkheid als zodanig verbleekt. Ook de heer kan op den duur niet meer worden opgevat als een instantie die het instrument onder controle heeft. Heer en slaaf raken, zeker na de formele afschaffing van de slavernij, in de ban van de instrumentaliteit. Onze band met de wereld is steeds meer bemiddeld door de apparaten, en dientengevolge ook door steeds nieuwe vormen van slavernij (lees hiervoor Agamben, The Omnibus Homo Sacer, p.1088 e.v.).

De ontwikkeling van het muziekinstrument in De rode loper wordt verbeeld als de serie ukelele - gitaar - electronica. De speaker is het eindpunt van deze evolutie, vooral in de versie van Golden Earring (uiteraard denk ik nu meteen weer aan Der Ring des Nibelungen en de smederij) waar reusachtige speakers de gitaar zelf zowat aan het zicht onttrekken. Als de band van roadie Lou optreedt in het voorprogramma van Golden Earring is er niemand die aandacht kan opbrengen voor Blackbird. Weg ballad, voorgoed! Je zou het ook zo kunnen zeggen: de speaker is de black box  waarmee het eind van de muziek als ballade wordt gemarkeerd. Of: er is nooit een einde aan de muziek, zelfs niet het einde van de ballade, de muziek is wezenlijk voorprogramma.

We hebben gezien dat je een roman zelf ook als muziekinstrument kunt opvatten. Elke roman brengt stemmen tot klinken, ook al wordt hij bijna nooit hardop gelezen. De ode aan de Fender laat wel zien dat de literatuur een voorkeur heeft voor het geïdealiseerde verleden. Zoals de filosoof Georg Lukács betoogde, wil elke roman in wezen een epos zijn, de belichaming in een verhaal van een volk op weg naar zijn historische bestemming. De Fender symboliseert bij Rosenboom deze mooie herinnering die in het heden tot zwijgen gebracht is, maar door de roman wordt omgezet in de 'stemmen' der personages. Op weg naar de herneming van zijn epische oorsprong.

De rode loper is geen ballad. Verderop in de roman zien we Lou in zijn lege undergroundbioscoop zitten nadat hij Lena op de rode loper heeft gezien. Hij pakt zijn Fender erbij en speelt Blackbird. 'En elke keer dat hij het nummer herhaalde veranderde het meer van een ballade in een serenade - hij speelde het voor Lena, starend in de lege lichtbundel aan de overkant.' (p.134) Het is een aanwijzing voor deze roman, en misschien wel dé roman, dat hij behalve bij het epos ook probeert aan te knopen bij de troubadourspoëzie. Een belangrijk verschil is wel dat troubadours geen serenades schreven (avondmuziek) maar aubades, treurzang bij het aanbreken van de dag, wanneer de scheiding met de geliefde domna onvermijdelijk wordt. We kunnen de serenade zeker ook beluisteren als een aubade. Nu nog is Lou alleen met zijn Fender, en de 'lege lichtbundel' symboliseert de opkomende zon.

De roman behoort zelf ook steeds meer tot het geïdealiseerde verleden. Het genre kende zijn hoogtepunt in de negentiende eeuw en de modernisten hebben er een magistrale kroon op gezet. De rode loper is zelf een Fender, een proeve van degelijk vakmanschap dat steeds ten onder gaat in de veel luidere communicatie van de speakers. Muziek moet deel zijn van een 'strakke show', zeg maar een architecturaal ontworpen tijdruimtelijke grootheid waarin we restloos kunnen opgaan.

In De rode loper ontstaat de strakke show in twee fasen. Eerst richt Lou zijn undergroundbioscoop in. Maar op het moment dat de film wordt uitgevonden is het verval alweer in zicht. Zevenaar moet zijn eigen houding zien te vinden jegens de film, maar krijgt hiervoor de tijd niet gegund omdat de provincie zich zonder succes spiegelt aan de grote stad. Amsterdam is in staat de horrorfilms als camp te beleven, met bier te smijten naar de slashers. Zevenaar absoluut niet. Het wil vooral op tijd naar bed of desnoods in de bioscoop in slaap vallen.

Daarom dus fase twee, de rode loper. De burgers van Zevenaar krijgen tegen betaling de kans om naar de filmzaal te lopen over een rode loper, waarbij ze worden gefilmd. Binnengekomen zien ze op de films niets anders dan zichzelf, lopend over de rode loper. Meer willen ze ook niet. Narcisme ten top, denkt nu iedereen. Echter, dat deze beoordeling in de roman door een personage wordt verwoord, geeft al te denken. De roman is altijd meer dan de mening van een van zijn personages. Bovendien, zou de filosoof kunnen zeggen, weten we niet wat of wie Narcissus is. Enerzijds symboliseert hij het antieke verhaal van de hubris (overmoed) die door de jaloerse goden wordt bestraft. Anderzijds bevat het verhaal over Narcissus het symbool bij uitstek, de erotische verhouding tot het beeld, waartoe ook deze roman behoort. Narcissus wordt verliefd op het beeld dat hij ziet als hij in het water kijkt. Maar daarmee heeft hij nog allerminst ontdekt wie hijzelf eigenlijk is, laat staan dat hij van zichzelf houdt.

Net als Lou heeft Narcissus de liefde ontdekt. Het is dan ook niet minder dan consequent dat Rosenboom het einde van zijn roman als een liefdesverhouding ontplooit. Niet als een ballade, maar als een onderzoek naar de mogelijkheden van liefde in de wereld van vandaag. De belangrijkste voorwaarde is wellicht dat de taal uitgeput raakt. Dat is nogal wat, om dat te zeggen in een roman, waarin de taal zo centraal staat. En toch gaat de liefde tussen Lou en Lena steeds minder gepaard met woorden. Niet om een tragische reden, omdat ze niet zouden kunnen overleven wat hen overstijgt. Het zwijgen van Lena is adequaat, gezien de ambiance van de rode loper. Daar hoef je niets te zeggen, alleen maar voort te schrijden en soms terug te zwaaien.

De test case van dit onderzoek is de verplaatsing naar de stad. Arnhem kopieert het succes van Zevenaar, en Lou weet hiervan gebruik te maken door ook daarheen Lena mee te vragen. Geen juridische gevechten dus, evenmin een maatschappijkritische pointe die de auteur via een plotwending inbrengt. De wereld zit steeds meer vol techniek, kopieën, narcisme en nieuwe vormen van slavernij. Maar liefde overwint alles.

Het kost weinig moeite om dit geloof van Rosenboom af te doen als naïef en De rode loper als een sprookje. De waarheid van onze tijd wordt wellicht meer belichaamd in de nationale tv-shows (Holland's got talent!) die evenzeer worden gesymboliseerd door de rode loper. Maar dan hebben we het over het mediale landschap van nu.

Voor de politiek en ethiek telt misschien meer de vraag van de toekomst, de vraag hoe we ons kunnen bevrijden van de nieuwe slavernij. Het zal ons niet gauw lukken om de strijd tegen de media als zodanig te winnen. Het wij dat die strijd zou moeten voeren ziet zichzelf steeds meer in termen van diezelfde media. Wel is misschien een type actie mogelijk dat de evolutie van de media kan plaatsen binnen een omvattend, ruimer geheel, binnen de 'geschiedenis'.

Een interessante cue voor zo'n groter verband is behalve de genoemde Narcissus ook Pygmalion, het andere bekende verhaal van Ovidius. De beeldhouwer die een mooi vrouwenbeeld maakt en verliefd wordt op dit beeld. Ik zeg dat niet alleen maar uit beroepsdeformatie, als leraar klassieke talen. Pygmalion wordt door Agamben ook genoemd als verhaal dat de middeleeuwers inspireerde en een brug kon vormen met de troubadourspoëzie en de renaissance. Bij Ovidius wordt het levenloze object van zijn verliefdheid door toedoen van Venus later omgezet in een vrouw van vlees en bloed. Maar eerder al vertelt Ovidius hoe Pygmalion zijn beeld bejegent alsof het een echte vrouw is. Zo schenkt hij haar een ring. De middeleeuwers vertellen in hun verhalen onomwonden dat de liefde niet de vrouw van vlees en bloed betreft, maar het kunstig gemaakte beeld. De rode loper zet nog een stap verder. Lou schept geen beeld maar een rode loper, het 'apparaat' waarop Lena kan shinen. De echte Lena en haar optreden vloeien samen in het filmbeeld. En in de Fendergitaar, het instrument dat de liefde voor Lena inluidde.

Inmiddels is er in deze beeldengeschiedenis ook iets verloren gegaan. Bij Ovidius en in de middeleeuwen domineerde de poëzie, in metrum, klankeffecten, speelse taal. Met het ontstaan van de roman dringt het proza steeds meer door in de literatuur. Proza is ook muziek, maar muziek die zich alleen maar hoorbaar kan maken via zijdelingse effecten, betekenissen, suggesties, literaire 'beelden', meerstemmigheid. Ook neemt de lezer het verhaal in stilte tot zich. Zonder muzikaal oor neemt de kans toe dat we het verhaal misverstaan als een aansporing tot morele verbetering. Wees eens wat minder narcistisch! Alsof we nog weten wat dat inhoudt... De meerstemmigheid ontgaat ons en daarmee wellicht het laatste middel om binnen de taal nog in relatie te worden gebracht met een 'buiten', iets dat we niet al supervaak hebben gehoord.

Toch zijn er twee middelen die Rosenboom inzet waarmee hij openingen creëert in dit moderne bolwerk. Ten eerste biedt hij met zijn tempo en ritme tegenspel aan de moderne spektakelzucht. Critici haken af. Ze gaan tellen, of laten hun apps tellen, hoe vaak woorden voorkomen en hoeveel zorg Rosenboom heeft besteed aan zijn compositie. Voor wie een muzikaal oor heeft (en ik bid elke dag om zo'n gehoor), kan juist het kabbelende tempo van zijn verhaal klinken als carillonmuziek bij de Fender, fading achter de zwarte speakers.

Het tweede is iets dat iedereen zou kunnen prikkelen die zwijgen verwart met passiviteit. Hoe haalt Rosenboom het in zijn hoofd om een Lena neer te zetten die niet praat? Een medewerkster van de PEM die meteen ja zegt als de eerste de beste loser haar mee vraagt voor een soort shocktherapie over de rode loper? Voor een andere blik op dit provocatieve gebaar kunnen we terecht bij Agambens beschouwingen over de Eleusische mysteriën, waarbij Grieken een initiatie ondergingen in een ervaring buiten de taal om. De mysteriën waren gewijd aan de godin Demeter en haar dochter Persephone, het 'onzegbare meisje'. Laten we - al dan niet toepasselijk - een vrouw aan het woord, filmtheoreticus Janet Harbord, die de gedachtegang van Agamben verwoordt:
The trail of Agamben's thought here moves recursively, recalling the acquisition of language as the anthropological distinction separating man from animal. In this text, the unspeakable girl is initiated into life without entering language. The decisive meaning of the girl in her unspeakability is twofold: she remains unspoken and therefore undefined, (...) and second, she retains her potentiality to become.  (Harbord, Ex-centric Cinema, p.50)
De vraag wordt nu dus, in het spoor van Rosenboom, tweeërlei: hoe kunnen we de ethische ervaring van bevrijding in de taal verwoorden die ons ter beschikking staat? en daarnaast: hoe kunnen we in die taal verwijzen naar de initiatie in het leven die buiten de taal om gaat? Gaan we in op deze laatste vraag, dan is Lena niet het beeld waarop we verliefd worden, maar het voorbeeld of paradigma van de beschouwer die op een andere manier dan via de ratio wil toetreden tot de ervaring van het leven.

Maar ook op zo'n Lena zou je verliefd kunnen worden, ze is toch een soort Echo die door Narcissus misschien te haastig is afgewezen. Het belangrijkste struikelblok is de taal die ons in zijn greep houdt en ons via instrumenten als de literatuurkritiek verleidt tot klaarliggende criteria die we alleen maar hoeven toe te passen.

Voordat die taal toeslaat, is er altijd nog de muziek. Muziek wordt overstemd door de radar love, de reclame en de eindeloze zogenaamde communicatie. Je kunt ook zeggen: de herrie wijst de muziek de plaats toe waar ze altijd weer betekenis kan krijgen, ergens in een voorprogramma of in een beeld dat nog iets oproept. We beluisteren deze verbannen muziek als stilte, als een instrument dat we bijna nooit meer horen, en daarom nooit meer is dan een nagalm in ons hoofd, een fading effect. Wie zou ooit in staat kunnen zijn die stilte te beroven van zijn potentiële kracht?

Afbeeldingsresultaat voor luxor arnhem

Luxor, Arnhem, waar de Fender tot zwijgen
werd gebracht in afwachting van Golden Earring





Geen opmerkingen:

Een reactie posten