Islamitische Staat spreekt nog steeds tot de verbeelding. Niet alleen
moslims, ook westerse journalisten, ook scholieren schrijven er graag
over. Het gaat dan vooral over terrorisme en in de krant over het
verloop van de oorlog. Er zijn emoties in het spel, met name de angst.
En je kunt het makkelijk relateren aan kwesties die ons allemaal raken
zoals de beweging van geldstromen.
Kijk je meer vanaf een afstand, dan lijkt IS ineens ver weg. Pieter Lagerwaard becijferde
dat de kans dat je slachtoffer wordt van een aanslag kleiner is dan dat
je doodgaat door een blikseminslag. De angst is dus eerder iets van
imaginaire orde, al heeft die dan weer effecten op de investeringen die
we bereid zijn te doen in - meestal ook weer imaginaire - maatregelen om
aanslagen te voorkomen.
Je kunt met dergelijke
observaties altijd veel kanten op. Je kunt de wetenschappelijke analyse
intensiveren en via de journalistiek omzetten in verhalen die gericht
zijn op Bildung. Maar de vraag is of mensen zich wel willen laten
verlichten. De reactie op de verlichting zit sinds Rousseau al in onze
eigen genen, en historisch is het niet lastig om ook het terrorisme
daaronder te scharen. Belangrijke nadelen van de verlichting zijn de
onderwaardering van emoties en passies, de arrogantie van de verlichters
die uitstralen dat ze zich boven hun adressanten stellen en de
hypocrisie dat de verlichters hun eigen idealen niet serieus nemen.
Daarnaast
kun je je ook richten op politieke actie. Je neemt direct maar meestal indirect deel aan de oorlog tegen IS door ertegen partij te kiezen en je
tot doel te stellen het te vernietigen. Het wordt dan zaak dat je je
deels afschermt tegen wetenschappelijke analyses die deze
doelgerichtheid vertragen doordat ze die te complex maken. Geleidelijk
wordt iedereen wel duidelijk dat de culminatie van deze directe actie,
de militaire bevrijding, in het Midden-Oosten alleen Pyrrusoverwinningen
behaalt. Elke interventie creëert weer nieuwe bewegingen en weerstand
onder de bevolking en het spel gaat oneindig door. Met andere woorden,
de politieke actie bereikt haar doelen niet zoals ze die wil bereiken,
of hoe ze beweert deze te willen bereiken.
Het lijkt me
een uitdaging om de punten te vinden waarop de filosofie en de
theologie hier verheldering kunnen bieden. Dat kan ik binnen dit blogje
niet doen, maar ik zou deze zaak voor mezelf graag helderder willen
krijgen. Ik zet even een paar ideeën op een rij die me aanspreken.
Allereerst
is er de interventie van Carl Schmitt. Hij bekritiseerde de in zijn
tijd gangbare opvattingen van politiek. Daarbij voegde hij zich in de
discussies over secularisatie. Dat is niet zomaar de overgang van een
religieuze naar een humanistische uitleg. De humanistische uitleg neemt
kernbegrippen over van de religie, zodat die hun betekenis en functie
grotendeels behouden. Denk aan soevereiniteit, nog steeds een kernbegrip
in de politiek. Eerst werd het toegepast op God, later op de staat. Dat
betekent dat we nog steeds binnen de theologie zitten, binnen een orde
die je kunt verhelderen door de oude theologische schema's erop los te
laten.
Een tweede punt is in nauwe discussie met Schmitt door Walter Benjamin
naar voren gebracht. Hij legt de soevereiniteit anders uit dan Schmitt.
Het is niet de machtige vorst die nog volgens juridische categorieën
kan worden gedacht. De juridische orde moet zelf opnieuw worden
overdacht om soevereiniteit te kunnen begrijpen. In zijn beroemde essay Zur Kritik der Gewalt beziet Benjamin de macht vanuit het functioneren van de politie die ervoor zorgt dat de uitzonderingstoestand permanent wordt en de macht zichzelf realiseert doordat ze zich uitschakelt.
Dan
is er nog een derde punt, ook weer binnen Duitsland en ook weer in deze
periode aangezet door Heidegger. Hij startte als theoloog maar nam
daarvan radicaal afstand in zijn vernieuwing van de filosofie. Maar in
recente interpretaties wordt duidelijk dat precies door deze
distantiëring de weg openligt voor een nog radicalere theologische
uitleg van de politiek. Zo heeft Derrida gewezen op het begrip 'Zusage'
in Sein und Zeit. Om je volop te kunnen wijden aan de vraag naar
het zijn van de zijnden moet je aannemen dat de mens wordt gekenmerkt
door een oorspronkelijke verplichting tot deze vraag. Alle analyses van
dit boek kun je vervolgens opvatten als een poging de Zusage in
de menselijke existentie te verankeren. Het gaat hier om een begrip dat
evenzeer theologisch als filosofisch is. Het gaat om begrippen als
fides, sacramentum en testimonium die al door Romeinse denkers en
schrijvers werden gebruikt en door het Christendom werden overgenomen.
Een vierde punt is - niet verrassend - ook een Duitse uitvinding, die uiteraard ook weer teruggaat op de theologie, namelijk de dialectiek van Hegel.
Deze verschilt van de voorgaande drie ideeën door de betekenis van het
negatieve. De cultuur - en daarmee de politiek - kan alleen maar gedacht
worden als invoeging in het zijn als worden middels de taal. Het begrip
is niets anders dan een uitdrukking van dat worden, waarbij we ons
realiseren dat we het zijnde slechts kunnen bevatten door het te missen.
De dialectiek heeft daardoor de structuur van het offer, het ritueel
waarbij we de waarde van iets bevestigen door het te vernietigen. Het
behoeft geen toelichting dat vooral de economie en politiek deze
offerlogica in hun alledaagse verschijningsvormen illustreren, zoals ook
Marx heel goed besefte.
Vier Duitse invalshoeken dus,
als vier torens met schijnwerpers die vier schaduwen werpen over de
voetballers die hun tegengestelde doelen proberen te raken. IS is een
speler op dit veld en wij zijn de toeschouwers. We kiezen partij, we
proberen te begrijpen wat er gaande is, we zijn twaalfde man.
Kunnen
we provisorisch vier resultaten oogsten uit de wat didactisch aandoende
uitleg van de politieke theologie, als voorbereiding op toekomstige
uitwerkingen?
1. IS kunnen we niet begrijpen volgens de
humanistische wetenschap. Deze blijft gebruik maken van begrippen die
door de theologie ontwikkeld zijn. Wordt deze voorgeschiedenis niet
verwerkt, dan blijft ze ook de theologische schema's herhalen die mede
hebben geleid tot het ontstaan van IS. Van Schmitt kunnen we leren dat
macht niet werkt met overtuiging en redelijk overleg, maar door te
beslissen over de uitzonderingstoestand. Je kunt niet terugvallen op
algemeen geldende wetten of gezindheid, sociale relaties. Integendeel,
die worden vanuit deze beslissing opnieuw gecreëerd. Op wat er in het
gebied van IS gaande is hebben we even weinig vat als op 'God' in de
theologie.
2. De uitzonderingstoestand wordt door de
soeverein niet begrensd volgens zijn eigen wetten. integendeel, die
spreidt zich uit en wordt permanent. In het gebied van IS is dat
evident, omdat het voorzover mij bekend geen rechtsstaat is. Maar het
geldt ook voor ons. We schorten de wetten op, met een beroep op de
dreiging van aanslagen. We worden andere mensen. Met referenda fluiten
we de politici terug die we zelf hebben gekozen. We gebruiken de media
om beelden van de aanslagen te verspreiden en zo precies te doen wat IS
wil. Zou er een wetenschapper komen die ons uitlegt wat we aan het doen
zijn, dan zouden we hem wegzetten als arrogante elitair. We gedragen ons
dus als gelovigen, mensen die geloven dat het einde der tijden is
aangebroken, dat de messias zich permanent aandient en dat alle
menselijke weten en gedragsregels moeten worden opgeschort.
3.
De wetenschap is bovendien niet in staat IS te begrijpen omdat ze het
opvat als een realiteit die je objectief kunt beschrijven. Welnu, dat is
onmogelijk, omdat we een andere verhouding tot het zijn hebben. We zijn
erin betrokken als wezens die hun bestaan voortdurend overhoop gooien.
Het is onmogelijk om onszelf buiten de differentie tussen zijn en
zijnden te stellen, omdat wijzelf zijnden zijn voor wie de relatie tot
het zijn onopgehelderd is. Daarom buitelen de vragen, benaderingen,
beschrijvingen en verhalen over IS over ons heen, niet alleen buiten ons
maar ook in onszelf. Vanuit de filosofie kun je nog denken dat je deze
verhouding tot het zijn kunt thematiseren en ter discussie kunt stellen.
Dat is echter onmogelijk omdat de filosofie zelf voortkomt uit een
bevestiging die voor haarzelf noodzakelijk duister moet blijven om als
filosofie te kunnen functioneren. IS moeten we dus eerder zien als een
'gebeurtenis' die mede bepaalt hoe we ons al filosoferend tot het zijn
verhouden, in differentie. Daarom is het in laatste instantie onmogelijk
om IS te verhelderen vanuit de zingeving. Door te overdenken wat IS
voor ons betekent hebben we al een eenheid tussen taal en zijn
geaffirmeerd waarbuiten IS als ondoorgrondelijk mysterie zijn gang gaat.
4.
Cruciaal voor de theologie is deze identiteit van taal en zijn, die
altijd ten koste gaat van iets. Deze negativiteit is kenmerkend voor de
hele Indo-Europese beschaving. Om de waarde van iets te bevestigen maken
we er een ritueel van en daarbij is vernietiging in het spel, de
erkenning van een realiteit die ons te boven gaat en die we niet kunnen
uitdrukken in de taal. Deze offerstructuur kun je in het geval van IS
opvatten als een objectieve realiteit (bijvoorbeeld een aanslag waarbij
je slachtoffers maakt, of de bestrijding van IS met 'collateral
damage'), maar ook, zoals Hegel en Marx, als de structuur van de
geschiedenis. Om de geschiedenis zijn gang te laten gaan en tot een goed
einde te brengen moeten we accepteren dat alles wat ertoe bijdraagt
zich eraan blootstelt. Zo worden we tegenwoordig opgevorderd om onze
hedonistische leefstijl in het teken te stellen van de oorlog met IS. We
moeten doorgaan met feesten omdat dit precies is wat ze willen
verstoren, ook al weten we dat ze het daardoor des te makkelijker
verstoren. Met andere woorden: ons weten is zelf iets geworden dat we
tegen beter weten in volhouden.
Samengevat: theologie
is de structuur van de taal en het denken waarbij we gewild of ongewild,
bewust of onbewust, de realiteit bevestigen als iets ondoorgrondelijks,
iets dat we in de taal alleen op een negatieve manier, of middels
negatie, kunnen affirmeren. Het heeft weinig zin om een uitweg uit deze
structuur te zoeken met instrumenten die zelf allemaal door de theologie
zijn uitgevonden. We zullen deze oorsprong van ons denken zelf moeten
overdenken en kunnen daarbij niet anders dan gebruik maken van de
theologie.
Met het oog op IS kun je je afvragen of we
de theologie allereerst moeten opvatten volgens de schema's van de Islam
of het Christendom, of überhaupt volgens de monotheïstische religies.
Het lijkt verstandig om hier geen overhaaste beslissingen te nemen. Zo
zijn de monotheïstische religies zelf enorm schatplichtig aan de
polytheïstische religies waaruit ze zijn ontstaan.
IS
maakt uiteraard gebruik van de Islam. Maar als reactie op de Verlichting
kun je het evenzeer opvatten als een Joods-Christelijke beweging,
inclusief de secularisatie die de geschiedenis van die religies
kenmerkt. Derrida heeft bovendien de vraag opgeworpen of we bij
'religie' überhaupt in meervoud moeten denken, en of het enkelvoud hier
niet eerder gepast is. 'La religion'. Maar dan wel met twee bronnen,
onder verwijzing naar het beroemde essay van Bergson. Religie is zowel
'mystiek' als 'verplichting', zowel 'open' als 'statisch'. Deze
tegenstellingen kun je, zoals Derrida, deconstrueren, maar dan verdeelt
de ene religie zich steeds opnieuw volgens andere opposities.
Je
zou op grond van dit essay Bergson kunnen beschouwen als een vijfde
profeet van de theologie die zich afzet tegen de wetenschap (sociologie)
van begin twintigste eeuw. Via onder andere Deleuze kunnen we Bergsons
vitalistische perspectief relateren aan Spinoza. Bij Agamben vind je met
een beetje zoeken alle genoemde punten terug.
Voor
theologen ligt er vooralsnog genoeg stof ter bestudering en overdenking.
De uitzonderingstoestand biedt hun een permanente 'sjabbat'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten