Goed, ik wacht dus nog even en bekijk alvast de blurb waarin het scepticisme en het postmodernisme op de troon van de honorabele vijand worden gezet. Lorenz analyseert 'hoe serieus de sceptische twijfels over de betrouwbaarheid van de historische kennis genomen moeten worden'. In de herziene editie van 2008 zijn recente discussies verwerkt en 'de discussie over geschiedenis en postmodernisme neemt hierbij een centrale plaats in met denkers als Michel Foucault, Jacques Derrida, Hayden White en Frank Ankersmit'.
Over de tactiek die Lorenz tegen de sceptici gebruikt laat hij weinig misverstand:
'In de theorie van de geschiedenis worden de sceptische argumenten onderzocht en wordt de scepticus van repliek gediend. Voor zover dat succesvol gebeurt, trekt de theorie van de geschiedenis het tapijt onder de voeten van de scepticus vandaan.' (Lorenz, De constructie van het verleden, uitg. 2008, p.22)De vraag is dan om welk tapijt het gaat. De scepticus komt van buiten en het is onzeker of hij zelf beschikt over een huis met een tapijt. Ik neem eerder aan dat de scepticus toch op een of andere manier heeft weten binnen te komen in het huis van de theorie van de geschiedenis zelf, en dat het om het tapijt binnen dat huis gaat. Een van de complicaties van deze op zichzelf slimme tactiek is dat je zelf dreigt mee te glijden, als het je al lukt het tapijt weg te trekken waarop je zelf staat. Maar goed, het kan lukken, verdedigen die sceptici immers niet zelf 'l'expérience de l 'impossible'? En dan, dan sta je ineens oog in oog met de grijze vloer onder het tapijt. Nog niet het fundament, wel de bodem waarover je loopt.
Misschien is deze kale betonnen vloer de feitelijkheid. Zonder feiten geen geschiedenis, en zonder geschiedenis geen geschiedeniswetenschap, en zonder geschiedeniswetenschap geen theorie van de geschiedenis. Maar die feitelijkheid kan zelf ook weer niet bestaan zonder constructie. Het is niet de bodem waarop het huis staat. Lorenz moet zich dus naar twee kanten verdedigen. Aan de ene kant tegen Barbara Tuchman die openlijk haar desinteresse in theorie ventileert, en gelooft in 'de feiten in die maand of dat jaar' (o.c. p.23). Aan de andere kant tegen sceptici zoals ik, de 'postmodernisten', die erop uit zijn het huis van de theorie te ondermijnen. Best een eenzame, moeilijke positie.
Het zou wel eens kunnen zijn dat de vijanden van binnenuit gevaarlijker zijn. Lorenz suggereert meermaals dat de meeste historici au fond nauwelijks geïnteresseerd zijn in theorie. Voor theorie zijn ze niet gekomen. Toen ik een andere geschiedenisdocent trots mijn geleende boek liet zien, reageerde hij met: 'O ja, die. Daar heb ik destijds tentamen over moeten doen.' Misschien is dit niet representatief, en eerder suggestief om mijn collega desinteresse in filosofie toe te dichten. Maar ook in dat geval heb ik al iets gemeenschappelijk met Lorenz. Hij is een meester van de suggestie. Zo noemt hij bijvoorbeeld de 'context of persuasion' (p.16), zegt tegelijk dat deze niet zijn vertrekpunt vormt, maar beperkt zich ook weer niet tot de klassiekere 'context of justification'. Om verderop dus toch weer te wijzen op het belang van 'zelfverdediging' tegen de sceptici.
Tijd voor een tegenzet. Ik heb mezelf hierboven al neergezet in het kamp van de filosofen die proberen de theorie te ondermijnen, maar tegelijk ook als beschouwer. Vanaf een afstandje kijk ik naar het gebouw, hoe de auteur over zijn tapijt loopt, hoe zijn constructie voortdurend uitlegt, versterkt, bewoners van buitenstaanders scheidt en tegelijk voorkomt dat iedereen alleen maar uit zijn huis wegholt. Om het aantrekkelijk te maken voor de historici legt hij zijn tapijt neer, om vervolgens datzelfde tapijt weer weg te trekken onder de voeten van ongewenste gasten vandaan.
Waar ben ik op uit? Ik wil iets leren van de theorie van Lorenz. Ik wil mijn voordeel doen met een boek dat ik zomaar uitgeleend kreeg. Ik wil die grens verkennen tussen geschiedwetenschap en filosofie. Ik wil Lorenz desnoods aanvallen zodat hij sterker wordt, met zijn constructie. Ik denk daarbij terug aan een scène uit een James Bondfilm waarin ik geloof Timothy Dalton een huis binnendringt, aangevallen wordt, zijn aanvallers overhoop schiet - geen idee meer hoe de scène afloopt - maar het blijkt een test te zijn.
Dat motief van de test, zo belangrijk voor de klassieke theorie, is meteen ook een handreiking naar Socrates en Nietzsche. Socrates met zijn 'elenchos', zijn irritante verhoren van zijn gesprekspartners, en Nietzsche's hamer, 'Wie man mit dem Hammer philosophiert'. Een riskante operatie. Stel dat de sceptici winnen, dan was het huis niet sterk genoeg. Laat ik dus bij voorbaat Lorenz gelijk geven, dan vermijden we dat risico.
Dat is mijn tegenzet. Ik laat mijn breekijzer ongebruikt. Ik ga in op de uitnodiging van de auteur om zijn huis te betreden en laat me door hem rondleiden. Ik vraag me niet af of hij gelijk heeft, maar hoe. Hoe behaalt hij zijn overwinning? Hoe komt hij weg met zijn constructie? En: hoe komen historici weg met hun constructies? Of liever: hoe kunnen ze erin verblijven, in hun huis van de theorie?
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten