woensdag 25 juni 2025

De liefde voor de waarheid van de stotteraar - Voortzetting Simone Weil

Laat ik de draad oppakken waar ik hem had laten liggen (vorige blog), de kettingreactie van actie en reactie. Het is verleidelijk om de betekenisvolle bewegingen in onze wereld op te vatten in termen van oorzaken en gevolgen. Als we nu die oorzaken zelf ook als gevolgen gaan zien, dreigt het onderscheid tussen beide termen zinloos te worden. Dat had ik al kunnen zien bij die wetenschapper die in wetenschapsmuseum de kettingreactie in gang zette. Was elke actie reactie? En waarop was deze wetenschapper, die het zaakje in gang zette, dan een reactie? Wat bedoelde hij dan eigenlijk met actie, als elke actie als zodanig ten onder gaat in de omdoping tot reactie?

Bij reactie denk ik ook aan lezers, die soms zeggen dat mijn blogs niet uitnodigen tot een reactie. Ik raak dan in verlegenheid, merk ik, omdat ik mijn blogs beschouw als reactie op iets wat zich aan me voordoet. Op een of andere manier vind ik het jammer als al die geweldige boeken, of schitteringen van het water, of films, onopgemerkt aan me voorbijgaan. Maar als het waar is dat mijn blogs niet uitnodigen tot een reactie, is er in mij misschien ook een verlangen om de grenzen op te zoeken van wat kan worden gezegd. Misschien begint het ergens, of stopt het ergens. Dat is wat ik denk ik bedoelde toen ik zei dat dingen opkomen en weer verdwijnen.

De draad die is blijven liggen voert ons op een of andere manier terug naar Simone Weil. Ik las haar essay La personne et le sacré (1957). Ik lees de zin:

'Het is nutteloos om aan een collectief te zeggen dat de persoon heilig is, maar dan is heeft het ook geen zin om aan een persoon te zeggen dat ze zelf heilig is. Ze kan het niet geloven. Ze voelt zich niet heilig. De oorzaak die haar verhindert om zich heilig te voelen is dat ze het ook echt niet is.'

Het gaat hier om een waarheid, die we in staat zijn om tot ons door te laten dringen. De persoon is niet heilig. Maar de manier waarop die persoon dat voelt is vaak dat zij zich onderdompelt in het collectief. Een vorm van verdringing dus, die nooit helemaal lukt. We zitten hier dus met een oorzaak en twee gevolgen. De persoon is niet heilig, en kan zich om die reden verwortelen in de hemel, in het onpersoonlijke van de ideeën, de waarheid, schoonheid en goedheid. Maar om diezelfde reden kan die persoon bezwijken voor het collectief. En getalsmatig maakt de persoon geen kans tegen het collectief. Het is een tegen velen.

Het lijkt misschien overdreven dat ik met mijn zoekfunctie uitkom bij dat woordje cause, oorzaak of reden. Maar het is toevallig wel een belangrijk woord bij de volgeling van Weil met wiens ideeën ik meer vertrouwd ben, Agamben. Hij wijst er soms op dat het woord causa uit de context van het recht komt, het is de zaak of aanleiding, reden, doel of rechtvaardiging achter een juridische handeling of overeenkomst. In het Italiaans en Frans keert de Latijnse term causa ook terug in cosa en chose. Over het ding hebben we het al een paar keer gehad, in mijn vorige blog en naar aanleiding van Weils bespreking van de Ilias (zie hier). Ogenschijnlijk komen we via de actie en reactie uit bij de oorzaak, en via de oorzaak bij de persoon en het recht. Zitten we nu ver genoeg, met de causa, in de sfeer van het onpersoonlijke die Weil opzoekt in haar essay? Denk bijvoorbeeld aan Vrouwe Justitia (niet een voorbeeld dat Weil noemt, maar een illustratie die mij zou kunnen helpen om beter te doorgronden wat zij bedoelt), met haar blinddoek. Ze oordeelt zonder aanziens des persoons.

We raken ook gauw aan Aristoteles, met die ketens van oorzaak en gevolg, en zelfs met mijn verlangen om de keten op te heffen. Dat deel ik met Aristoteles, met zijn 'onbewogen beweger'. Er moet een externe instantie zijn die onttrokken is aan de ketens van oorzaken en gevolgen. Binnen dit wezen is geen ontstaan en vergaan mogelijk. Het christendom nam deze redenering dankbaar over en paste deze toe op God. En daarmee zijn we bijna weer bij Simone Weil.

Moeten we ons God voorstellen als de wetenschapper van museum Nemo die de keten van actie en reactie in gang zet? We zouden hem dan niet als een persoon moeten zien, maar wellicht eerder als een ambt of functie. Er is nu eenmaal iemand nodig zodat de keten op gang komt. Wie of wat het is maakt niet uit, als er maar iemand solliciteert en op tijd komt opdagen om zijn ding te doen, zijn chose.

Naar verderop in haar essay blijkt, is Weil niet per se tegen mooie begrippen zoals persoon, recht en God, waarop onze westerse beschaving is gebaseerd. Wat leek op een polemiek, is eerder een overdenking, we moeten deze begrippen oriënteren op wat in onze wereld echt van belang is. Een gevaar dat hier opduikt is dat we deze woorden vaak lichtvaardig inzetten, waardoor ze onderhevig worden aan inflatie. Binnen onze rechtsorde staat een ambtenaar tegenover een arme, ongeletterde burger (inmiddels is dat dus al pakweg eenderde van onze bevolking). De burger stottert, de ambtenaar begrijpt hem niet en is niet in staat zich in hem te verplaatsen. Als je in deze situatie de rechtsregels toepast, wordt deze burger kwaad aangedaan.

In deze situatie kun je altijd wel op een of andere manier terugvallen op Aristoteles. Volgens hem hebben we allemaal taal, ook die stotterende burger. De rechter moet gewoon fronèsis betrachten, zijn gezond verstand gebruiken en extreme gevolgen vermijden. Iedereen heeft taal, iedereen heeft op zijn manier ook talent. De stotterende burger kan zich bij een collectief aansluiten, steun zoeken bij zijn filoi, die in de kern al zijn medeburgers zijn. Wij hebben politieke partijen en vakbonden. Macht is overal, ook bij de schijnbaar machtelozen.

Kijken we naar Agamben, dan heeft deze een duidelijk andere strategie in zijn ethiek dan Weil, in verhouding tot Aristoteles. Je kunt allerlei kritiek hebben op Aristoteles, maar op zijn manier houdt hij met zijn gevoel voor onderscheidingen de termen wel dicht bij elkaar. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de tegenstelling tussen meesters en slaven. Een slaaf, zegt Aristoteles, is 'het gebruik van het lichaam'. Wiens lichaam? Van de slaaf zelf, maar dat lichaam is ook van de meester. En de slaaf gebruikt op zijn manier ook het lichaam van zijn meester. Er is een ervaring van intimiteit die meester en slaaf met elkaar delen, en waardoor het juridische of ontologische onderscheid tussen meester en slaaf kan worden teruggevoerd op een ervaring waarin hun verschil 'ononderscheidbaar' is. Agamben neemt een ogenschijnlijk klein element uit de filosofie van Aristoteles en maakt daarmee zijn politieke filosofie vruchtbaar op een originele manier.

Weil neemt veel scherper stelling tegen Aristoteles:

'Een dorpsgek, in de letterlijke zin van het woord, die echt van de waarheid houdt, zelfs wanneer hij alleen maar gestotter uitbrengt, is door zijn denken oneindig superieur aan Aristoteles. Hij is oneindig dichter bij Plato dan Aristoteles ooit was. Hij heeft genie, terwijl op Aristoteles hooguit het woord talent van toepassing is.'

De dorpsgek is superieur aan Aristoteles, zelfs als hij maar matig talent heeft en stottert, omdat hij van de waarheid houdt. Het is duidelijk waar Weil naartoe wil. De betekenis van persoon, recht en God moeten worden afgemeten aan de platoonse ideeën waarheid, schoonheid en goedheid. Liefde en rechtvaardigheid horen ook thuis in deze sacrale sfeer. Maar juist daarom moeten ze met zorg worden behandeld.

Het lijkt erop dat Weil deze platoonse ideeën ziet als transcendent, ontheven aan de wetten van het tijdelijke. Ze noemt de onpersoonlijke ervaring van het sacrale surnaturel, bovennatuurlijk. Gaan we uit van het natuurrecht, van wat je redelijkerwijs van mensen mag verwachten, dan zijn we verloren. We zien hier overdacht wat ook via de metafoor van de verworteling was gezegd. Verworteld is de mens dankzij het licht (de idee van het goede), maar daardoor raakt hij ook verworteld in die idee. Het is onvoldoende dat de mens zijn talent ontplooit, de mogelijkheden waarover hij beschikt, zoals de taal. Hij moet verworteld raken in de hemel, het goede, de waarheid.

Met andere woorden, de opstijgende eroos van Plato. We gaan nog een stap verder. Als Weil juist de stotterende burger tegenover de ambtenaar associeert met de waarheidsliefde, is dat niet zomaar een voorbeeld. De waarheid kan, net als de rechtvaardigheid, niet worden gezegd. We zien hier wellicht een doorkijkje naar de infanzia van Agamben (zie hier). Het schijnbare onvermogen tot spreken is in werkelijkheid het allersterkste vermogen om de waarheid uit te drukken.

Als precies de stotterende burger zowat de profeet van de waarheid is, dan zien we ook duidelijker hoe de beweging naar beneden bij de 'verworteling' eruit ziet. Waarheid, liefde, goedheid, zijn gericht op de burger die kwaad wordt gedaan, de dorpsgek en de stotteraar. Het is natuurlijk mooi om deze beweging te schetsen volgens de christelijke genade, maar eigenlijk volgt deze al uit de manier waarop Weil Plato inzet. Goedheid en liefde komen niet uit de instituties maar vanuit het 'genie' van degenen die de waarheid zoeken buiten de grenzen van hun taalvermogen, de onuitsprekelijke waarheid.

Voor nu is dit voldoende, maar niet dan nadat ik nog even een verband heb gelegd met mijn poging om Agamben te volgen in zijn verdediging van de domheid (zie hier). Vanuit Weil begrijp ik het beter. Aristoteles ziet de taal als alomtegenwoordig, en baseert zijn vertrouwen op de instituties op de vriendschap tussen mensen die in staat zijn om met elkaar te overleggen en afspraken te maken. Domheid is het voorstadium in de opvoeding, de polis heeft tot taak om de talenten van alle mensen te ontplooien.

Hoe mooi dit ook klinkt, het gevolg daarvan is dat onze wereld wordt geregeerd door de talenten, de taalvirtuozen. Ze eisen van de taallozen dat dezen zich ontwikkelen zodat ze deelnemen aan het democratische gesprek. Bij Weil komt een andere invalshoek naar boven. We moeten ons talent inzetten om de taallozen taal te geven, zodat hun genie ook werkelijk op de juiste plaats wordt ingezet. Dat is meestal op ongeziene plaatsen, ergens in een fabriek of dorp. Ik denk hierbij eerder aan de 39 rechtvaardigen, de joodse legende die zegt dat er in elke generatie 39 rechtvaardigen leven. Niemand weet wie het zijn. Maar ze voorkomen dat de wereld vergaat.

Niemand, Nemo, het museum, misschien was het wel die man van de kettingreacties, wie zal het zeggen. We zijn zijn naam vergeten.

NEMO's The Studio: Unleash Your Inner Scientist

 

 

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten