Jij en ik zijn heel slim. Alleen al het feit dat je deze blog leest heeft er waarschijnlijk mee te maken dat je min of meer geïnteresseerd bent in filosofie of literatuur. We hebben flink wat opleiding genoten. We ergeren ons kapot aan de dommigheid van de media, de politiek. We hebben nog een restant vertrouwen in de Bildung, hoewel (zo slim zijn we ook wel weer) we inzien dat die Bildung steeds meer weerstand oproept. Klimaat, stikstof, woningnood, verzwakking van de rechtsstaat, het gaat om urgente en complexe problemen, en de onwil om er iets aan te doen verkleedt zich als onbegrip, intelligent wantrouwen of gefingeerde domheid. 'Domrechts' is vooral dat laatste, het is gemaskeerde onwil.
Het probleem is dat we met al onze intelligentie aanlopen tegen onmacht. Met alle urgentiebesef en steun van de wetenschap trek je geen kiezers. De autocraten komen weg met hun provocaties en hun sluipende ondermijning van alle positieve waarden, ook die ze zelf hadden onderschreven. We kijken tandenknarsend toe. Waarom is er zo weinig verbinding tussen intelligentie en macht? Waarom kunnen we met al onze intelligentie geen strategieën bedenken waarmee we de dommeriken de loef afsnijden?
De aporie waarin ik jou en mij heb gewerkt toont overeenkomst met Socrates. Daarom loont het misschien de moeite om even te kijken wat de godfather van het denken voor openingen te bieden heeft. In zijn dialogen, met name Gorgias, tackelt hij de kwestie van de macht. Zijn tegenstanders kiezen voor de macht. Wat heeft het voor zin om je denken van de macht los te koppelen? Wat zijn uitspraken van Socrates waard, bijvoorbeeld dat onrecht ondergaan beter is dan onrecht aanrichten? De redeneringen van Socrates ademen dapperheid, maar uiteindelijk moet hij - zwaktebod - een hiernamaals bedenken waarin de zaken worden rechtgetrokken, onrecht bestraft en goedheid beloond.
Daarmee maakt Socrates zich wel erg kwetsbaar voor een denken dat op macht is gebaseerd, want we zien allemaal dat in deze wereld het recht van de sterkste geldt. Voeg daarbij een beetje kennis van de historische context, het verlies van het democratische Athene in de burgeroorlog tegen het militaristische Sparta, waaraan ook de terugkeer van de democraten in de kern niets kon veranderen, en we belanden in de keuze tussen defaitisme (desgewenst amor fati) en naïef optimisme. De waarheid is nu dat je zelfs als je gelijk hebt, het niet krijgt. Democratisch of niet.
In zijn verdedigingsrede in het proces komt Socrates nog wel met een interessant konijn uit de hoed. Het orakel had gezegd dat Socrates de slimste (wijste) van allemaal is, wat hijzelf echter ook niet begreep. Maar toen hij een onderzoekje instelde naar de wijsheid van diverse anderen, die de naam hadden wijs te zijn, bleek dat erg tegen te vallen. Misschien was Socrates dus wel dom, maar de anderen waren dat ook. Maar dan zonder dat ze het zelf doorhadden.
Vanuit deze meesterzet zou je graag willen doorpakken naar de superioriteit van Socrates en van het type wijsheid dat hij voorstaat, die van het zelfonderzoek. Maar daar voorzien we toch weer een grens. Van de drie bovengenoemde vormen van politieke onwil kun je onbegrip bestrijden met de oproep tot onderzoek, maar de andere twee, intelligent wantrouwen en gefingeerde domheid, zijn daarvoor immuun. Als Socrates alsnog heel intelligent blijkt, moet hij worden gewantrouwd omdat hij daarmee ook in staat is onze politieke verlangens ter discussie te stellen. En als hij met ingewikkelde paradoxen en slimmigheden komt, is het erg makkelijk om tegenover hem domheid te fingeren. Domrechts weet zodoende wel raad met types als Socrates, ze geven hem heel even de kans om te spreken, en laten hem stuklopen op soundbites en clichés.
Toch zou het kunnen dat we van Socrates iets hebben kunnen leren dat nog tot ons moet doordringen. Op zijn manier heeft Socrates met zijn verdedigingsstrategie bevestigd dat slimheid en domheid erg dicht bij elkaar liggen. En omdat we hem al zo lang zien als vertegenwoordiger van het waarheidsverlangen komt de gedachte dichterbij dat hij misschien niet alleen sprak uit ironie. Misschien hebben we echt een hoeveelheid domheid nodig om slim te kunnen zijn. Misschien hebben we slimheid iets te lang begrepen als tegendeel van domheid, terwijl het raakvlak groter is dan we dachten. Misschien waren we daarvoor nog te dom, of niet dom genoeg.
In het soort filosofie dat ik lees, mijn filosofische helden, zien we het thema van de domheid opkomen. Van Gilles Deleuze kende ik (vaag) de uitspraak dat voor hem domheid de grootste vijand was. Nu kom ik die uitspraak min of meer toevallig weer tegen in een boek over Agamben, en lees daar:
'Stupidity (not error) constitutes the greatest weakness of thought, but also the source of its highest power in that which forces it to think.' (Difference and Repetition, gecit. in Tyson Lewis, On study, Abingdon 2016, p.131)
Voor Tyson Lewis is dit aanleiding tot een boeiende uitweiding over 'stupidity' in zijn boek over Agamben. Hij probeert daar in feite een gedachte van Agamben op de spits te drijven, waar hij weer een andere auteur erbij haalt, Avital Ronell. Het effect van deze estafette is dat de strijd van Deleuze tegen de domheid zowat in zijn tegendeel verkeert. Van het grootste kwaad wordt domheid nu de geheime kracht achter het denken. Voor mij is de kern van zijn betoog de volgende uitleg van Ronell:
'We have always already fallen into stupidity, which is the backdrop of thinking, some sort of background indeterminateness that we can never fully get a grip on or explain.' (p.132)
Domheid is de kracht waaruit het denken voortkomt in de zin dat het een 'backdrop' is, de achtergrond die we nodig hebben om te kunnen denken, en die we steeds in onze rug hebben, die - naarmate we meer ons best doen om te denken - buiten zicht is, en daarom ook buiten onze controle. Als dit waar is (maar dat kunnen we nu niet meer met ons denken adequaat beoordelen) verheldert dit waarom het denken van socratische snit samengaat met onmacht wanneer we ons geconfronteerd zien met de domheid in de media en de politiek. Hoe meer we denken, hoe minder we zicht hebben op de domheid, en - in zekere zin - hoe 'dommer' we zijn.
Iets van deze gedachte werd al door de meesterdenker van de Verlichting vermoed, Immanuel Kant. Hij zag dat het domme subject niet dom is vanwege een gebrek aan kennis, maar integendeel, omdat hij geneigd is tot excessieve studie. De rede komt hier tussenbeide en blokkeert de oververzadiging met een gevoel van aversie. Tussen haakjes, hier ligt een interessant raakvlak met een vorige blog, waar ik de aversie betrok op de school. Het lijkt erop dat leren, in onderscheid tot studie, bij school hoort omdat daar de aversie zijn natuurlijke plaats heeft, en ons beschermt tegen de oververzadiging die kenmerkend is voor de domheid. Maar dit dus tussen haakjes. Nu weer terug naar de domheid zelf, de domheid die zo belangrijk is voor ons, intelligente mensen.
Het punt, zegt Ronell, is dat er een zekere onbepaaldheid schuilt in het moment waarop de rede met zijn aversie ingrijpt in de oververzadiging. Als we in staat waren om dit op een efficiënte wijze voor elkaar te krijgen, konden we de verhouding tussen domheid en slimheid exact doseren. Maar helaas, mede door onze slimheid zijn we - per definitie, a priori - blootgesteld aan de oververzadiging. Deze doet zich voor als een permanente dreiging.
Tussen haakjes (alweer), ik meen deze structuur te herkennen in vooral de superslimme leerlingen, vooral de gymnasiummeiden op school, die voor hun gevoel nooit genoeg Latijnse rijtjes hebben geleerd, en altijd bang zijn dat ze de toets niet goed zullen maken. Ze zijn misschien wel in staat om hierover redelijk na te denken, je kunt ook redelijk met hen praten, maar de angst blijft even groot, en zelfs groter naarmate ze de stof beter beheersen. Het is alsof hier de intelligentie omslaat in verlamming, die lijkt op domheid, misschien wel het geheim van de domheid is.
Bij Agamben wordt het beeld genuanceerder en diverser. Er zijn verschillende soorten niet-kennis, sommige zijn bevorderlijk voor het denken, andere juist niet, sommige helpen ons om gelukkig te leven en te handelen, andere juist niet. Dat klinkt dan weer heel intelligent, en daarom heeft de analyse van Ronell voor mij een zekere meerwaarde. Ik zoek het punt waarop we de domheid dicht kunnen naderen, zo dicht dat we kunnen begrijpen dat we deze nooit kunnen begrijpen. Hoe beter we erover nadenken, hoe onbereikbaarder ze wordt.
Omdat domheid voor ons intelligente mensen buiten bereik ligt is het ook lastig om een goed recept te vinden voor de huidige cultuurcrisis. Ik zie wel dat het thema in de media verschijnt, het domrechts bij Sander Schimmelpenninck, het pleidooi voor 'idiotie' van René ten Bos. Het wordt beschreven in sterk negatief geladen termen of juist als iets half-goddelijks. Ik zou er graag iets nuchterder naar willen kijken. Kan zijn dat precies dit mijn naïviteit is, dat ik mijn nek nog niet ver genoeg heb gestoken in de strik van de aporie.
Als ik dan toch een bescheiden pleidooi voor mijn houding in dezen mag bedenken, is het omdat ik meen te zien dat domheid vaak gepaard gaat met excessiviteit. Als we - met Kant - vertrouwen op de rede die hier tussenbeide komt, is dat niet omdat we excessief vertrouwen op het denken. Integendeel, er is hopelijk iets in het denken dat ons afremt in het zicht van het exces, iets waardoor we onze ogen sluiten in het zicht ervan, en ons misschien zo ook behoedt voor een exces aan domheid.
Het is mogelijk het excessieve, het monsterlijke van de domheid dat dreigender is dan de domheid zelf. De domheid zelf is volgens Jezus de sleutel tot het paradijs, de 'simpelen van geest' uit de bergrede. In onze cultuur zijn we misschien op zoek naar juist deze sleutel, en kunnen we een bepaalde dosering van de als domheid vermomde politieke onwil gebruiken als tegengif tegen onze arrogantie. De ultieme list zou dan zijn om niet een strategie te bedenken waarmee we de rechtse vijand verslaan, of ervoor capituleren, maar om ons voordeel te doen met die vijand zodat de weg vrijkomt voor een gematigd dom links, rond zaken als principes en goede intenties.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten