Als we de lijn doortrekken van vorige blogs (zie deze) moeten we vooruit met de gedachte dat we niets zijn. Voeg daarbij wel de politieke gedachte dat we deel zijn van de multitudo (zie hier). Op een of andere wijze vormen we een macht waarvoor de leiders van deze wereld beducht moeten zijn. Trouwens, over Samuel Beckett ben ik nu de biografie aan het lezen, waarover later uiteraard meer. Wel wil ik alvast kwijt dat hij wel degelijk politiek betrokken was, al zou je dat niet meteen denken als je zijn romantrilogie leest.
Nu we toch de move hebben gemaakt van de anonieme massa naar de beroemde schrijver: de titel van zijn biografie luidt Damned to fame. Verdoemd, dus de hel, maar toch ook die roem, dus de hemel. Ons eerdere vermoeden (zie hier) dat Beckett zich beperkte tot het Purgatorium roept de vraag op hoe we dit moeten verstaan. Is het hel én hemel? Of eerder hel nóch hemel?
Vandaag werd ik weer eens op mijn wenken bediend en kreeg ik op mijn werk de film Air voorgeschoteld, van Ben Affleck uit 2023. Ik zou de film zonder enige reserve filosofisch durven noemen, en zeker ook in politieke zin. Filosofisch omdat het zijn in het spel is, zelfs uitdrukkelijk, en politiek omdat de dominante politieke ideologie uit Amerika nu eenmaal de identiteitspolitiek is. Alles draait er om de American dream, de mogelijkheid dat iedereen zijn grootste verlangens kan realiseren. Daarbij hoort wel de vraag wie je eigenlijk bent, dus de identiteit. En de politiek schuilt in de complicaties (zie deze blog) die deze invalshoek voortdurend oproept.
Bij Michael Jordan luiden de antwoorden op deze drie vragen als volgt: 1) hij belichaamt de American dream doordat hij als zwarte sporter klom van een simpel universiteitsteam naar de beste basketballer aller tijden; 2) hij werd pas echt Michael Jordan toen het bedrijf Nike besloot zijn hele verkoopstrategie van een sportschoen te bouwen rondom Jordan, niet alleen het beeld van hem maar de échte Jordan, de Jordan als zodanig, de Jordan zoals hij was; 3) de politiek was in het spel doordat het bedrijf dat in Jordan investeerde door hemzelf, of liever zijn moeder, voor de keus gesteld werd de spelregels om te gooien. Niet alleen de investeerders beslissen over de winst, maar ook Jordan. Jordan niet alleen als hemzelf, maar ook als voorbeeld voor de andere sporters, de sporters met een naam.
Nu is in onze Grieks-christelijke cultuur deze koppeling van de politiek aan een persoonlijke identiteit niets nieuws. We kennen bijvoorbeeld keizer Augustus, de eerste keizer, die ons op Ara Pacis laat delen in zijn familiegeluk, de kinderen spontaan spelend tussen de toga's van de ouders en Augustus zelf. Of denk aan Alexander de Grote die door zijn persoonlijke optreden, vooruitgeduwd door zijn vader en moeder, met zijn drieste veldtochten het lot bepaalde van zowat de hele toenmalige wereld. En op weer een heel andere manier het Jodendom dat ineens voor de keus werd gesteld of het een timmermanszoon uit Galilea moest accepteren als de Messias die het Paradijs zou herstellen.
Wat mij betreft hoeft iets niet per se helemaal nieuw te zijn om me iets te leren over hoe het persoonlijke en de politiek samenhangen. Point taken. Wel heb ik het graag zo specifiek mogelijk. Wat zegt de overwinning van Jordan bij Nike, of van Nike rondom Jordan, over onze politieke cultuur? Hoe hangt dit voorbeeld samen met de identiteitspolitiek die de strategieën van de linkse politiek (en indirect zeker ook de rechtse) nog steeds domineert?
Een aanwijzing in de juiste richting zie ik in het cameraperspectief dat me opviel bij een paar shots en een opvallende scène. Als we een auto zien aankomen zien we eerst een close up van de voet met schoen die uitstapt. Best wel cliché, zeker niet origineel. Maar dat is nu eenmaal Amerikaans, het cliché getuigt van oprechtheid omdat de film zo laat zien dat hij zich niet boven ons stelt. De scène die ik bedoel is die waarin basketbalkenner Sonny Vaccaro na een vergadering op de wc praat met de marketingmedewerker. De marketingman zien we onder de wc-deur, zijn voeten en gezakte broek, Vaccaro staat bij de wasbakken. Het perspectief van onderaf symboliseert de sociale ladder die hoort bij de American dream. We starten allemaal onderaan, en ook de mensen die al veel verder zijn herinneren zich dit perspectief. Ook de CEO zegt op een gegeven moment, als er veel risico moet worden genomen: ja, dat is hoe ik ooit dit bedrijf begon!
Je zou dit perspectief bijna duiden als materialisme in marxistische zin, de oorsprong van al onze geestelijke waarden in de materie en het lichaam, een oorsprong waarnaar we voortdurend kunnen terugkeren om ons te heroriënteren. De zwarte gemarginaliseerde medemens symboliseert dit materialisme vanwege zijn armoedige afkomst en houdt die symbolische positie vol dankzij de relatieve marginalisering van de zwarten in de kapitalistische samenleving. Maar zo simpel ligt het niet, want aan het eind verdient Jordan vele miljoenen en deelt hij volop in de roem en aandacht van de dominante klasse.
De titel van de film ('Air') verraadt een alternatief symbolisch model. Het moment waarmee we ons willen identificeren is noch de afzet, noch de overwinning, maar het moment daartussen, als Jordan vliegt. De swoosh van Nike is zeker ook een vleugel, en dat realiseren we ons ineens wanneer we dat helemaal waren vergeten.
Als je de vliegende mens in een beeld probeert te vangen, denk je bijna meteen aan stijgen of vallen. Maar in tweede instantie kan er zoiets optreden als een momentane blik dat het niet uitmaakt. Als je stijgt weet je dat je daarna weer neerploft, als je aan het vallen bent schuiven de mooiste momenten van je leven aan je voorbij. In de bedrijfsfilosofie van Nike verwoordden ze dit in termen van proces en resultaat. Het proces kan beroerd zijn, maar als het resultaat mooi is vergeet je het proces. En - wat Vaccaro ontdekt - zeker ook andersom: als je middenin een proces zit dat zijn eigen schoonheid kent, lijkt het even weinig uit te maken of je op weg bent naar winst of verlies.
De film verbeeldt voor mij zodoende de ontdekking van een leerproces in het binnenste van het kapitalisme, of - met een beeld van mijn favoriete filosofen Agamben en Deleuze - in de plooien van dat kapitalisme (zie deze blog). Wat we in beeld proberen te krijgen is zeker niet alleen de winst, de groei, de overwinning. Het gaat om het genot van de vlucht, het vliegmoment, de sprong. Hoe fout het daarna ook kan gaan, je kunt terugdenken aan die sprong, het begin, het moment dat je nog kwetsbaar was, dat je nog risico's durfde te nemen. Of dat je niets had, en wel móest.
Rond Jordan zien we nog een andere variant. Hij staat daar ergens linksvoor. De favoriete speler staat rechtsvoor, omringd door vier verdedigers. De man met de bal ziet Jordan en passt naar hem, niet naar de favoriet. Jordan gooit de bal van grote afstand, met nog een paar seconden te gaan, relaxed in de basket. Wereldgoal! Het team kan even geloven dat ze dit tot onderdeel van de strategie hadden gemaakt, dat bedrijven weer kans maken met hun strategieën, en tegelijk dat het leven een feest is als we de gokkers en leiders voor aap zetten.
Die hele Jordan doet er eigenlijk nog het allerminst toe. Hij is op dat moment nog niet echt iemand, hij kan als nummer vier van de wereld hoogstens evengoed worden als die andere drie. Hij is dus ook niet echt nieuw, want die andere drie begonnen ook ooit zo. In de film speelt Jordan bijna geen rol. Oké, hij wil wel even mee naar Nike, maar alleen omdat hij moet van zijn moeder. Hij zegt niets, we zien hem alleen van achteren. De persoon, de identiteit, het is een flodderig dingetje aan touwtjes. Soms zijn die touwtjes flodderig, soms staan ze onder stroom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten